-
Aantekeningen Johannes — Hoofdstuk 17Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
Heilige Vader: Deze uitdrukking komt in de Bijbel alleen hier voor en wordt als aanspreekvorm voor Jehovah gebruikt. De uitdrukking wordt nooit gebruikt voor een mens. (Vergelijk Mt 23:9.)
uw naam, die u mij gegeven hebt: De naam Jezus komt overeen met de Hebreeuwse naam Jesua, een verkorte vorm van Jehosua, dat ‘Jehovah is redding’ betekent. In overeenstemming daarmee beklemtoont Jezus in dit hoofdstuk twee keer dat hij de naam Jehovah heeft bekendgemaakt (Jo 17:6, 26). In de Bijbel duidt het woord naam soms ook op de persoon zelf, zijn reputatie, zijn eigenschappen en alles wat hij zelf zegt dat hij is. (Zie aantekeningen bij Mt 6:9 en Jo 17:6.) Jezus droeg dus een naam waarin Gods naam ligt opgesloten, maar kennelijk had hij ook in andere opzichten de naam Jehovah gekregen. Jezus was bijvoorbeeld een volmaakte afspiegeling van de persoonlijkheid van zijn Vader (Jo 14:9). Bovendien kwam Jezus in de naam van zijn Vader en deed hij krachtige werken in die naam (Jo 5:43; 10:25).
één: Of ‘in eenheid’. Jezus bad of zijn ware volgelingen ‘één’ mochten zijn in hun samenwerking aan hetzelfde doel, net zoals hij en zijn Vader ‘één’ zijn door hun samenwerking en eenheid van denken. De gedachten die in dit gebed worden geuit, doen denken aan Jezus’ woorden in Jo 10:30. Daar zegt hij dat hij en de Vader ‘één zijn’ wat betreft de zorg voor zijn discipelen, zijn ‘schapen’, die zijn Vader hem heeft gegeven (Jo 10:25-30; 17:2, 9). Het Griekse woord voor één is hier onzijdig (wat op ‘één ding’ duidt) en niet mannelijk (wat op ‘één persoon’ duidt). (Zie aantekening bij Jo 10:30.)
-