-
MattheüsIndex van Wachttoren-publikaties 1946-1985
-
-
24:15 w85 1/10 8-13; w84 1/7 17; w84 15/12 13; w83 15/2 3-7; w83 1/5 12; uw 180; w82 15/12 12-22; w81 1/1 23; kc 107; w79 1/5 25; w79 1/12 22-3; w77 69, 268-9; go 150; sl 19; ml 20-1; w75 167, 217; ka 299; g73 22/5 8; w72 174, 178; kj 255, 350; w71 58, 201-3, 206, 216; w70 428; si63 138; w64 599; g63 22/4 23; w62 25, 637; yw 211, 322; w60 26, 212, 472, 608; nh 266; w54 297; w53 359; w48 122; w47 72; na46 23
-
-
Aantekeningen Mattheüs — Hoofdstuk 24Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt: Daniël voorspelde dat ‘het walgelijke ding’ of ’walgelijke dingen’ met verwoesting gepaard zouden gaan (Da 9:27; 11:31; 12:11). Jezus geeft hier aan dat ‘het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt’ nog niet was verschenen. Dat zou in de toekomst gebeuren. En 33 jaar na Jezus’ dood zagen christenen de eerste vervulling van die profetie toen ze een walgelijk ding in een heilige plaats zagen staan. In het parallelverslag in Lu 21:20 staat: ‘Wanneer jullie zien dat Jeruzalem door legertroepen omsingeld is, weet dan dat de verwoesting van de stad dichtbij is.’ In 66 omsingelden heidense Romeinse legertroepen ‘de heilige stad’, Jeruzalem, een plaats die de Joden als heilig bezagen en die het centrum was van de Joodse opstand tegen Rome (Mt 4:5; 27:53). Dat was voor oplettende christenen, die het Romeinse leger met de afgodische banieren herkenden als ‘het walgelijke ding’, het definitieve signaal om ‘naar de bergen te vluchten’ (Mt 24:15, 16; Lu 19:43, 44; 21:20-22). Nadat de christenen waren gevlucht, werd zowel de stad als de natie door de Romeinen verwoest. Jeruzalem werd in het jaar 70 vernietigd, en het laatste Joodse bastion, Masada, werd in 73 door de Romeinen veroverd. (Vergelijk Da 9:25-27.) De uitgebreide eerste vervulling van deze profetie geeft een goede basis voor vertrouwen in de grotere vervulling, waarin Jezus uiteindelijk ‘op de wolken van de hemel komt met kracht en grote majesteit’ (Mt 24:30). Velen gaan voorbij aan de uitspraak van Jezus die laat uitkomen dat Daniëls profetie na Jezus’ tijd in vervulling zou gaan. In navolging van de Joodse traditie passen ze Daniëls profetie toe op de ontheiliging van Jehovah’s tempel in Jeruzalem in 168 v.Chr. door de Syrische koning Antiochus IV (Epiphanes). Antiochus had geprobeerd de aanbidding van Jehovah uit te roeien. Hij had zelfs een altaar gebouwd boven op het grote altaar van Jehovah en varkens geofferd aan de heidense god Zeus Olympios. (Zie aantekening bij Jo 10:22.) Het apocriefe boek 1 Makkabeeën (1:54) gebruikt een uitdrukking die lijkt op de uitdrukking in het boek Daniël (die walgelijke dingen in verband brengt met verwoesting) en past die toe op de gebeurtenis in 168 v.Chr. Maar de Joodse traditie en het verslag in 1 Makkabeeën zijn menselijke interpretaties, geen geïnspireerde openbaringen. Antiochus riep zeker gevoelens van walging op toen hij de tempel ontheiligde, maar zijn aanval leidde niet tot de verwoesting van Jeruzalem, de tempel of de Joodse natie.
heilige plaats: Duidt in de eerste vervulling van deze profetie op Jeruzalem en de tempel. (Zie aantekening bij Mt 4:5.)
(lezer, gebruik inzicht): Lezers moeten altijd inzicht gebruiken als ze Gods Woord bestuderen, maar blijkbaar is het nodig extra alert te zijn op de toepassing van dit gedeelte van Daniëls profetie. Jezus maakte zijn toehoorders erop attent dat de vervulling van deze profetie niet in het verleden maar nog in de toekomst lag. (Zie aantekening bij het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt in dit vers.)
-