God liet zich door ons vinden
TOEN koning David op het punt stond het koningschap over te dragen aan zijn zoon Salomo, gaf hij hem deze raad: „Ken de God van uw vader en dien hem met een onverdeeld hart en met een bereidwillige ziel; want Jehovah doorzoekt alle harten, en elke neiging van de gedachten onderscheidt hij. Indien gij hem zoekt, zal hij zich door u laten vinden; maar indien gij hem verlaat, zal hij u voor eeuwig verstoten.” — 1 Kronieken 28:9.
Wij hebben dat persoonlijk ondervonden. Wij zochten God en wij vonden hem inderdaad — maar pas na veel verkeerde wegen ingeslagen te zijn. Wij geloven dat Jehovah onderscheidde hoe sterk de neigingen van onze gedachten op hem en zijn dienst gericht waren, en hij liet zich door ons vinden. Dat is als volgt gegaan.
Wij waren met vier broers, opgegroeid in Florida (VS). Onze vader maakte lange dagen als kok om de kost voor het gezin te verdienen, Moeder zorgde voor een aangename sfeer in huis en wij vieren deden van alles om het gezinsinkomen aan te vullen — grasmaaien en kranten bezorgen bijvoorbeeld. Moeder was katholiek en Vader baptist. Wij geloofden allemaal in God en de bijbel maar deden er niets aan en wij gingen zelden naar de kerk. Het was in het begin van de jaren ’70, toen vrede, wijd uitlopende spijkerbroeken, lang haar en rockmuziek erg in waren. Dat alles was van invloed op ons leven.
Pas in 1982 kregen twee van ons, Scott en Steve — respectievelijk 24 en 17 jaar — serieuze belangstelling voor de bijbel, en wij gingen ons steeds meer zorgen maken over de verslechterende wereldtoestanden. Scott had een eigen bouwbedrijf. Het liep goed en wij betrokken dan ook samen een flat. Wij waren dat eeuwige rondhangen in bars en die manier van leven beu geworden en wisten dat het gras ergens groener moest zijn. Wij kregen honger naar geestelijke zaken. Het regelmatig lezen in onze bijbel droeg ertoe bij dat wij naar meer kennis en inzicht in Gods Woord gingen verlangen.
Wij begonnen ’s zondags naar verschillende kerken te gaan. In de kerken die wij bij ons in de buurt in Lake Worth (Florida) bezochten, ging de zondagse preek 25 minuten lang over geld geven. „Geef edelmoedig, tast diep in uw buidel”, zei de predikant dan, half over het spreekgestoelte geleund. Vaak ging de geldschaal drie keer tijdens één dienst rond, met als resultaat dat velen volkomen blut vertrokken. Wij gingen naar veel kerken, maar wij troffen overal slechts rondgaande collecteschalen en gezellige bijeenkomsten aan.
Gewaarschuwd voor Jehovah’s Getuigen
Wij raakten wel geïndoctrineerd met wat, naar wij dachten, fundamentele bijbelse leerstellingen waren en wij aanvaardden ze omdat de leraren beroepstheologen waren. Een van de lessen ging over sekten in Amerika en boven aan de lijst stonden Jehovah’s Getuigen. Wij werden gewaarschuwd dat zij niet in Jezus geloofden, dat zij hun eigen bijbel hadden, dat zij niet naar de hemel gingen en dat zij geloofden dat er geen hel bestond. Dit alles bracht ons natuurlijk tot de conclusie dat de Getuigen het bij het verkeerde eind hadden.
Zo langzamerhand waren wij heel vurig, maar niet overeenkomstig nauwkeurige kennis (Romeinen 10:2). Wij wisten wel wat Jezus in Mattheüs 28:19, 20 had gezegd — wij moesten het goede nieuws prediken en discipelen maken. In die tijd gingen wij naar een 2000 leden tellende kerk die Bible Town heette, waar wij tot een jeugdgroep behoorden van zo’n honderd jongeren tussen de zeventien en dertig jaar. Scott probeerde hen tot een of andere vorm van prediking te bewegen — maar tevergeefs.
