8 En in het achttiende+ jaar van zijn regering, toen hij het land en het huis gereinigd had, zond hij Sa̱fan,+ de zoon van Aza̱lja, en Maäse̱ja, de overste van de stad, en Jo̱ah, de zoon van Jo̱ahaz, de geschiedschrijver, om het huis van Jehovah, zijn God, te herstellen.+