Een wereldomvattende vloed — Met welke betekenis voor u?
TOT het midden van de negentiende eeuw waren de meeste mensen in de christenheid de overtuiging toegedaan dat eens bijna al het aardse leven door een wereldomvattende vloed was weggevaagd. Het bekendste verslag hierover treft men in de bijbel aan, waarin staat dat slechts acht mensen en een geselecteerde dierenschaar de Vloed in een „ark” of drijvende houten kist overleefden.
In deze tijd is het populair deze vloedgebeurtenis als een mythe te bezien. Veel bijbelgeleerden verklaren dat het bijbelverslag slechts herinnert aan een plaatselijke overstroming in de oudheid, misschien in het gebied van Mesopotamië.
Is er werkelijk een bijbelse vloed geweest? Hoe uitgebreid was die? En welke betekenis heeft hij voor mensen die in deze tijd leven?
De Vloed, volgens de bijbel
Het eerste bijbelboek, Genesis, vermeldt de details van de Vloed. In Genesis hoofdstuk 6 lezen we dat de omstandigheden in de wereld zich zodanig hadden verslechterd dat God opmerkte: „En wat mij betreft, zie, ik breng de geweldige vloed van wateren over de aarde om alle vlees waarin de levenskracht werkzaam is, van onder de hemel te verderven. Alles wat op de aarde is, zal de laatste adem uitblazen” (Gen. 6:17). God voorzag in de bewaring van het mensengeslacht en de dierenwereld door Noach opdracht te geven een ark te bouwen, een langwerpige kist, 300 el lang, 50 el breed en 30 el hoog. — Gen. 6:14, 15.
Hebt u er enig idee van hoe groot dat vaartuig is geweest? Als we aan de voorzichtige kant blijven en uitgaan van de kleinste schatting van een el (44,5 centimeter), is de ark 133,5 meter lang geweest, 22,25 meter breed en 13,35 meter hoog. Aangezien de ark drie verdiepingen had, komt dit neer op een totaal van meer dan 8500 vierkante meter vloerruimte en een totale capaciteit van meer dan 33.900 kubieke meter. Dat is genoeg ruimte voor 445 treinwagons, of 10 treinen met zo’n 44 wagons elk. Zou het nodig zijn geweest zo’n kolossaal vaartuig te bouwen enkel om een plaatselijke vloed te overleven? Had Noach dan niet eenvoudiger naar een andere streek kunnen verhuizen, die niet onder water zou komen te staan? Laten we eens zorgvuldig lezen wat de bijbel in Genesis 7:11, 12, 17-24 verklaart over de omvang van de Vloed:
„Alle bronnen van de grote waterdiepte [werden] opengebroken en . . . de sluizen van de hemel [werden] geopend. En de stortregen op de aarde hield veertig dagen en veertig nachten aan. . . . en de wateren bleven toenemen en gingen de ark dragen, en ze dreef hoog boven de aarde. En de wateren stegen bovenmate en bleven zeer toenemen op de aarde, maar de ark bleef op de oppervlakte van de wateren gaan. En de wateren stegen zozeer boven de aarde dat alle hoge bergen die er onder de ganse hemel waren, bedekt werden. Tot vijftien el erboven stegen de wateren en de bergen werden bedekt.
Alle vlees dan dat zich op de aarde bewoog, blies de laatste adem uit, van de vliegende schepselen en van de huisdieren en van de wilde dieren en van al het gewemel dat op de aarde wemelde, benevens alle mensen. Alles waarin de adem van de levenskracht werkzaam was in zijn neusgaten, namelijk alles wat op de droge grond was, stierf. Zo vaagde hij al het bestaande dat op de oppervlakte van de aardbodem was weg, van mensen tot viervoetig dier, tot het zich bewegende gedierte en tot het vliegende schepsel van de hemel toe, en ze werden van de aarde weggevaagd; en alleen Noach en zij die met hem in de ark waren, bleven over. En de wateren behielden honderd vijftig dagen de overhand op de aarde.”
Komt dit overeen met de beschrijving van een plaatselijke overstroming? Het boek The Genesis Flood merkt hierover op: „Nog niet één hoge berg in het nabije Oosten zou door water overdekt kunnen worden, zonder dat dan ook Australië en Amerika onder water zouden komen te staan!” In dezelfde publikatie worden dan de woorden aangehaald van een bekende joodse geleerde, S. R. Driver:
„Het is duidelijk dat bij een overstroming waarbij zowel Egypte als Babylonië onder water zouden zijn gelopen, het water minstens 600 meter hoog moet hebben gestaan (de hoogte van de ertussen gelegen hoogvlakte), en ze in feite dus een universele vloed moet zijn geweest . . . terwijl daarentegen een vloed die minder was dan dit, niet datgene is wat de bijbelschrijvers beschrijven.”
