7 Want de zonen van Atha̱lia,+ die slechte vrouw, hebben in het huis van de ware God ingebroken,+ en ze hebben alle heilige dingen van het huis van Jehovah voor de Baäls gebruikt.’
7 Want wat Atha̱lia betreft, die goddeloze vrouw, haar eigen zonen+ hadden in het huis van de [ware] God ingebroken,+ en zelfs al de heilige+ dingen van het huis van Jehovah hadden zij aan de Ba̱äls opgedragen.”+