„Uw wil geschiede op aarde” — Deel 37
In het twaalfde en laatste hoofdstuk van zijn profetie bericht Daniël die het einde van zijn profetische voorrechten nadert, dat hij door een engel geuite profetieën hoort betreffende tijdsperioden van een tijd, tijden en een halve tijd (of 1260 dagen) en van 1290 dagen. Deze laatste periode bereikte haar glorierijke hoogtepunt op het in 1922 door Jehovah’s getuigen belegde internationale congres te Cedar Point, Ohio, V.S., waar door middel van de historische woorden „Daarom verkondig, verkondig, verkondig de Koning en zijn koninkrijk” de bezielende oproep tot predikingsactiviteit werd gedaan. Bovendien werd aan het einde van de tijdens die vergadering gehouden openbare toespraak over het onderwerp „Miljoenen nu levende mensen zullen nimmer sterven”, door de zo tussen de 18.000 en 20.000 toehoorders de moedige resolutie getiteld „Een uitdaging tot de wereldleiders” aangenomen, waarin werd verklaard dat de beschermende maatschappij van wereldlijke natiën ten slotte te gronde zal gaan en Gods door Christus geregeerde koninkrijk — waaronder alle gehoorzame mensen in een paradijsachtige toestand „zullen blijven leven en nimmer door de dood van de aarde zullen verdwijnen” — onvermijdelijk zal zegevieren.
1335 DAGEN
21, 22. (a) Welke tijdsperiode duidde God in zijn Woord nog meer aan? (b) Wanneer begon deze tijdsperiode, en wat gebeurde er met hen die gedurende deze periode wachtten?
21 Ongetwijfeld vormde dat te Cedar Point gehouden congres (5-13 september 1922) voor de heiligdomklasse een indrukwekkende aanduiding van het hoogtepunt van de 1290 dagen. Doch hoe bezielend dit ook was, Jehovah God voorzag nog meer en ook daarvoor moest, omdat het met zijn gewijde volk te maken zou hebben, in zijn profetie een tijdsperiode worden bepaald. Ten einde hen nog meer te doen verwachten, inspireerde Hij zijn engel ertoe tot Daniël te zeggen: „[Gelukkig] hij die [wacht] en duizend driehonderd vijf en dertig dagen bereikt” (Dan. 12:12, Ned. PB). Deze periode zou bij de 1290 dagen komen en volgens profetische tijd vijfenveertig dagen of anderhalve maand langer zijn. Ze zou met drie jaar, acht maanden en vijftien dagen overeenkomen. Deze tijdsperiode zou vanaf het einde van de voorgaande 1290 dagen — die in september 1922, op het tweede te Cedar Point gehouden congres, hun hoogtepunt hadden bereikt — worden gerekend. Derhalve zou de volgende periode van 1335 dagen in de maand mei 1926 ten einde lopen.
22 Gedurende deze periode hielp Jehovah God zijn volk te wachten of te volharden, terwijl zij zijn Koninkrijk op steeds grotere schaal predikten. Dit had tot gevolg dat nog velen meer in het heiligdom werden gebracht om leden van dit door Jehovah gewijde overblijfsel te zijn. Dit bleek duidelijk uit de toenemende aantallen aanwezigen op de jaarlijkse vieringen van het Avondmaal des Heren: in 1922 namen er 32.661, in 1923 42.000, in 1924 62.696 en in 1925 90.434 aan deel.a Klaarblijkelijk waren er echter sommigen die niet tot het einde van de aangekondigde tijd ’wachtten’, want in 1926 was het aantal aanwezigen tijdens het Avondmaal des Heren op 27 maart volgens de berichten tot 89.278 teruggelopen. Het jaar 1925 in het bijzonder bleek voor velen van Jehovah’s volk een jaar van grote beproevingen te zijn. Sommigen wachtten niet en wendden zich weer tot de wereld.
