31 Als een man tegen iemand zondigt en een eed moet afleggen* en onder die eed* komt te staan, en hij in dit huis onder ede* voor uw altaar verschijnt,+
31 Wanneer een man tegen zijn naaste zondigt,+ en hij hem werkelijk een vloek oplegt om hem aan de vloek bloot te stellen,+ en hij werkelijk [met betrekking tot] de vloek voor uw altaar komt in dit huis,