Voetnoot
a „Het fundamentele verschil [tussen Jezus en de Farizeeën] wordt alleen duidelijk in het licht van de twee tegengestelde opvattingen over God. Volgens de Farizeeën is God voornamelijk iemand die eisen stelt; volgens Jezus is hij goedgunstig en meedogend. De Farizeeër ontkent uiteraard niet Gods goedheid en liefde, maar volgens hem kwamen deze tot uiting in de gave van de Thora [Wet] en in de mogelijkheid om te volbrengen wat daar wordt geëist. . . . Het opvolgen van de mondelinge overlevering, met haar uitlegging van de wet, werd door de Farizeeër gezien als de manier om de Thora te volbrengen. . . . Jezus’ verhoging van het tweevoudige gebod van liefde (Matt. 22:34-40) tot norm voor interpretatie en zijn verwerping van de bindende aard van de mondelinge traditie . . . bracht hem in conflict met farizeïsche haarkloverij.” — The New International Dictionary of New Testament Theology.