25 Maar nadat Esther voor de koning was verschenen, gaf die het schriftelijke bevel:+ ‘Laat zijn boosaardige complot tegen de Joden+ op zijn eigen hoofd neerkomen.’ En men hing Ha̱man en zijn zonen aan een paal.+
25 Maar toen E̱sther* vóór de koning kwam, zei hij met het geschreven document:+ „Laat zijn boze plan+ dat hij tegen de joden beraamd heeft, op zijn eigen hoofd terugvallen”;+ en men hing hem en zijn zonen op aan de paal.+