Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w60 1/9 blz. 534-536
  • Wat is uw ziel?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Wat is uw ziel?
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1960
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • WAT ZEGT DE SCHRIFT EROVER?
  • Hebt u een onsterfelijke ziel?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2007
  • De ziel volgens de bijbel
    Wat gebeurt er met ons bij de dood?
  • Wat wordt met de „ziel” bedoeld?
    Is dit leven alles wat er is?
  • Wat is uw ziel?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1973
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1960
w60 1/9 blz. 534-536

Wat is uw ziel?

VELE van de niet-christelijke volkeren op Malaka denken dat de menselijke ziel een klein, onzichtbaar mannetje is — ongeveer zo groot als een duim — dat wat vorm, proporties en kleur betreft, overeenkomt met de man in wiens lichaam het zich bevindt. De ziel van een dikke man is volgens hen ook dik, en die van een magere man, mager. Andere primitieve volkeren denken dat de ziel een klein vogeltje, iemands schaduw of zijn spiegelbeeld is. Gewoonlijk geloven deze volkeren dat de ziel door de mond of de neus het lichaam verlaat wanneer de persoon slaapt en er weer in terugkeert wanneer hij wakker wordt. Sommige mensen in Bombay beschouwen het als een misdaad het gezicht van een slaper te verven omdat ze denken dat de ziel de betrokkene bij zijn terugkeer niet zal herkennen en dus het lichaam niet zal binnengaan, wat de dood voor die persoon tot gevolg heeft.

Op Celebes bestaat de gewoonte een zieke vishaken door zijn neus, navel en voeten te doen opdat zijn ziel gevangen kan worden wanneer deze probeert te ontsnappen. Op Borneo denkt men dat de ziel een kleine, onzichtbare vogel is en wanneer een man gewond is geraakt, gaat zijn vrouw of een bloedverwante naar de plaats waar dit gebeurde en probeert zijn ziel weer terug te lokken door rijst op de grond te strooien en zijn ziel te roepen. Daarna verzamelt zij de rijstkorrels weer, neemt ze mee naar huis en stort ze over het hoofd van de gewonde man uit, terwijl ze nogmaals zijn ziel net als een vogel roept.

Het is niet waarschijnlijk dat u de ziel net zo beziet als die volkeren. In plaats van te denken dat de ziel een klein mannetje of een vogeltje is dat binnen in u woont en het lichaam door de mond of de neus verlaat en wat rondzwerft, maakt u zich waarschijnlijk een voorstelling van een heel klein en onzichtbaar iets wat tot aan uw dood in het lichaam blijft en bij het sterven het lichaam verlaat om uw bewuste bestaan ergens anders voort te zetten.

De rooms-katholieke publikatie, getiteld „De Vraagbaak”, geeft de volgende definitie over de ziel: „De ziel is het essentiële element van ons persoonlijke bewuste leven, door middel waarvan wij voelen, denken en willen. . . . De ziel wordt gevormd door een eenvoudige substantie, dat wil zeggen, ze is niet samengesteld uit verschillende delen; ze bestaat ook uit een geestelijke substantie, dat wil zeggen, haar bestaan is onafhankelijk van het stof”. Deze definitie vormt de omschrijving voor de ziel welke over het algemeen door de gehele christenheid als basis wordt aangenomen. Ze komt ongeveer overeen met de gezichtspunten welke de filosofen uit het oude Griekenland en Rome er met betrekking tot de ziel op na hielden. Cicero zei: „Daar de aard van de ziel niet samengesteld is en er evenmin in de ziel een mengsel bestaat dat niet homogeen en gelijk is, kom ik tot de conclusie dat ze ondeelbaar is, en als ze dan inderdaad ondeelbaar is, kan ze niet sterven”.

WAT ZEGT DE SCHRIFT EROVER?

In plaats van ons, voor een uitleg van wat onze ziel is, tot huidige of vroegere filosofen te wenden, is het veel beter ons tot het geschreven Woord te wenden van Degene die de menselijke ziel heeft geschapen. De hemelse Vader weet beslist meer over dit onderwerp dan welke mens ook.

Wanneer u in zijn geschreven Woord zoekt, zult u er tot uw grote verbazing niet in vinden dat God de mens een onsterfelijke ziel heeft gegeven die in ons vleselijke lichaam woont en het bij de dood verlaat. U zult echter wel de volgende passage tegenkomen: „Dan keert het stof terug tot de aarde evenals het geweest is en de geest keert terug tot De ware God, die hem heeft gegeven”; u zult zich afvragen of deze tekst dan niet het bestaan van een onsterfelijke ziel in de mens bevestigt. Kijkt u echter nog eens naar deze schriftuurplaats. Er staat niets in over een ziel en evenmin iets over onsterfelijkheid. Wanneer u aan het woord „geest” de betekenis van ziel wilt geven, heeft u het geloof van de heidense Griekse filosoof Pythagoras aangenomen, die onderwees dat de ziel een voorbestaan heeft, want in de Schrift staat dat de geest ’terugkeert tot God’. — Pred. 12:7, NW.

