-
Aantekeningen Johannes — Hoofdstuk 1Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
Jij bent Simon: Simon wordt in de Bijbel op vijf manieren aangeduid. (Zie aantekeningen bij Mt 4:18 en 10:2.) Bij deze gelegenheid komt Jezus Simon kennelijk voor het eerst tegen en geeft hij hem de naam Cefas, van het Semitische Kefa, dat misschien verwant is aan het Hebreeuwse kefim (rotsen) in Job 30:6 en Jer 4:29. De evangelieschrijver Johannes geeft hier ook een uitleg: dat vertaald wordt met Petrus, van Petros, een Griekse naam die ‘rotsblok’, ‘steen’ betekent. In de Bijbel is Simon de enige die zowel deze Semitische naam als deze Griekse naam heeft. Jezus, die kon onderscheiden dat Nathanaël een man was ‘in wie geen bedrog was’ (Jo 1:47; 2:25), kon ook onderscheiden wat voor man Petrus was. Vooral na Jezus’ dood en opstanding bewees Petrus dat hij een rots in de branding was, een versterkende en stabiliserende factor in de gemeente (Lu 22:32; Han 1:15, 16; 15:6-11).
Johannes: Volgens sommige oude manuscripten wordt de vader van Petrus hier Johannes genoemd. In andere oude manuscripten wordt hij Jona genoemd. In Mt 16:17 spreekt Jezus Petrus aan als ‘Simon, zoon van Jona’. (Zie aantekening bij Mt 16:17.) Volgens sommige geleerden zijn de Griekse vormen van de namen Johannes en Jona een andere spelling van dezelfde Hebreeuwse naam.
-