14 Alle hoofden van de priesters en ook het volk maakten zich schuldig aan grote ontrouw. Ze volgden alle afschuwelijke praktijken van de volken, en ze verontreinigden het huis van Jehovah,+ dat hij in Jeruzalem had geheiligd.
14 Zelfs alle oversten van de priesters+ en het volk zelf pleegden op grote schaal ontrouw, overeenkomstig al de verfoeilijkheden+ van de natiën, zodat zij het huis van Jehovah, dat hij in Jeru̱zalem geheiligd had, verontreinigden.+