23. Waardoor werd in 1926 de maand mei gekenmerkt, en waar kwam het grootse hoogtepunt van deze maand?
23 Toen brak in 1926 de maand mei aan. Van 1-3 mei werd er te Bazel in Zwitserland een algemeen congres gehouden. Van 13-16 mei werd er te Maagdenburg in Duitsland nog een dergelijk congres belegd, waarop president Rutherford voor een gehoor van 25.000 personen de openbare toespraak „Vertroosting voor de mensen” hield. Het grootste vergaderingshoogtepunt in die gekenmerkte maand kwam echter in Londen, Engeland, de hoofdstad van het grootste rijk in de geschiedenis, het Britse Rijk. Het congres werd dus gehouden in de plaats die de zetel was van de voornaamste steunpilaar van de Volkenbond, het afschuwelijke „beeld van het wilde beest”, het politiek-religieuze vervangingsmiddel van het ware koninkrijk Gods. Van 25 tot en met 31 mei waren de congresgangers hier vreugdevol bijeen, terwijl tot hun grote verademing kleingeestige, schijnheilige en traditionele religieuze beperkingen ten aanzien van Gods volk aan de kaak werden gesteld en werden verworpen. Op 28 mei legde president Rutherford de vijfde van de reeks jaarlijkse resoluties — ditmaal getiteld: „Een getuigenis aan de heersers der wereld” — ter aanneming aan de congresgangers voor. Diezelfde dag werd eveneens het bezielende nieuwe boek „Bevrijding” vrijgegeven.
24. Wie werden op zondagavond, 30 mei 1926, inderdaad toegesproken, en wat begingen zij, zodat welke tijdsperiode daar begint te tellen?
24 Op zondagavond, 30 mei, kwam in het destijds grootste auditorium van Londen, de Royal Albert Hall, het hoogtepunt. Er werden toen inderdaad wereldmachten toegesproken, daar president Rutherford ter ondersteuning van de Resolutie die reeds was voorgelegd, de stampvolle zaal over het onderwerp „Waarom de wereldmachten wankelen — het geneesmiddel”, toesprak. Ten gevolge van deze waarschuwing aan het adres van de zevende wereldmacht, beging de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht de „overtreding die verwoesting aanricht”b, en begonnen de 2300 profetische dagen te tellen, waardoor de tijd werd afgebakend waarop Jehovah’s heiligdom in zijn rechtmatige toestand hersteld zou worden. — Dan. 8:13, 14.
25. Welke periode begon er met dat congres te Londen voor hen die hadden gewacht, en op grond waarvan in het bijzonder?
25 Met dit internationale congres in Londen begon er een periode van geluk die niet is geëindigd en ook nimmer zal eindigen. Hoe gelukkig waren de leden van de heiligdomklasse dat zij tot het einde van de 1335 dagen hadden gewacht! Zij begonnen zich in een nieuwer geluk te verheugen omdat zij hun voorrecht de getuigen van de Allerhoogste God, wiens naam Jehovah is, te zijn, meer naar waarde gingen schatten. Aan het begin van het jaar werd hun in de uitgave van 1 januari 1926 van The Watch Tower, het hoofdartikel „Wie zal Jehovah eren?” voorgehouden. Op een Dienstdag (29 mei) trokken de congresgangers als Zijn getuigen de straten van Londen op en reikten zij 110.000 exemplaren van de nieuwe brochure De banier voor het volk aan de mensen uit. Het verslag in de Watch Tower (van 15 juli 1926) over het congres in Londen, waarin onder andere van deze succesvolle krachtsinspanning op het gebied van het getuigeniswerk melding werd gemaakt, eindigde met de volgende betekenisvolle woorden: „Dit was iets ongekends voor een Dienstdag tijdens een congres. De vrienden liepen over van enthousiasme. Zij waren van mening dat zij hun best hadden gedaan om Jehovah’s bevel ’Gij zijt mijn getuigen dat ik God ben’ te gehoorzamen” (Jes. 43:12). In een nog gelukkiger geestesgesteldheid namen de leden van de heiligdomklasse op 26 juli 1931, tijdens de internationale vergadering te Columbus, Ohio, V.S., de naam „Jehovah’s getuigen” aan.
