14 Nebukadne̱zar zei tegen ze: ‘Is het echt waar, Sa̱drach, Me̱sach en Abedne̱go, dat jullie mijn goden niet vereren+ en dat jullie weigeren het gouden beeld te aanbidden dat ik heb opgericht?
14 Nebukadne̱zar nam het woord en zei tot hen: „Is het werkelijk zo, o Sa̱drach, Me̱sach en Abedne̱go, dat GIJ míȷ́n goden*+ niet dient en het gouden beeld dat ik heb opgericht, niet aanbidt?+