-
Aantekeningen Handelingen — Hoofdstuk 13Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
die God aanbaden: Het Griekse sebomai, dat hier is weergegeven met ‘die God aanbaden’, betekent ‘aanbidden’, ‘vereren’. Het kan ook worden vertaald met ‘godvrezend’, ‘vroom’. (Zie aantekening bij Han 13:50.) De Syrische Pesjitta vertaalt het met ‘die ontzag voor God hadden’. Eén vertaling van de Griekse Geschriften in het Hebreeuws (in App. C4 J18 genoemd) gebruikt hier Gods naam, en de volledige uitdrukking kan worden weergegeven met ‘die ontzag voor Jehovah hadden’.
de onverdiende goedheid van God: Gezien zijn achtergrond als tegenstander van Jezus en zijn volgelingen (Han 9:3-5) had Paulus alle reden om Jehovah’s onverdiende goedheid te beklemtonen. (Zie Woordenlijst.) Paulus besefte dat hij zijn dienst alleen kon uitvoeren dankzij Gods onverdiende goedheid (1Kor 15:10; 1Ti 1:13, 14). Toen hij samenkwam met de ouderlingen uit Efeze, had hij het twee keer over die eigenschap (Han 20:24, 32). In zijn 14 brieven heeft Paulus het zo’n 90 keer over ‘onverdiende goedheid’, veel vaker dan de andere Bijbelschrijvers. Hij vermeldt Gods of Jezus’ onverdiende goedheid bijvoorbeeld in de aanhef van al zijn brieven behalve zijn brief aan de Hebreeën, en hij gebruikt de term ook in het besluit van al zijn brieven.
-