2 Daar brachten ze een verlamde man op een draagbed bij hem. Toen Jezus hun geloof zag, zei hij tegen de verlamde: ‘Houd moed, mijn zoon, je zonden zijn je vergeven.’+
2 En zie! men bracht hem een verlamde, die op een bed lag.+ Toen Jezus hun geloof zag, zei hij tot de verlamde: „Schep moed, kind, uw zonden zijn vergeven.”+
hun geloof zag: Uit het gebruik van het meervoudige voornaamwoord ‘hun’ blijkt dat Jezus het grote geloof van de hele groep zag, en niet alleen dat van de verlamde man.
mijn zoon: Of ‘kind’. Door Jezus gebruikt als een uitdrukking van genegenheid (2Ti 1:2; Tit 1:4; Flm 10).