5 Tegen wie van de engelen heeft God bijvoorbeeld ooit gezegd: ‘Jij bent mijn zoon, vandaag ben ik je vader geworden’?+ Of: ‘Ik zal zijn vader worden, en hij zal mijn zoon worden’?+
5 Tot wie van de engelen heeft hij bijvoorbeeld ooit gezegd: „Gij zijt mijn zoon; heden ben ík uw vader geworden”?+ En wederom: „Ík zal zijn vader worden, en híȷ́ zal mijn zoon worden”?+