4 ‘Uw vader heeft ons een zwaar juk* opgelegd.+ Als u het harde werk dat hij ons heeft laten doen en het zware* juk dat hij ons heeft opgelegd lichter maakt, zullen we u dienen.’
4 „Uw vader heeft van zijn kant ons juk hard gemaakt, en wat u aangaat, maak nu de harde dienst van uw vader en zijn zware juk+ dat hij ons heeft opgelegd lichter,+ en wij zullen u dienen.”+