16 Want zowel aan de wijze als aan de dwaas is er geen blijvende herinnering.+ In de dagen die komen wordt iedereen vergeten. En hoe sterft de wijze? Samen met de dwaas.+
16 Want er is tot onbepaalde tijd niet méér gedachtenis aan de wijze dan aan de verstandeloze.+ In de dagen die reeds aanbreken, wordt iedereen stellig vergeten; en hoe zal de wijze sterven? Mét de verstandeloze.+