13 Daarop zei Jehovah tegen me: ‘Gooi het in de schatkamer — het vorstelijke bedrag dat ze me waard vinden.’+ Ik pakte dus de 30 zilverstukken en gooide ze in de schatkamer in het huis van Jehovah.+
13 Daarop zei Jehovah tot mij: „Werp het in de schatkist*+ — de majestueuze waarde waarop ik van hun standpunt uit bezien geschat ben.”+ Bijgevolg nam ik de dertig zilverstukken en wierp die in de schatkist in het huis van Jehovah.+