-
Aantekeningen Handelingen — Hoofdstuk 20Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
nederigheid: Of ‘ootmoedigheid van geest’. Deze eigenschap omvat afwezigheid van trots of arrogantie. Nederigheid blijkt uit de manier waarop iemand zichzelf in verhouding tot God en anderen beziet. Het is geen zwakheid maar een instelling waar God blij mee is. Christenen die echt nederig zijn, kunnen in eenheid met elkaar samenwerken (Ef 4:2; Fil 2:3; Kol 3:12; 1Pe 5:5). In de Griekse Geschriften wordt het woord tapeinofrosune gebruikt, dat hier is vertaald met ‘nederigheid’. Het is afgeleid van de woorden tapeinoo (laag maken) en fren (de geest). Het verwante tapeinos is vertaald met ‘nederig’ (Mt 11:29) en ‘nederige mensen’ (Jak 4:6; 1Pe 5:5; zie aantekening bij Mt 11:29).
-