26. (a) Hoe zal Daniël op een tijd in de toekomst kunnen weten op welke wijze de door de engel voorzegde tijdsperioden in vervulling zijn gegaan? (b) Met welke bestemming zal Daniël wederom opstaan, en wat zal hij wellicht worden?
26 Te eniger tijd in de niet ver verwijderde toekomst zal de getrouwe voorchristelijke getuige van Jehovah, de profeet Daniël, weten op welke wijze de door de engel voorzegde tijdsperioden in deze twintigste eeuw ten aanzien van de heiligdomklasse in vervulling zijn gegaan. Jehovah’s engel gaf te kennen hoe dit voor Daniël mogelijk zal worden, door te zeggen: „Maar gij, ga het einde tegen, en gij zult rusten en opstaan tot uw bestemming aan het einde der dagen” (Dan. 12:13). Toen Daniël het einde van zijn weg in de dood bereikte, rustte hij in de doodsslaap in Sheol, het gemeenschappelijke graf der mensheid. Hij ging niet naar de hemel. Dit zei Jezus, die uit de hemel was nedergedaald (Joh. 3:13). Daniël wacht als een getuige van Jehovah die „het goede” heeft gedaan, op de vervulling van Jezus’ woorden: „De ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen, en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel” (Joh. 5:28, 29). Daniël zal in Gods nieuwe wereld na Armageddon een aardse bestemming hebben. Hij zal uit de doden worden opgewekt en tot zijn gezegende bestemming onder Christus’ duizendjarige regering opstaan. Hij zal eeuwig leven in het vooruitzicht hebben. Door het rantsoenoffer van zijn Koning, de Juiste Herder, te aanvaarden, zal Daniël een zoon van de „Eeuwige Vader” worden (Jes. 9:5). Daar hij lang geleden als een aardse vorst over Jehovah’s volk getrouwheid aan de dag heeft gelegd, zal hij ongetwijfeld tot degenen behoren die door Christus de Koning ’tot vorsten over het ganse land gesteld’ zullen worden. — Ps. 45:17.
HOOFDSTUK 14
AARDSE ZEGENINGEN WANNEER ZIJN WIL GESCHIEDT
1. (a) Waarom konden de discipelen aan wie Jezus het modelgebed leerde, begrijpen dat het nodig was om de komst van Gods koninkrijk te bidden? (b) Waarom moet dat koninkrijk komen?
JEZUS Christus bevond zich op aarde toen hij zijn discipelen tot zijn hemelse Vader Jehovah leerde bidden: „Uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde” (Matth. 6:9, 10). Destijds waren zijn discipelen allen natuurlijke joden. Hun aardse voorvaders hadden gedurende de dagen dat Jehovah richters zoals Jozua, Gideon, Barak, Simson en Samuël als heersers over Israël verwekte, en ook toen koning David en zijn opvolgers op de „troon van Jehovah” regeerden, Jehovah’s heerschappij als Koning gekend. In 607 v. Chr. werd dat voorbeeldige koninkrijk van Jehovah God in overeenstemming met zijn eigen besluit omvergeworpen; en in Jezus’ tijd stond het land der joden onder het bestuur van de ’verachte man’ keizer Tiberius Caesar, die er door bemiddeling van de Romeinse procurator Pontius Pilatus regeerde. Jezus’ joodse discipelen konden heel goed begrijpen waarom zij om de terugkomst van Jehovah Gods koninkrijk moesten bidden opdat het zijn macht over de aarde zou uitoefenen en de wil van de hemelse Vader evenals boven in de hemel ook hier op aarde zou kunnen geschieden. Dat koninkrijk moet niet komen om ’s mensen tehuis, de aarde, te vernietigen, maar om er toezicht op uit te oefenen dat Gods wil zowel op aarde als in de hemel geschiedt.
2. (a) Wat werd in 1914, als een vervulling van Daniël 7:13, 14, aan de Zoon des mensen gegeven, en hoe was het ten aanzien van de hemel en de aarde werkzaam? (b) Waarom trok het niet tegen de koning van het noorden en de koning van het zuiden op?
