-
Aantekeningen Lukas — Hoofdstuk 19Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
geld: Zie aantekening bij Mt 25:18.
bank: In de parabel van de minen in Lukas’ evangelie en in de illustratie over de talenten in Mattheüs’ evangelie had Jezus het over een bank en over bankiers die rente gaven over geld dat bij hen in bewaring was gegeven (Mt 25:14-30; Lu 19:12-27). Het Griekse woord trapeza, hier weergegeven met ‘bank’, betekent letterlijk ‘tafel’ (Mt 15:27). In verband met geldzaken, zoals bij de geldwisselaars, duidt het woord op een tafel of bank waarop munten lagen uitgestald (Mt 21:12; Mr 11:15; Jo 2:15). In de eerste eeuw waren er veel bankiers of geldschieters in Israël en omliggende landen.
rente: Het vragen van rente op leningen aan behoeftige mede-Joden was bij de wet verboden (Ex 22:25), maar rente op leningen aan buitenlanders was wel uitdrukkelijk toegestaan, waarschijnlijk voor handelsdoeleinden (De 23:20). In Jezus’ tijd was het blijkbaar gebruikelijk om rente te ontvangen op bedragen die bij geldschieters gedeponeerd waren.
-