Dus begonnen wij onze eigen predikcampagne. Scott kwam op het idee een kraampje op te zetten op de plaatselijke vlooienmarkt en traktaten en bijbels uit te delen. En dus gingen wij aan de slag. Wij togen naar een plaatselijke „christelijke” boekhandel en kochten een flinke voorraad traktaten en bijbels, gingen naar een vlooienmarkt, zetten twee zaagbokken neer, legden er een plaat multiplex op, stalden er onze traktaten en bijbels op uit en probeerden „daders van het woord en niet alleen hoorders” te worden. — Jakobus 1:22.
Naarmate de weken verstreken, breidde de zogenoemde vlooienmarktevangelisatie zich uit, waarbij wij zowel Engelse als Spaanse lectuur aanboden. Ook hadden wij bijbels, dertig verschillende traktaten en zelfs speldjes met de tekst „God houdt van je”. Korte tijd later kocht Scott een apparaat voor overdrukplaatjes om daarmee korte bijbelse boodschappen op T-shirts te drukken — zinnetjes als: „Hebt u vandaag uw bijbel gelezen?”, „Wilt u weten waarom ik glimlach? Ik heb Jezus in mijn hart”, en nog veel meer. Wij hadden er ook een waarop „Openbaring” stond, met een afbeelding van de vier ruiters.
Wij dachten dat wij op die manier een stil getuigenis gaven en droegen de shirts overal. Elke zaterdag en zondag, van 8 uur ’s ochtends tot 1 uur ’s middags, waren er tekenen van onze vlooienmarktevangelisatie te zien. Als u over een parkeerterrein liep en traktaten op de auto’s zag zitten, dan waren wij daar geweest. Alle lectuur werd gegeven op basis van vrijwillige bijdragen, hoewel er zelden iets binnenkwam. Toen wij in een bepaald jaar de uitgaven over dat jaar optelden, kwamen wij op ruim $10.000.
Een ontmoeting met een van Jehovah’s Getuigen
Toen wij op een keer aan het zwemmen waren aan een van de stranden in Bonita Springs, kwam er een oudere man naar ons toe die zei dat hij bumperstickers op onze truck had gezien en onze T-shirts had opgemerkt. Hij begon over de bijbel te praten en aan de hand van de Schrift te redeneren. Hij bracht het punt in Handelingen 2:31 ter sprake en vroeg: „Als er een brandende hel zou zijn en als daar alleen slechte mensen heen gingen, waarom zegt de bijbel dan dat Jezus er was?” Hij ging door en besprak nog veel meer schriftplaatsen. Uiteindelijk zei Scott: „U moet een van Jehovah’s Getuigen zijn.” Hij antwoordde: „Dat klopt.” Daarop zei Scott: „Jullie geloven niet in Jezus.” De daaropvolgende twintig minuten sprak de Getuige over Jezus, maar om de een of andere reden maakte het geen indruk op ons.
Wij gingen in de weekends door met de vlooienmarktevangelisatie. Al drie jaar deden wij dit nu — steeds in de overtuiging dat wij de waarheid hadden en het juiste deden. Wij gingen nog steeds naar kerken, iedere zondagavond naar een andere, en waren nooit tevreden over een van de kerken die wij hadden bezocht. Er kwam een eind aan de kerken die wij konden bezoeken, dus besloten wij op een avond naar een van de „kerken van Jehovah’s Getuigen” te gaan, zoals wij het noemden. Wij zouden tot hen prediken over Jezus. Wij vonden het adres in het telefoonboek en gingen er op een zondagavond heen. Toen wij merkten dat zij niet zoals alle andere kerken een dienst op zondagavond hadden, concludeerden wij dat zij echt niet in Jezus geloofden. Op het bord met de vergadertijden zagen wij de maandagavondboekstudie staan. Dus kwamen wij terug, gewapend met onze bijbels en met onze T-shirts aan. Wij herinneren ons nog dat het een paar minuten duurde voordat wij beslist hadden welk van de T-shirts wij aan zouden trekken — welk shirt een goed getuigenis zou zijn. Wij arriveerden er wat aan de vroege kant, en enkele broeders stapten op ons af. Zij waren hartelijk en vriendelijk. Wij raakten onmiddellijk in een zwaar gesprek verwikkeld over Openbaring. Zij vroegen ons voor de bijeenkomst te blijven. Zij gaven ons het boek Verenigd in de aanbidding van de enige ware God en wij gingen zitten.a Een broeder opende de studie met gebed.