2 In 1914 (n. Chr.) stond Michaël in Koninkrijksmacht en -autoriteit op of werd de verheerlijkte Zoon des mensen — in overeenstemming met het in Daniël 7:13, 14 opgetekende visioen, in de hemel voor de Oude van dagen geleid en werd hem het eeuwige koninkrijk gegeven waarvan hij de rechtmatige, gezworen Erfgenaam was. Aangezien hij degene was die er het „recht” op had, gaf Jehovah, de Oude van dagen, het aan Jezus Christus (Ezech. 21:27). Onmiddellijk bond dat koninkrijk de strijd aan tegen Satan en zijn demonen en wierp het hen naar de aarde om hen daar de universele „oorlog op den groten dag van den almachtigen God” te laten afwachten. Het Koninkrijk richtte zijn macht eveneens — in het bijzonder ten behoeve van de heiligdomklasse en de grote schare der „andere schapen” die bijeenvergaderd moesten worden — naar de aarde (Joh. 10:16). Dat koninkrijk ’kwam’ evenwel niet tegen de koning van het noorden en de koning van het zuiden ten einde alle koninkrijken dezer wereld in een slag van Armageddon te vernietigen. Dat door de God des hemels opgerichte koninkrijk trof toen niet — zoals de symbolische steen die zonder mensenhanden uit de berg werd gehouwen — de voeten van ijzer en leem van het metalen beeld waarvan Nebukadnezar droomde, en vernietigde niet alle aardse regeringen, die door het beeld worden afgebeeld. Voordat dit samenstel van dingen te Armageddon vernietigd zou worden, moesten er eerst nog andere onderdelen van Gods wil op aarde geschieden.
3. Wat is Jehovah, in tegenstelling tot hetgeen Satan zou willen, niet voornemens door middel van zijn toekomstige universele oorlog te doen, en wat vereist dit daarom ten behoeve van de mensen?
3 Het ligt niet in het voornemen van Jehovah God besloten om door middel van de door hem gevoerde oorlog tussen zijn koninkrijk en Satans wereld de aarde te ontvolken, hoe gaarne Satan de Duivel dit in zijn krankzinnige doel om te ’heersen of te vernietigen’ ook zou willen. Satans vierduizend jaar oude wereld moet gereinigd worden zodat er plaats zal worden gemaakt voor Jehovah’s rechtvaardige nieuwe wereld onder het Zaad van zijn „vrouw”, Jezus Christus. Aangezien er in die universele oorlog een wéreld vernietigd moet worden, zullen de op aarde levende mensen die oorlog niet door middel van een reis in de ruimte of door gebruik te maken van atoomonderzeeërs die lang onder water kunnen blijven, kunnen ontvluchten, maar wacht hun de vernietiging. Sedert 1914 moesten zij voor datgene wat voor de deur staat, worden gewaarschuwd en van de enige weg ter ontkoming welke God heeft aangegeven, op de hoogte worden gesteld. Dit vereiste een wereldomvattend getuigenis, hetwelk voordat het einde over zowel het zichtbare als het onzichtbare deel van Satans wereld zou komen, op de gehele bewoonde aarde aan alle rassen en nationaliteiten gegeven moest worden.
4. Was God hiertoe verplicht, wie zou hij voor het levenreddende werk verwekken, en wie zouden te Armageddon worden gespaard?
4 De Almachtige God is hiertoe niet verplicht, maar het is zijn liefderijke weg van barmhartigheid geweest om zijn ongewone werk, namelijk de vernietiging van zijn vijanden, door een waarschuwing te laten voorafgaan. Ten einde deze waarschuwing te laten weerklinken en de weg naar een veilige schuilplaats te wijzen, waren er waarschuwers en gidsen die de weg naar veiligheid zouden wijzen, nodig. Wie zou Jehovah voor dit levenreddende werk verschaffen? Engelen uit de hemel? Neen; zijn heiligdomklasse, waarvan zich een overblijfsel op aarde bevond, zou het doen. Daarom werd in 1918, toen de „plaats van zijn heiligdom werd neergeworpen” en de heiligdomklasse werd „vertreden”, het symbolische beeld van Satans zichtbare aardse organisatie niet door Gods symbolische steen, het koninkrijk van zijn Zoon, getroffen en verpletterd. De hemelse Michaël was evenwel in Koninkrijksmacht opgestaan en hij bevrijdde deze getrouwen omdat zij ’in het boek geschreven werden bevonden’. Hij deed hen tot activiteit ontwaken zodat zij overal het voorzegde Koninkrijksgetuigenis gingen geven (Matth. 24:14). Wie dit wilde, kon het „evangelie van het Koninkrijk” verwerpen, doch zij die het getuigenis ter harte namen en het Koninkrijk tot hun enige hoop voor redding maakten, zouden in de strijd van Armageddon worden gespaard.
