20 Toen liet Elisa de stieren in de steek en rende achter Eli̱a aan. Hij zei: ‘Laat me alstublieft afscheid nemen van* mijn vader en moeder. Dan zal ik u volgen.’ Eli̱a zei tegen hem: ‘Ga maar terug, ik houd je niet tegen.’
20 Daarop liet hij de stieren in de steek en snelde Eli̱a achterna en zei: „Laat mij alstublieft mijn vader en mijn moeder kussen.+ Dan wil ik u gaan volgen.” Hierop zei hij tot hem: „Ga, keer terug; want wat heb ik u gedaan?”