-
„Dit goede nieuws van het koninkrijk”De Wachttoren 1955 | 1 januari
-
-
Woord hebben wij het antwoord vernomen op de vragen die in het begin van dit artikel werden opgeworpen. Wij zijn te weten gekomen wie God is, dat hij de Schepper is, dat zijn naam Jehovah is, dat hij de mens heeft gemaakt opdat deze voor eeuwig in vrede op aarde zou kunnen leven; maar ten gevolge van Satans opstand en doordat de eerste man en vrouw zich bij hem aansloten in trouweloosheid, zijn zonde en dood de wereld binnengekomen, wat veel ellende en goddeloosheid tot gevolg heeft gehad. U hebt eveneens vernomen dat bevrijding van zonde en dood wordt verkregen door het rantsoenoffer van Christus Jezus en Gods koninkrijk onder hem, en dat uiteindelijke bevrijding zal komen wanneer God door bemiddeling van Christus Jezus, in de naderende strijd van Armageddon Satan en alle goddeloosheid vernietigt. Dan zal Gods koninkrijk in de hemelen blijvende zegeningen brengen aan de mensheid op aarde. Deze inlichtingen die wij hebben bestudeerd, zijn derhalve goed nieuws, niet waar? Het is het enige goede nieuws omdat het te maken heeft met het koninkrijk van de Allerhoogste God, Jehovah, welk koninkrijk en de zegeningen die er mede verbonden zijn, nimmer zullen eindigen (Ps. 145:13). U bent het nu aan God en aan uw medemens verschuldigd „dit goede nieuws van het koninkrijk” tot anderen te prediken.
-
-
Sara, de bevallige vrouw des geloofsDe Wachttoren 1955 | 1 januari
-
-
Sara, de bevallige vrouw des geloofs
GODS Woord, de Bijbel, is geen ouderwets boek. Nimmer zal het menselijke geslacht het punt bereiken waar het geen voordeel zal of kan trekken uit het onderzoeken van de wonderbaarlijke dingen welke er in staan opgetekend. Dit Woord van God werd echter in het bijzonder voor ons in de tegenwoordige tijd geschreven, opdat wij door onze volharding en de vertroosting van de Schrift hoop zouden kunnen hebben (Rom. 15:4; 1 Kor. 10:11, NW). En de voorbeelden welke door getrouwe mannen en vrouwen werden verschaft, zijn niet alleen ter aanmoediging van ons maar dikwijls bemerken wij dat ze een profetische betekenis hebben. Een geval in kwestie is Sara, de vrouw van Abraham, die uitblonk wegens haar bevalligheid, geloof en onderdanigheid.
Volgens Genesis 20:12 was Sara zowel een halfzuster Abraham van als zijn vrouw, daar zij dezelfde vader maar een andere moeder had. Als een jonge vrouw moet zij buitengewoon mooi zijn geweest, want zelfs op zes en zestigjarige leeftijd sprak de prinses van Farao zo vol lof over haar tot Farao dat deze, nadat hij te weten was gekomen dat zij Abrahams zuster was, haar in zijn huisgezin opnam. Nog opmerkenswaardiger was, dat vijf en twintig jaar later, toen zij ongeveer negentig jaar oud was, Abimelech, de koning van Gerar, haar wilde nemen.
Maar Sara had veel meer wat aanbevelenswaardig was dan slechts haar schoonheid. Over schoonheid alleen wordt trouwens in Gods Woord niet goed gesproken. Op zichzelf ’is de bevalligheid bedrog, en de schoonheid ijdelheid; maar een vrouw, die Jehovah vreest, die zal geprezen worden’ (Spr. 31:30). Sara was niet alleen bevallig en schoon, maar zij vreesde Jehovah.
Wij denken altijd aan Abraham als aan iemand die zulk een groot geloof had dat hij op zijn hoge leeftijd een zoon kon hebben, maar staan wij er ooit bij stil dat, indien Sara niet hetzelfde geloof had gehad, het geloof van Abraham op zichzelf hem niet in staat gesteld zou hebben een zoon bij Sara te hebben? Dat Sara’s geloof een belangrijk aandeel hierin had, blijkt duidelijk uit Paulus’ woorden in Hebreeën 11:11 (NW): „Door geloof heeft ook Sara zelf kracht gekregen om zaad te ontvangen, zelfs toen zij de leeftijdsgrens was gepasseerd, daar zij hem getrouw achtte die het had beloofd.” Geloof stelde Sara in staat een zoon te hebben toen zij negentig jaar oud was.
Wij lezen weliswaar dat Sara, toen zij voor het eerst hoorde dat zij op haar hoge leeftijd een zoon zou hebben, lachte en zeide: „Zal ik wellust hebben, nadat ik oud geworden ben, en mijn heer oud is?” (Gen. 18:12). Maar dit was precies zo als Abraham zelf er tegenover had gestaan toen Jehovah hem voor het eerst de verzekering gaf dat hij een zoon zou hebben ondanks zijn hoge leeftijd. — Gen. 17:17.
Ja, Sara was een vrouw des geloofs, een waardige vrouw van die man des geloofs, Abraham. Daarom veranderde Jehovah niet alleen Abrams naam in Abraham, hetgeen „vader van een menigte” betekent, maar hij veranderde eveneens Sarai’s naam in Sara, hetgeen „vorstin” betekent, aangezien het de vrouwelijke vorm van het Hebreeuwse woord sar, vorst is. — Gen. 17:5, 15.
EEN ONDERDANIGE VROUW
Niet alleen wordt Sara voor Christenen aangehaald als een voorbeeld van geloof, maar, in het bijzonder voor Christelijke vrouwen, wordt Sara voorgehouden als een voorbeeld van de onderdanigheid van een vrouw. De apostel Petrus, die een getrouwd man was, vervolgt in zijn eerste brief, nadat hij Christenen de raad heeft gegeven onderdanig te zijn jegens elkander: „Desgelijks gij vrouwen, weest in onderworpenheid aan uw eigen echtgenoot, . . . En uw versiering besta niet in het uiterlijke vlechten van het haar en in het aandoen van gouden sieraden of het dragen van bovenklederen, maar het zij de verborgen mens van het hart in de onverderfelijke tooi van de stille en zachtaardige geest, welke in Gods ogen van grote waarde is. Want zo plachten vroeger eveneens de heilige vrouwen zich te versieren die op God hoopten, terwijl zij zich onderwierpen aan hun echtgenoot, evenals Sara Abraham gehoorzaamde, hem ’heer’ noemend.” — 1 Petr. 3:1, 3-6, NW.
Wanneer wij de Hebreeuwse Geschriften onderzoeken, vinden wij geen speciaal voorval waar Sara haar echtgenoot als „heer” aansprak. Maar wij lezen wel dat Sara ’bij zichzelve lachte, zeggende: Zal ik wellust hebben, nadat ik oud geworden ben, en mijn heer oud is?’ (Gen. 18:12). Het is zeer waarschijnlijk dat zij hem als „heer” heeft aangesproken, niet om zijn „ik” te vleien, maar omdat zij werkelijk van hem dacht dat hij het voor haar was.
Dat zij dit werkelijk zo aanvoelde in haar hart, blijkt duidelijk uit haar gehoorzame handelwijze. Toen God Abraham
-