15 En ook het altaar dat te Be̱thel was,+ de hoge plaats die door Jero̱beam,+ de zoon van Ne̱bat, die I̱sraël had doen zondigen,+ was gemaakt, zelfs dat altaar en de hoge plaats slechtte hij. Toen verbrandde hij de hoge plaats; hij verpulverde [ze] tot stof en verbrandde de heilige paal.