11 Er stonden 70 oudsten van het huis van Israël voor, onder wie Jaäza̱nja, de zoon van Sa̱fan.+ Elk van hen had zijn wierookvat in zijn hand en er steeg een geurige wierookwolk op.+
11 En zeventig mannen*+ uit de oudere [mannen] van het huis van I̱sraël, te midden van wie Jaäza̱nja,* de zoon van Sa̱fan+ stond, stonden ervoor, ieder met zijn reukvat in zijn hand, en de welriekende geur van de wolk van het reukwerk steeg op.+