De christelijke Griekse Geschriften die onder andere het getuigenis van Jezus bevatten, bevestigen dat de Vloed wereldomvattend is geweest (Matth. 24:37-39; 1 Petr. 3:20; 2 Petr. 2:5; 3:6). Draagt de aarde nog de sporen van zo’n grote vloed? Waar moet men wat dat betreft naar kijken?
Het effect van water in beweging
Rivieroverstromingen uit recente tijd geven een indruk van de enorme kracht die water in beweging kan uitoefenen. In een publikatie van het Amerikaanse departement van de landbouw stond het volgende over bepaalde overstromingen in de staat Utah: „Huizen werden [erdoor] vernield . . . en [ze] lieten een laag puin van ruim een meter dik achter, onder andere bestaande uit stenen van allerlei grootte, met inbegrip van keien van 18 ton. Sommige grotere keistenen werden van de dalmond ruim 300 meter langs een helling met een hellingshoek van 4° gesleurd. Verscheidene van deze stenen hadden een gewicht van 65 tot 90 ton, terwijl de twee die reeds hiervoor werden genoemd, respectievelijk 140 en 190 ton wogen.”
Het openen van „de sluizen van de hemel” verwijst niet naar een eenvoudige regenbui (Gen. 7:11). Het duidt op de neerstorting van miljarden liters water die in de bovenatmosfeer de aardbol als een waterdeken hadden omhuld en waarnaar in de bijbel wordt verwezen als „de wateren . . . boven het uitspansel” (Gen. 1:6, 7). Het gewicht van deze extra waterhoeveelheid die toen op de aarde stortte, zal ongetwijfeld aanzienlijke veranderingen hebben gebracht in de ligging van de aardlagen. De verschuivingen en plooiingen van de aardkorst zullen op hun beurt immense tsoenami- of vloedgolven hebben verwekt, die met geweldige kracht op de vastelandmassa’s hebben gebeukt. Volgens een artikel in het tijdschrift Scientific American waren er bij een storm te Cherbourg (Frankrijk) golven ontstaan die „stenen van ruim 3000 kilo over een muur wierpen en blokken beton van 60 ton ruim 18 meter verschoven”.
Zijn er tekenen van een wereldomvattende vloed?
Zijn er op de gehele aarde soortgelijke tekenen van een voormalige overstroming waar te nemen? A. M. Rehwinkel geeft een voorbeeld in zijn boek The Flood:
„Zo zijn bijvoorbeeld grote granietmassa’s en hard metamorf gesteente, waarvan de oorsprong tot Scandinavië herleid kan worden over de vlakten van Denemarken en Noord Duitsland verspreid. Sommige van deze blokken hebben immense afmetingen en wegen duizenden tonnen. Hetzelfde verschijnsel treft men aan in Amerika, in de New-England-Staten en in New York, Pennsylvania, Ohio, Michigan, Wisconsin, Minnesota, Iowa, in Oost- en West-Canada en elders. . . . In veel gevallen is de afstand waarover ze zijn getransporteerd bijzonder groot, terwijl ze soms op een verhevenheid worden gevonden die duidelijk veel hoger ligt dan hun oorsprong.”
Sommigen hebben de theorie geopperd dat deze grote steenmassa’s gedurende een ijstijd boven op ijsgletsjers naar hun huidige ligplaatsen zijn vervoerd. „Deze keien worden echter ook in warmere klimaten aangetroffen, waar tekenen van gletsjerwerking volledig ontbreken. Bijvoorbeeld in Zuid-Californië”, aldus het boek Target: Earth. Gletsjers bieden ook geen verklaring voor het feit dat veel van deze „zwerfkeien” thans hoger liggen, soms wel honderden meters hoger, dan de oorspronkelijke plek waar ze vandaan komen. „Bovendien is er nog een probleem in verband met de zwerfstenen waarvoor de gletsjertheorie geen bevredigend antwoord heeft”, aldus Rehwinkel:
„En dat is het feit dat zich op één plaats soms rotsblokken bevinden waarvan de oorsprong in tegengestelde richting ligt. Dit verschijnsel is op diverse plaatsen op aarde waargenomen. Een van die plaatsen is in Saxony, waar rotsblokken gezamenlijk worden aangetroffen die deels uit het noorden, uit Scandinavië, afkomstig zijn, en deels van een bron in het zuiden. . . . Bewegend ijs kan geen keien uit tegengestelde richting opnemen en gezamenlijk op één plaats deponeren.”
„Alle vlees . . . blies de laatste adem uit”
„Alle vlees”, aldus het bijbelboek Genesis, dat zich tijdens die wereldomvattende vloed buiten de ark „op de aarde bewoog, blies de laatste adem uit” (Gen. 7:21). Zijn er wijdverspreid tekenen aantoonbaar van een dergelijke vernietiging van levende schepselen door water?
Interessant is dat in de Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk, Zuid-Spanje, Duitsland, Rusland en elders grote spleten in de aardkorst zijn ontdekt, gevuld met de overblijfselen van massa’s dieren. Het is vaak een mengsel van knoken, afkomstig van olifanten, neushoorns, nijlpaarden, rendieren, paarden, zwijnen, beren en nog vele dieren meer. Eén zo’n rotsspleet nabij Palermo, op Sicilië, leverde meer dan twintig ton beenderen voor commerciële doeleinden. Vaak treft men deze kloven aan op geïsoleerde heuvels, op aanzienlijke hoogte — plaatsen waarvan het aannemelijk is dat dieren daarheen zouden vluchten voor watervloeden die ’op de aarde bleven toenemen’ (Gen. 7:18). Met betrekking tot de verscheidenheid van dierlijke overblijfselen die men in één beendergrot aantrof, stelt het boek Earth’s Most Challenging Mysteries (De meest uitdagende mysteries van de aarde) de volgende vraag:
„Wat deed hazen dezelfde grot binnensnellen als coyotes? En een antiloop met een veelvraat en een grizzly? Beenderen van de mastodont zijn gevonden, alsook van enkele reptielen . . . De gehele beendermassa werd bedekt en geconserveerd door een afzetting van bezinkingsmateriaal bestaande uit grint en stenen.”
Een buitengewoon duidelijk bewijs van een wijdverbreide vernietiging van dierenleven door water, vormen de overblijfselen van mammoeten die men in geheel Noord-Siberië en zelfs tot in Alaska aantreft. Honderdduizenden (sommigen schatten wel 5.000.000) van deze dieren werden snel begraven en bevroren in modderijs. Er zijn er onder die in bijna volmaakt geconserveerde toestand worden aangetroffen, met onverteerde tropische plantengroei nog in hun maag en tussen hun tanden. Wat de aard van de catastrofe betreft, waardoor schepselen over zo’n uitgestrekt gebied konden worden weggevaagd, daarover stond in Earth’s Most Challenging Mysteries de volgende opmerking:
„Er is één kenmerkend feit dat altijd met elk dinosaurus-fossiel en mammoet-fossiel verband houdt, en dat is dat elk fossiel bijna onveranderlijk uit door water afgezette, sedimentaire rotsgrond gegraven moet worden. Elk fossiel moet òf uit leisteen worden gegraven, hetgeen niets anders is dan door water afgezette klei die tot steen is verhard, òf uit door water afgezet zand dat tot zandsteen is verhard, of tot permafrost is bevroren.”
In het boek Target: Earth staat met betrekking tot het Yukon-district in Noord-Amerika de volgende opmerking: „De aanwezigheid in de bodem van beenderen, bomen, turf en andere afval, alles dooreengemengd, tot op een diepte van wel bijna 30 meter, wijst op een catastrofale watervloed van ontzagwekkende afmetingen die zich over het land moet hebben bewogen, de lichamen van dieren met stenen en bomen vermengde en dit over het Yukon-dal uitsmeerde.”
En toen die vernietiging zich had voltrokken, wat gebeurde er toen met het vloedwater? Kennelijk heeft een inzinking van de oceaanbodems het water daar samengetrokken en weer droog land te voorschijn gebracht. (Vergelijk Psalm 104:8.) In de huidige oceanen bevindt zich meer dan genoeg water om tot stand te hebben gebracht wat in de bijbel wordt beschreven; 71 percent van het aardoppervlak is met water bedekt, tot een gemiddelde diepte van vier kilometer.
Menselijke getuigenissen van een wereldomvattende vloed
Een wereldomvattende vloed zou stellig een diepe indruk achterlaten in de herinnering van degenen die deze overleefden. Het is alleen maar redelijk te veronderstellen dat zij deze gebeurtenis aan hun nageslacht zouden hebben verhaald. En aangezien het de „families van de zonen van Noach”, de bouwer van de ark, waren uit wie „de natiën zich na de geweldige vloed over de aarde [hebben] verspreid”, zouden we mogen verwachten in de overlevering van verschillende volken zinspelingen op die Vloed terug te vinden (Gen. 10:32). Bestaat er zulk een getuigenis van een wereldomvattende vloed?
In zijn boek Die Sintflut in Sage und Wissenschaft (De zondvloed in sage en wetenschap) maakt Dr. J. Riem uit Duitsland de opmerking: „Onder alle overleveringen is er geen zo algemeen, zo wijd over de aarde verbreid, . . . als de overlevering van de Vloed.” Zo’n 150 afzonderlijke vloedlegenden heeft men nu in allerlei delen van de aarde aangetroffen, met inbegrip van het antieke Griekenland, Rome, India, Australië en de beide Amerika’s. Ofschoon deze legenden in details van elkaar verschillen, vertonen ze een opmerkelijke overeenkomst met betrekking tot de hoofdgedachten. Bijvoorbeeld: (1) De Vloed had een morele oorzaak, namelijk de goddeloosheid van de mens; (2) er vond een wereldvernietiging van het mensenras plaats; (3) één man werd van tevoren gewaarschuwd en wist zichzelf en enkele anderen in een ark of boot te redden. In het boek Historical and Critical Commentary of the Old Testament: Genesis (Historisch en kritisch commentaar op het Oude Testament: Genesis) staat hierover:
„De onderlinge harmonie van al deze verslagen is een onmiskenbare garantie dat de overlevering geen ijdele vondst is; verzinsels zijn altijd persoonlijk van aard, en niet universeel; die overlevering heeft derhalve een historisch fundament, ze is het resultaat van een gebeurtenis die werkelijk heeft plaatsgevonden in de kinderjaren van de menselijke beschaving.”
Wat heeft de Vloed voor u te betekenen?
De bewijzen dat er een wereldomvattende vloed is geweest, zijn inderdaad overweldigend. Wat betekent dit?
Ten eerste wordt er door onthuld dat de Schepper, Jehovah, een rechtvaardige God is, die „zich er niet van heeft weerhouden een wereld uit de oudheid te straffen”, een wereld die tot de diepste diepten van goddeloosheid was gezonken (2 Petr. 2:5; Gen. 6:5-7, 11-13). Gods getrouwheid wordt erdoor onderstreept, dat hij tot stand brengt wat hij belooft, alsmede zijn liefdevolle belangstelling voor de mensheid zowel door een voorafgaande waarschuwing te geven als door een middel tot ontkoming te verschaffen (1 Petr. 3:20). Maar dat is niet alles.
„Want net zoals de dagen van Noach waren”, zo verklaarde Jezus Christus, „zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn. Want zoals zij in die dagen vóór de vloed waren, zij aten en zij dronken, mannen huwden en vrouwen werden ten huwelijk gegeven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en zij sloegen er geen acht op totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn.” — Matth. 24:37-39.
Het bijbelse tijdschema en de vervulling van talrijke profetieën duiden erop dat de onzichtbare „tegenwoordigheid” van Jezus Christus, „de Zoon des mensen”, in Koninkrijksmacht, in 1914 G.T. is begonnen. De huidige generatie staat derhalve voor een wereldomvattende „grote verdrukking” die het huidige gewelddadige en moreel corrupte samenstel van dingen zal wegvagen en zelfs de wereldomvattende vloed van Noachs dagen in de schaduw zal stellen (Matth. 24:3-34). Zult u tot de „grote schare””behoren die die verdrukking zal overleven? — Openb. 7:9, 14.
Het hangt er volkomen van af of u op de voorafgaande waarschuwing net zo reageert als Noach en zijn gezin. Zult u er de tijd voor afnemen om Gods Woord te bestuderen en te ontdekken wat God in deze tijd van zijn volk verlangt? Dit te doen, kan betekenen dat u de „grote verdrukking” overleeft en een paradijsachtige nieuwe ordening zult binnengaan. — Openb. 21:4, 5.