Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w64 15/4 blz. 246-248
  • Jeruzalem — De roemrijke stad

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Jeruzalem — De roemrijke stad
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1964
  • Vergelijkbare artikelen
  • Jeruzalem
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Jeruzalem
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Ajalon
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Ajalon
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1964
w64 15/4 blz. 246-248

Jeruzalem — De roemrijke stad

GEEN enkele stad in de bijbelse geschiedenis neemt zo’n belangrijke plaats in als Jeruzalem. Gedurende een periode van meer dan duizend jaar nadat David de stad had ingenomen, was ze voor Gods verbondsvolk Israël het centrum van het godsdienstige leven. De heilige ark van het verbond werd door David naar deze stad gebracht, en Salomo bouwde híer een schitterende tempel. Iedere manlijke Israëliet moest drie keer per jaar naar deze stad toe komen voor de viering van bepaalde feesten. De koningen van Juda hadden híer hun residentie en vanuit deze stad regeerden zij over hun onderdanen. Gedurende de tijd dat de twaalf stammen van Israël in twee koninkrijken werden verdeeld, vonden de meeste van de belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis van het zuidelijke koninkrijk, het koninkrijk Juda, bij de hoofdstad Jeruzalem plaats.

De geschiedenis van Jeruzalem gaat zover in de oudheid terug, dat haar leeftijd en begin zich bijna niet laten naspeuren. Meer dan 1900 jaar voor de komst van Jezus Christus stond de stad als Salem bekend. Abraham kwam er vlakbij en hij gaf geschenken aan haar koning, Melchizedek, die een priester van Jehovah God was (Gen. 14:17-20). Ten slotte werd ze door de Jebusieten bezet, die de stad Jebus noemden.

Hoewel de stad na de inname door David niet langer Jebus werd genoemd, gaven de Israëlieten haar klaarblijkelijk niet de naam „Jeruzalem”. Die naam was al voor hun komst in het Beloofde Land met de stad verbonden. De Amarna-brieven, die tegen de tijd dat de Israëlieten het land binnentrokken, door bepaalde regeerders in Kanaän aan de Egyptenaren werden gezonden, bevatten reeds die naam voor de stad. Ze gebruiken de vorm „Urusalimu”.

Jeruzalem ligt op een 770 meter hoog plateau op een afstand van ongeveer vijftig kilometer van de Middellandse Zee verwijderd. Vanuit de kustvlakte kan men de stad bereiken via valleien die de Sefela of het heuvelland dat tussen het Judese plateau en de kustvlakte ligt, doorsnijden. Eeuwenlang zijn twee van deze dalen belangrijke reisroutes tussen Jeruzalem en de kust geweest. Er zijn eveneens talloze veldslagen geleverd, óf doordat legers een inval deden in het Judese bergland, óf doordat legers uit het hoogland door deze dalen naar de kustvlakte trokken om daar strijd te voeren.

De belangrijkste van deze routes is het dal van Ajalon. Het is een brede vlakte die een gemakkelijke toegang vormt tot het hoogland. Verscheidene wegen leiden van dit dal naar het plateau van Gibeon, dat slechts een paar kilometer ten noorden van Jeruzalem ligt. Deze wegen en het dal van Ajalon zijn altijd de gemakkelijkste route van Jeruzalem naar de stad Joppe aan de Middellandse Zee geweest. Het dal van Ajalon is ook de plaats geweest waar Jozua strijd voerde tegen de Amorieten waarbij hij Jehovah aanriep om de zon te laten stilstaan (Joz. 10:5, 12). In 66 (n. Chr.), toen de Romeinse bestuurder Gajus Cestius Gallus het beleg van Jeruzalem opbrak, brachten de joden zijn leger grote verliezen toe toen het over de wegen trok die door de ravijnen lopen welke naar het dal van Ajalon leiden. Door deze ravijnen was de weg naar Jeruzalem voor een leger zeer gevaarlijk. Een paar goed geplaatste mannen konden de route afsluiten. Het dal Sorek, de andere belangrijke reisroute, ligt wat zuidelijker dan het dal van Ajalon, en kon evenzo gemakkelijk door de verdediging van Jeruzalem worden afgegrendeld. Wanneer deze natuurlijke toegangspoorten van het westen tot de Judese heuvels werden afgesloten, was Jeruzalem behoorlijk veilig voor de vijandelijke legers die van tijd tot tijd de kustvlakte teisterden.