5, 6. (a) Op welke vast te stellen datum werd Gods door zijn Zoon geregeerde koninkrijk geboren, en op welke vast te stellen datum kwam de vloed in Noachs dagen? (b) Wat zei Jezus betreffende de vraag of men de tijd waarop hij — in zijn koninkrijk zijnde — te Armageddon tegen Satans wereld ’komt’, kan bepalen?
5 Op een vast te stellen datum, aan het einde van de „bestemde tijden der natiën”, werd Gods koninkrijk in 1914 geboren en begonnen Michaël en zijn engelen strijd te voeren tegen het onzichtbare deel van Satans wereld boven in de hemel. Het demonische deel van Satans wereld werd naar de onzichtbare omgeving van deze aarde — in de interplanetaire ruimte waar de koning van het noorden en de koning van het zuiden hun aardmanen of satellieten of ruimteschepen doorheen schieten en laten ronddraaien — neergeworpen. De dag en het uur waarop Michaël, de met Koninkrijksmacht beklede Zoon van God, de strijd te Armageddon hervat, is echter niet bekend, zodat wij ook het jaar niet van tevoren weten. In het jaar waarin Jehovah de „wereld van den voortijd”, de „wereld der goddelozen” wegvaagde, werd aan Noach, nadat hij de uit drie verdiepingen bestaande ark had voltooid waarin zijn gezin en diersoorten de vloed hebben overleefd, meegedeeld op welke dag de watervloed over de aarde zou komen (2 Petr. 2:5; Gen. 7:1-11). De „goddelozen” werd de dag niet meegedeeld, maar zij hadden genoeg hoorbare en zichtbare bewijzen gehad — zoals Noachs prediking, het voltooien van de ark door hem en het feit dat Noach de viervoetige en kruipende dieren en vogels erin bracht — om te weten dat de wereldomvattende vloed ophanden was. Kunnen wij thans weten wanneer de Zoon Gods — in zijn koninkrijk zijnde — te Armageddon tegen Satans wereld ’komt’? In Jezus’ profetie over het einde der wereld lezen wij:
6 „Van dien dag en van die ure weet niemand, ook de engelen der hemelen niet, ook de Zoon niet, maar de Vader alleen. Want zoals het was in de dagen van Noach, zo zal de komst van den Zoon des mensen zijn. Want zoals zij in die dagen vóór den zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op den dag, waarop Noach in de ark ging, en zij niets bemerkten, eer de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van den Zoon des mensen zijn. . . . Daarom, weest ook gij bereid, want — op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen”. — Matth. 24:36-44; Luk. 21:26, 27; 2 Petr. 2:5.
7. (a) Wat was er eerst gebeurd voordat die vloed losbarstte, en om welke overeenkomstige reden regende in 1918 Jehovah’s vernietiging niet op de mensen neer? (b) Wat zei Jezus, ter illustratie, betreffende de „dagen van Lot”?