Wij luisterden aandachtig. Aan het eind zei hij: „In Jezus’ naam. Amen.” Wij keken elkaar in opperste verbazing aan. „Hebben we dat goed gehoord? Hij bad in Jezus’ naam!” Toen was het alsof ons de schellen van de ogen vielen. Als onze hartetoestand goed was, was het nu de tijd om te luisteren. De broeder vroeg alle aanwezigen hoofdstuk 21 van het Verenigde aanbidding-boek op te slaan, dat ging over Jezus en helemaal geen deel van de wereld zijn. Wij hadden geen betere studie kunnen treffen. Ze ging over Jezus’ leven en bediening, de laatste dagen en neutraliteit. Wij hoorden jongeren veel punten naar voren brengen die wij nooit geweten hadden. En opnieuw bad de broeder, tot slot van de vergadering, in Jezus’ naam!
Wij worden geestelijk gevoed
Wij waren dorstend naar de waarheid de zaal ingelopen, en daar was ze, zo dichtbij. Wij gingen weg in het besef dat wij geestelijk gevoed waren, en nooit weer hebben wij een voet in een kerk gezet. De avond daarop zagen wij, terwijl wij in een wasserette onze was deden, een grote stapel uitgaven van De Wachttoren en Ontwaakt! bij de frisdrankautomaat liggen — minstens 150. Wij hadden ze nooit willen lezen, maar nu pakten wij alles bij elkaar omdat een heleboel onderwerpen onze interesse hadden.
In een van de artikelen werd gevraagd: „Gelooft u in de Drieëenheid?” In een ander: „Bestaat er werkelijk een hel?” In een Ontwaakt! stond een artikel over beelden. Die avond las Steve het artikel over de Drieëenheid, deed veel nazoekwerk, zocht alle schriftplaatsen op en zag in wat hij te weten kwam reden om Scott om half een ’s nachts wakker te maken. De dag daarop, woensdag, las Steve na zijn werk het artikel over de hel. Daarin werd Johannes 11:11 beredeneerd, waar Jezus zei dat Lazarus sliep. Toen Steve Scott zag, zei hij: „Mijn bijbel leert niet dat er een brandende hel bestaat.” Na de Ontwaakt! over beelden en de verschillende soorten kruisen gelezen te hebben, gooiden wij de onze op een vuilniskar en zagen hoe ze werden weggereden. Wij keken elkaar aan, schudden ons hoofd en glimlachten. Wij wisten dat wij iets heel bijzonders hadden gevonden — de waarheid.
Een dag later werden er twee dozen bezorgd. Daarin zaten 5000 traktaten met de boodschap dat als je geen berouw had, je naar de hel ging. Nu wisten wij dat veel van deze traktaten niet klopten met de bijbelse leer. Wat beduusd woonden wij op maandagavond de boekstudie weer bij en namen veel van onze traktaten mee. Wij vroegen: „Is deze oké?” Op een avond namen wij ze allemaal door. Al gauw lag er een hele stapel traktaten op de grond; niet een ervan bleek te rijmen met de bijbelse leer. Wij deden ze allemaal weg. Wij wisten dat ons pasgevonden geloof ons leven betekende en het leven van degenen tot wie wij predikten. Wij wilden weg om de bijbel te bestuderen zonder door iets of iemand gehinderd te worden.