De weg die van Jeruzalems oostzijde naar Jericho liep, leidde door de verlaten woestenij van Judéa. De diepe ravijnen in dit gebied, de grote stijging van ruim 1000 meter van de vijfentwintig kilometer lange weg van Jericho naar Jeruzalem, en het gebrek aan water maakten het voor een aanvallend leger tot een hachelijke zaak de stad van die kant te naderen.

Een van de belangrijkste reisroutes leidde van noord naar zuid door Jeruzalem heen. Ten noorden van de stad liep de weg door Sichem en Samaria en sloot ten slotte aan op de grote verkeersweg die van Damaskus langs het meer van Galiléa naar de druk gebruikte weg langs de Middellandse Zee-kust liep. Ten zuiden van Jeruzalem leidde de belangrijkste verkeersweg door Bethlehem, Hebron en de zuidelijk gelegen stad Berseba. Daarna zocht deze route zich een weg in de woestijn, stak het schiereiland Sinaï over en belandde in Egypte. Een andere woestijnweg leidde van de Rode Zee naar Berseba. Zo verbond de centrale hoofdweg Jeruzalem met Egypte en met de Rode Zee-haven Ezeon-Geber in het zuiden en met de drukke handelsroute die via Damaskus naar het noordelijke Mesopotamië liep.

Behalve aan de noordkant bezat Jeruzalem een natuurlijke verdediging, waardoor het moeilijk was de stad te veroveren. Daarom werd ze meestal vanuit het noorden aangevallen. Langs de oostzijde van de stad bevindt zich het Kidron-dal dat naar het zuidoosten afbuigt en in de wildernis van Judéa uitloopt. Aan de westzijde van de stad loopt het dal van Hinnom dat zich aan de zuidkant om de stad heenbuigt en zich daar met het Kidron-dal verenigt. Deze diepe ravijnen gaven de stad een natuurlijke sterkte, waarbij men er in de eerste plaats rekening mee moest houden dat Jeruzalem in een bergachtig gebied lag en voor een leger niet gemakkelijk bereikbaar was. De ravijnen zijn op het ogenblik niet meer zo diep als vroeger doordat er in de loop der eeuwen veel puin van de stad in terecht is gekomen.

Hoewel Jeruzalem in haar lange geschiedenis vaak belegerd en meer dan eens vernietigd is, kan men nergens lezen dat haar inwoners ooit gebrek aan water hebben gehad. Waterbakken in de torens, verscheidene reservoirs en de bron van Gihon in het Kidron-dal voorzagen hen steeds van water. In het begin van het bestaan van de stad werd er door het gesteente een tunnel uitgehouwen die naar een plek leidde vanwaar een twaalf meter diepe schacht naar een bassin afdaalde waar het water van de bron naartoe werd geleid. Hierdoor konden de inwoners zich zonder gevaar van water voorzien.

Dank zij het feit dat Jeruzalem de stad was die door Jehovah God als zetel van zijn voorbeeldige theocratie en plaats voor zijn tempel was uitgekozen, ging deze stad in de wereldgeschiedenis een zeer bijzondere plaats innemen. Ze kan zich echter niet langer in de gunst van Jehovah God verheugen. Daar haar inwoners zijn zoon hebben verworpen en gedood, heeft Jehovah haar verlaten (Matth. 23:37, 38, NW). Hoewel ze thans vanwege haar oudheid en unieke historie een roemrijke naam bezit, en haar inwoners er individueel de voorkeur aan kunnen geven de ware God te dienen, kan ze er niet langer aanspraak op maken de plaats te zijn die Jehovah zich als woonstede van zijn naam heeft uitgekozen.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen