-
Aantekeningen Mattheüs — Hoofdstuk 22Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
Je moet (...) liefhebben: Het Griekse woord dat hier met ‘liefhebben’ is vertaald, is agapao. Dit werkwoord en het verwante zelfstandig naamwoord agape (liefde) komen in de Griekse Geschriften meer dan 250 keer voor. In 1Jo 4:8 wordt het zelfstandig naamwoord agape gebruikt in de zin ‘God is liefde’. In de Bijbel is God het voornaamste voorbeeld van onzelfzuchtige liefde die door principes wordt geleid. God uit zijn liefde weloverwogen en actief. Er zijn toewijding en daden bij betrokken, niet alleen emoties en gevoelens. Mensen die zo’n liefde tonen doen dat bewust in navolging van God (Ef 5:1). Daarom kan aan mensen het gebod worden gegeven liefde te tonen, zoals in de twee grootste geboden, waarnaar in deze context wordt verwezen. Jezus citeert hier uit De 6:5. In de Hebreeuwse Geschriften wordt liefde meestal aangeduid met het Hebreeuwse werkwoord ʼahev of ʼahav (liefhebben) en het zelfstandig naamwoord ʼahavah (liefde). Ze brengen dezelfde gedachten over als bovenstaande Griekse woorden. In verband met het liefhebben van Jehovah geven deze woorden iemands verlangen weer om God volledig toegewijd te zijn en hem exclusief te dienen. Jezus toonde die liefde op een volmaakte manier. Hij liet zien dat liefde voor God verder gaat dan genegenheid voor hem voelen. Iemands hele leven wordt erdoor beïnvloed — al zijn gedachten, woorden en daden. (Zie aantekening bij Jo 3:16.)
Jehovah: In dit citaat uit De 6:5 komt Gods naam (weergegeven met vier Hebreeuwse medeklinkers, getranslitereerd als JHWH) voor in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst. (Zie App. C.)
hart: Als het woord in een figuurlijke betekenis wordt gebruikt, slaat het meestal op de hele innerlijke mens. Maar als het in combinatie met ‘ziel’ en ‘verstand’ wordt gebruikt, heeft het kennelijk een specifiekere betekenis en duidt het voornamelijk op iemands emoties, verlangens en gevoelens. Deze drie woorden (hart, ziel en verstand) staan niet volledig op zichzelf maar worden in een overlappende betekenis gebruikt om op een zo krachtig mogelijke manier te beklemtonen hoe belangrijk volledige en totale liefde voor God is.
ziel: Of ‘hele wezen’. (Zie Woordenlijst.)
verstand: Dat wil zeggen intellectuele vermogens. Iemand moet zijn verstandelijke vermogens gebruiken om God te leren kennen en te gaan liefhebben (Jo 17:3; Ro 12:1). Dit citaat komt uit De 6:5, waar in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst drie termen worden gebruikt: hart, ziel en kracht. Maar in het verslag van Mattheüs zoals het in het Grieks wordt weergegeven, wordt het woord voor ‘verstand’ gebruikt in plaats van ‘kracht’. Daar kunnen meerdere redenen voor zijn. Ten eerste had het oude Hebreeuws geen specifiek woord voor ‘verstand’ maar was dit concept vaak vervat in het Hebreeuwse woord voor ‘hart’. In de figuurlijke betekenis duidt dit woord op de hele innerlijke mens, met inbegrip van iemands gedachten, gevoelens, opvattingen en motivatie (De 29:4; Ps 26:2; 64:6; zie aantekening bij hart in dit vers). Waar in de Hebreeuwse tekst ‘hart’ wordt gebruikt, wordt daarom in de Griekse Septuaginta vaak het equivalent voor ‘verstand’ gebruikt (Ge 8:21; 17:17; Sp 2:10; Jes 14:13). Nog een reden waarom Mattheüs het Griekse woord voor verstand in plaats van kracht gebruikt kan hebben als hij De 6:5 citeert, is dat het Hebreeuwse woord dat met ‘kracht [of ‘levenskracht’, vtn.]’ wordt weergegeven zowel lichamelijke kracht als verstandelijke of intellectuele vermogens kan omvatten. In ieder geval kunnen deze overlappende betekenissen van de Hebreeuwse en Griekse woorden verklaren waarom de evangelieschrijvers niet precies dezelfde bewoordingen gebruiken als ze Deuteronomium citeren. (Zie aantekeningen bij Mr 12:30 en Lu 10:27.)
-