Wij trokken naar Alaska. Op onze eerste vergadering daar vroegen wij aan een ouderling of hij elke dag met ons wilde studeren. Ik denk dat alle aanwezigen dat hoorden. Wij maakten goede vorderingen, studeerden het Eeuwig leven-boek uit en wilden op een van de tweedaagse vergaderingen gedoopt worden.* Maar wij moesten nog even wachten. Het was onze bedoeling te gaan pionieren. Onverwacht werd onze vader ziek en moesten wij naar Florida terug om bij te springen.
Voortgang tot geestelijke rijpheid
In Florida gingen wij goed vooruit, studeerden het Verenigde aanbidding-boek uit en werden vervolgens in 1987 gedoopt. Dat was elf maanden nadat wij begonnen waren. Onmiddellijk stonden wij zes maanden in de hulppioniersdienst en werden toen gewone pionier. Precies anderhalf jaar later werden wij allebei als dienaar in de bediening aangesteld. Twee jaar na onze doop dienden wij op Brooklyn-Bethel, waar Scott nu nog dient en al twee jaar Chinees leert. Steve dient nu in Moskou (Rusland) als gewone pionier. Wij hebben allebei geconstateerd dat de waarheid en het zoeken ernaar volkomen beantwoorden aan de beschrijving ervan in Spreuken 2:1-5: „Mijn zoon, indien gij mijn woorden aanneemt en míjn geboden als een schat bij u weglegt, om met uw oor aandacht te schenken aan wijsheid, opdat gij uw hart neigt tot onderscheidingsvermogen; indien gij bovendien om het verstand zelf roept en om het onderscheidingsvermogen zelf uw stem verheft, indien gij ernaar blijft zoeken als naar zilver, en gij er als naar verborgen schatten naar blijft speuren, in dat geval zult gij de vrees voor Jehovah begrijpen, en de kennis van God zult gij vinden.”
Hoe Steve in Moskou belandde
Wonend in New York, waar het kennen van een extra taal de prediking interessanter zou maken — en denkend dat Jehovah misschien spoedig de deur naar Rusland zou openen — besloot ik Russisch te gaan leren. Ik begon toen, terwijl ik op Brooklyn-Bethel diende, de Russische boekstudie bij te wonen. Er was maar één Russische boekstudiegroep die op vrijdag bijeenkwam. Naarmate de tijd verstreek, raakte ik nauwer betrokken bij de Russische groep. Ik vergezelde hen bij de prediking, die zeer aangenaam was wegens de hartelijkheid van de Russen. Ik schreef naar de Dienstafdeling met het verzoek naar de Russische groep overgeplaatst te worden. Tot mijn grote vreugde stemden zij daarin toe.
Op een dag bij de ochtendaanbidding op Bethel vertelde de president van de Watch Tower Bible and Tract Society, Milton G. Henschel, aan de familie dat er een bijzondere mededeling zou volgen. Daarop maakte hij bekend dat Jehovah’s Getuigen wettelijk erkend waren in Rusland en dat onze broeders nu vrijheid van aanbidding zouden genieten. Ik denk niet dat iemand die op die ochtend op Bethel was, de vreugde zal vergeten die wij voelden bij het horen van zulk geweldig nieuws. Ik dacht op dat moment dat het een groots voorrecht zou zijn, in dat uitgestrekte nieuwe gebied te werken.
Ik begon te corresponderen met een Russische broeder, Volodeja geheten, die in Krasnodar (Rusland) woont. Hij nodigde mij uit voor een bezoek aan Rusland. Dus pakte ik in juni 1992 mijn koffers en ging op weg naar Moskou. Bij aankomst was ik heel blij broeder Volodeja mij te zien opwachten op de luchthaven. Ik logeerde bij broeder Stephan Levinski — 45 jaar in de waarheid. Hij was de eerste Getuige die ik in Moskou ontmoette en hij had heel wat jaren in de gevangenis gezeten wegens zijn standpunt voor de waarheid. De gastvrijheid van de broeders was echt geweldig.
