Wolf
Wolf
De wolven (Canis lupus) in Israël zijn vooral ’s nachts actief (Hab 1:8). Deze roofdieren zijn woest, vraatzuchtig, brutaal en inhalig en doden vaak meer schapen dan ze kunnen eten of wegslepen. In de Bijbel worden de kenmerken en gewoonten van dieren vaak figuurlijk gebruikt voor zowel wenselijke als minder wenselijke eigenschappen. In Jakobs sterfbedprofetie bijvoorbeeld wordt de stam Benjamin figuurlijk beschreven als iemand die vecht als een wolf (Ge 49:27). Maar meestal wordt de wolf gebruikt om onwenselijke eigenschappen af te beelden als wreedheid, hebzucht, boosaardigheid en sluwheid. Enkelen die met wolven worden vergeleken zijn valse profeten (Mt 7:15), boosaardige tegenstanders van de christelijke prediking (Mt 10:16; Lu 10:3) en valse leraren die de christelijke gemeente van binnenuit zouden aanvallen (Han 20:29, 30). Herders wisten heel goed hoe gevaarlijk wolven waren. Jezus had het over ‘een gehuurde knecht’ die ‘de schapen in de steek laat en vlucht als hij een wolf ziet komen’. Maar Jezus is niet als de gehuurde knecht, die ‘niet om de schapen geeft’. Hij is ‘de goede herder’ die ‘zijn leven voor de schapen heeft gegeven’ (Jo 10:11-13).