7 Men merke hier op, dat de wereldvernietigende vloed de onachtzame mensen niet overviel voordat Noach zijn gezin, de onderworpen vogels en de viervoetige en kruipende dieren in die ark welke tegen de vloed bestand was, had gebracht. Het gelukkige gevolg hiervan was dat acht mensen, benevens de vogels en de viervoetige en kruipende dieren, de vernietiging van de oude wereld overleefden en op een gereinigde aarde — in de wereld die tot op deze „bestemde tijd van het einde” is blijven bestaan — begonnen te leven. De leden van Noachs gezin waren zo gelukkig, omdat zij op zijn prediking, het bouwen van de ark en het binnenbrengen van de lagere schepselen in de ark, acht hadden geslagen en hieraan hadden deelgenomen! Evenzo is in deze tijd Jehovah’s vernietiging, in 1918 niet op goddeloze, onachtzame mensen neergeregend. Degenen ten aanzien van wie Hij barmhartig is, moesten uit de gevaarzone worden gehaald. „Op dezelfde wijze”, zei Jezus toen hij zijn profetie over het einde dezer wereld uitsprak, „als het geschiedde in de dagen van Lot [de neef van de getrouwe Abraham]: zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden. Maar op den dag, waarop Lot [met zijn gezin] uit Sodom ging, regende vuur en zwavel van den hemel en verdelgde hen allen. Op dezelfde wijze zal het gaan op den dag, waarop de Zoon des mensen geopenbaard wordt”. — Luk. 17:28-30; Gen. 19:1-26; 2 Petr. 2:6-9.
8. (a) Wat zei een der engelen in verband met het feit dat hij niet tot handelen kon overgaan, tot Lot? (b) In welke bewoordingen zei Jezus dat er wegens een overeenkomstige reden een onderbreking van verdrukking zou zijn?
8 Een van de twee engelen die Lot en zijn dochters hielpen de ten ondergang gedoemde stad en de gevaarzone te verlaten, zei tot Lot: „Haast u, vlucht daarheen, want ik zal niets kunnen doen, voordat gij daar [te Zoar] aangekomen zijt” (Gen. 19:22). In harmonie met dit informatieve beeld zullen Michaël, de grote Vorst, en zijn engelen niets doen wat het vernietigen van Satans met Sodom overeenkomende wereld betreft, totdat zij die door Lot en zijn dochters worden afgebeeld, namelijk de „andere schapen”, door Jehovah’s heiligdomklasse, zijn uitverkorenen die nog in het vlees zijn, uit dit ten ondergang gedoemde samenstel van dingen zijn gehaald. Jezus voorzei hoe Jehovah de verdrukking ten aanzien van Satans organisatie zou onderbreken opdat Jehovah’s uitverkorenen in het vlees de gelegenheid zouden hebben dit levenreddende werk met betrekking tot de „andere schapen” te verrichten. Jezus zei: „Die dagen zullen zulk een verdrukking brengen als er niet geweest is van het begin der schepping, die God geschapen heeft, tot nu toe, en ook nooit meer wezen zal. En indien de Here die dagen niet had ingekort, zou geen vlees behouden worden, doch ter wille van de uitverkorenen [die nog in het vlees zijn], die Hij heeft uitverkoren, heeft Hij die dagen ingekort”.
9. Wat deed Michaël, in overeenstemming met deze woorden, ter bestemder tijd, en wie zullen derhalve niet worden vernietigd wanneer het huidige Sodom wordt verbrand?
9 In overeenstemming met die in Markus 13:19, 20 opgetekende woorden bevrijdde Michaël de leden van de heiligdomklasse in 1919. Waarom? Opdat zij het „voortdurende offer” van lof aan God tot hun eigen redding konden hernieuwen en tevens opdat de vele „andere schapen” geholpen konden worden onder Gods koninkrijk toevlucht te zoeken. Aldaar zullen deze „andere schapen” zich met het overblijfsel van het geestelijke heiligdom onder goddelijke bescherming bevinden zodat zij niet met dit huidige Sodom zullen ondergaan wanneer het in een verdrukking zoals de mensheid sedert de schepping niet heeft gekend, door een vurige vernietiging wordt getroffen.
(Wordt vervolgd)
[Voetnoten]
a Deze aantallen aanwezigen over de gehele aarde omvatten geen groepen met minder dan twintig vierders van het Avondmaal des Heren, uitgezonderd de aantallen welke op enkele berichten uit het buitenland voorkwamen.
b Zie De Wachttoren van 1 jan. 1960, de blz. 26 t/m 30; en van 15 jan. 1960, blz. 57, 58; of, in het geheel, de paragrafen 37 t/m 53.