14 Toen nam hij het ambtsgewaad van Eli̱a, dat van hem afgevallen was, en sloeg de wateren+ en zei: „Waar is Jehovah, de God van Eli̱a, ja Hij?”+ Toen hij de wateren sloeg, werden ze daarop geleidelijk herwaarts en derwaarts verdeeld, zodat Eli̱sa naar de overkant ging.