Geloof in God — Is dat voldoende?
„GELOOFT u in God of een universele geest?” vroeg de vermaarde opinieonderzoeker George Gallup Jr. Het zal voor sommigen een verrassing zijn dat 95 procent van de ondervraagden, zowel volwassenen (boven de dertig jaar) als tieners, de vraag met ja beantwoordde! Maar in welke mate leidt dat geloof tot daden? Blijkbaar niet noemenswaard. Want de heer Gallup berichtte dat op de aan een aantal jonge volwassenen gestelde vraag: „In hoeverre zijn uw geloofsovertuigingen op uw dagelijkse denk- en handelwijze van invloed?” slechts 26 procent antwoordde met „in belangrijke mate”.a — The Search for America’s Faith, door George Gallup Jr. en David Poling.
Het is dus duidelijk dat louter geloof in God niet voldoende is. De discipel Jakobus schreef: „Gij gelooft toch dat er één God is? Daaraan doet gij heel goed. En toch geloven de demonen ook en zij sidderen. . . . Geloof afgescheiden van werken [is] inactief” (Jakobus 2:19, 20). Anderzijds vertelt de bijbel over mannen die meer opbrachten dan louter geloof. Henoch bijvoorbeeld „bleef met de ware God wandelen” (Genesis 5:24). Tussen Henoch en zijn God ontwikkelde zich dus zo’n hechte band dat zij als het ware samen wandelden! Maar waarom werd Henoch met deze unieke verhouding begunstigd? In de eerste plaats leidde Henoch een rechtvaardig leven, hoewel hij omringd was door een ontaarde religieuze atmosfeer, waar schokkende „goddeloze daden” aan de orde van de dag waren. Moedig en openhartig stelde hij de kwalijke praktijken van zijn tijdgenoten aan de kaak door te profeteren: „Zie! Jehovah is met zijn heilige myriaden gekomen om aan allen het oordeel te voltrekken en om alle goddelozen schuldig te verklaren betreffende al hun goddeloze daden die zij op goddeloze wijze bedreven hebben, en betreffende alle ergerlijke dingen die goddeloze zondaars tegen hem hebben gesproken.” — Judas 14, 15.
Door met God te wandelen, stelde Henoch zich aan ernstig gevaar bloot. Blijkbaar spanden zijn vijanden samen om hem te vermoorden en een eind te maken aan zijn ergerlijke geprofeteer. De God met wie hij wandelde, greep echter in. De bijbel zegt: „Door geloof werd Henoch overgebracht, opdat hij de dood niet zou zien, en hij was nergens te vinden, omdat God hem had overgebracht.” Ja, „God nam hem weg” in de dood, klaarblijkelijk om hem een gewelddadige dood door de hand van zijn vijanden te besparen. — Hebreeën 11:5, 13; Genesis 5:24; vergelijk Johannes 3:13.
Noach was ook een man die ’met de ware God wandelde’. Net als Henoch was „Noach . . . een rechtvaardig man. Hij betoonde zich onberispelijk onder zijn tijdgenoten” (Genesis 6:9). En dit ondanks het feit dat in zijn dagen de losbandigheid welig tierde en het geweld hoogtij vierde. Noach spreidde echter godvruchtige vrees tentoon en onderscheidde zich als „een prediker van rechtvaardigheid”. Daarom bewaarde God hem en zijn gezin toen hij een grote vloed over die wereld in de oudheid bracht! — 2 Petrus 2:5; Hebreeën 11:7; Genesis 6:5, 11.
Is Gods uitnodiging om met hem te wandelen nog steeds van kracht? Ja zeker! De apostel Paulus zei dat God „niet ver is van een ieder van ons”, mits wij slechts „naar hem tasten en hem werkelijk vinden” (Handelingen 17:27). Maar hoe kunnen wij dit doen? En wat houdt wandelen met God precies in?
[Voetnoten]
a Negenendertig procent antwoordde met „enigszins”, 14 procent zei „nauwelijks” en 12 procent zei „helemaal niet”.