2 uit de natiën waarvan Jehovah tot de zonen van I̱sraël had gezegd: „GIJ moogt U niet met hen inlaten,+ en zíȷ́ dienen zich niet met U in te laten; voorwaar, zij zullen UW hart tot het volgen van hun goden neigen.”+ Aan hen hechtte+ Sa̱lomo zich om [hen] lief te hebben.