En daar was ik nu in Moskou, zonder de taal goed te kennen. In die tijd waren er maar vier gemeenten en alle broeders schenen elkaar te kennen. Uiteindelijk heb ik ook de goede manier ontdekt om mijn visa verlengd te krijgen. Af en toe kan ik werken om mijn onkosten te bestrijden. Het grootste probleem dat ik had, was voldoende Russisch te leren om een gesprek te voeren en geestelijk gevoed te worden op de vergaderingen. Dat heeft tijd gekost en uiteraard werk ik er nog steeds aan.
Ik heb het voorrecht gehad veel grote vergaderingen bij te wonen en getuige te zijn van een verbazingwekkende groei en recordaantallen dopelingen. Het zien van de pure ijver van onze broeders hier is een ontzaglijk geloofversterkende ervaring. Dat zou ik voor niets willen ruilen. Veel van de broeders en zusters die ik leerde kennen die nog maar net studeerden of pas gedoopt waren toen ik hier kwam, dienen nu als volle-tijdpioniers, als dienaren in de bediening of als Bethelieten in Solnetsjnoje, bij Sint-Petersburg.
De gemeente waarmee ik verbonden ben, heeft elke zondag 530 aanwezigen, zodat de zaal dan stampvol is, en elke maand hebben wij gemiddeld 12 nieuwe niet-gedoopte verkondigers. De laatste telling was 380 verkondigers, 3 ouderlingen en 7 dienaren in de bediening. Onze gemeente rapporteert meer dan 486 huisbijbelstudies. In februari 1995 had ik het voorrecht onze 29 gemeenteboekstudies te bezoeken om een dienstlezing te houden. Ik bezocht 4 groepen per week. Voor elke grote vergadering hebben wij het ook erg druk met de vragen voor doopkandidaten. In mei 1995 hadden wij een speciale dagvergadering waar 30 uit onze gemeente gedoopt werden. Het totale aantal dopelingen was 607, terwijl het aanwezigenaantal ongeveer 10.000 bedroeg. Op het districtscongres afgelopen zomer waren er 24 uit onze gemeente onder de 877 dopelingen! Wij hebben 13 pioniers in de gemeente en 3 speciale pioniers. Met elkaar rapporteren zij zo’n 110 studies! Op het moment hebben wij 132 niet-gedoopte verkondigers.
Op onze Gedachtenisviering in 1995 hadden wij 1012 aanwezigen! Het Genootschap heeft pas een Poolse broeder, Mateysh, naar onze gemeente gestuurd. Hij heeft de Bedienarenopleidingsschool doorlopen en zal een grote hulp zijn. Wij hebben nu drie ouderlingen. De gemeente zal dus gesplitst worden, en ons gebied — met een bevolking van bijna een miljoen — zal in tweeën gedeeld worden. Elk van beide gemeenten zal zo’n 200 verkondigers tellen. De ene gemeente zal twee ouderlingen hebben en de andere één. Er nadert weer een grote vergadering, dus zijn wij nu de vragen aan het doornemen met de 44 die dan klaar zullen zijn voor de doop. Het klinkt ongelofelijk! Een waar geestelijk paradijs! Het is verbazingwekkend! Het is echt Jehovah’s hand die aan het werk is. Zijn wagen schijnt nu door Rusland te snellen. Sinds oktober 1995 zijn er zo’n veertig gemeenten in Moskou. Het aantal zou gemakkelijk tweemaal zo groot kunnen zijn als er voldoende ouderlingen waren.
De dagen van onze vlooienmarktevangelisatie liggen ver achter ons. Scott zit op Brooklyn-Bethel, Steve dient als ouderling in een van de gemeenten van Moskou, en allebei zijn wij heel dankbaar dat God zich door ons heeft laten vinden. Wij bidden of miljoenen hem nog mogen zoeken en of God zich ook door hen wil laten vinden. — Verteld door Scott en Steve Davis.
[Voetnoten]
a Uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
[Illustratie op blz. 12]
Scott
[Illustratie op blz. 13]
Steve
[Illustratie op blz. 15]
Een Moskouse gemeente telt elke zondag ruim 530 aanwezigen