-
Aantekeningen Johannes — Hoofdstuk 19Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
vriend van caesar: Deze eretitel werd vaak gegeven aan gouverneurs van een Romeinse provincie. In deze context gebruikten de Joodse leiders de term kennelijk in algemene zin. Ze insinueerden ermee dat Pilatus zelf een veroordeling wegens het gedogen van hoogverraad riskeerde. De toenmalige caesar was Tiberius, een keizer die de reputatie had dat hij iedereen terechtstelde die hij van ontrouw verdacht, zelfs hoge ambtenaren. Een voorbeeld is Lucius Aelius Seianus (Sejanus), die commandant van de pretoriaanse lijfwacht was en officieel de titel ‘vriend van caesar’ had. Hij kon bezien worden als degene die in rang direct na Tiberius kwam. Pilatus was een gunsteling van de invloedrijke Sejanus. Zolang Sejanus aan de macht was, beschermde en steunde hij Pilatus. Maar in 31 keerde Tiberius zich tegen Sejanus. Hij beschuldigde hem van opruiing en gaf opdracht hem en zijn aanhangers terecht te stellen. Dat gebeurde kort voordat Jezus voor Pilatus verscheen. Pilatus’ leven liep dus gevaar als de sadduceeën een klacht indienden bij de keizer, vooral als hij ervan beschuldigd werd ‘geen vriend van caesar’ te zijn. Pilatus had de Joden al geërgerd en kon het dus niet riskeren nog meer irritatie te veroorzaken. Een beschuldiging van ontrouw kon hij al helemaal niet gebruiken. Blijkbaar liet Pilatus zich dus uit angst voor de jaloerse keizer overhalen om het doodvonnis uit te spreken over Jezus, een man van wie hij wist dat hij onschuldig was.
caesar: Zie aantekening bij Mt 22:17.
-