Zoals het woord „geest” hier is gebruikt, heeft het dezelfde betekenis als in Genesis 6:17, waar gesproken wordt over de vernietiging van levende schepselen in de grote Vloed. „Want zie, Ik ga een watervloed over de aarde brengen om al wat leeft, waarin een levensgeest is, van onder den hemel te verdelgen; alles wat op de aarde is, zal omkomen”. De New World Translation zegt hier: „om alle vlees waarin de levenskracht actief is, te gronde te richten”.

In plaats van naar iets ontastbaars in het menselijke lichaam te verwijzen dat bij de dood het lichaam verlaat en het bewuste bestaan van een persoon in een ander rijk voortzet, duidt het woord „geest” alleen maar op de levenskracht die van God kwam en die al het levende bezielt. In deze zin wordt het woord ook in Prediker 3:19 (NW) gebruikt, waar staat: „Want hetzelfde overkomt de mensenzonen en hetzelfde de beesten, en één en hetzelfde overkomt hen. Zoals de een sterft, sterft de ander, en zij allen hebben slechts één geest”. In plaats van geest kunnen wij ook zeggen dat zij allen één adem hebben, want ademhalen is onafscheidelijk verbonden met de levenskracht van een schepsel.

In het algemeen gebruikt de bijbel het woord „ziel” om naar het levende schepsel zelf te verwijzen. In deze zin wordt dit woord in Genesis 2:7 gebruikt, waar wij lezen: „En de HERE God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen de adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel”. De ziel was dus het resultaat van het samenvoegen van het uit de elementen der aarde gemaakte lichaam en de van God afkomstige adem des levens. Daarom noemt de bijbel ook dieren zielen. „En God zeide: Dat de wateren overvloediglijk voortbrengen een gewemel van levende zielen”. — Gen. 1:20; Num. 31:28, SV.

Door in gedachten te houden dat de ziel, in plaats van iets geestelijks in een levend schepsel, het levende schepsel zelf is, kunt u ook begrijpen waarom de bijbel zegt dat zielen gedood kunnen worden, in een kuil kunnen vallen, verscheurd kunnen worden, zoals bijvoorbeeld door een leeuw, gekocht en ten slotte ook nog met vlees gevoed kunnen worden. — Ezech. 13:19; Job 33:18; Ps. 7:3; Lev. 22:11; Deut. 12:20, SV.

De woorden die Elia sprak toen hij een dood kind weer tot het leven terugbracht, veranderen niets aan dit gezichtspunt en ondersteunen evenmin het geloof dat de mens een onsterfelijke ziel heeft welke bij de dood het lichaam verlaat. Zijn woorden „HERE, mijn God! Laat toch de ziel van dit kind in hem terugkeren”, duiden er niet op dat Elia dezelfde gedachte als de primitieve volkeren — die geloven dat de ziel het lichaam verlaat en wat rondzwerft — was toegedaan. Elia bad niet of een afgescheiden onsterfelijke ziel in het lichaam mocht terugkeren, maar hij bad om de terugkeer van het leven van het kind. Sommige bijbelvertalingen zoals De Katholieke Bijbel, An American Translation en The Emphasized Bible van Rotherham gebruiken hier „leven” in plaats van „ziel”. Dit is een van de voorbeelden van een schriftuurplaats waarin „ziel” wordt gebruikt om naar iemands leven als een ziel te verwijzen. Bovendien heeft Jezus eens het volgende gezegd: „Wordt niet bevreesd voor hen die het lichaam doden maar de ziel niet kunnen doden; doch vreest veeleer hem die èn ziel èn lichaam in Gehenna kan vernietigen”. Deze schriftuurplaats toont niet alleen dat de ziel niet onsterfelijk is en gedood kan worden, maar tevens dat God iemand het leven kan teruggeven dat hem door een goddeloze is ontnomen. — 1 Kon. 17:21; Matth. 10:28, NW.

Voor degenen die in Gods herinnering zijn, is de opstanding dus de hoop op toekomstig leven. In plaats dat u, vanaf het moment dat uw levenskracht u verlaat, tot in alle eeuwigheid een dode ziel blijft, bestaat er de schriftuurlijke hoop dat God uw levenskracht zal herstellen opdat u weer een levende ziel kan worden. Deze opstanding uit de doden zal voor sommigen tot onsterfelijkheid als een geestelijk schepsel leiden, maar voor de meesten tot eeuwig leven als een menselijke ziel. In plaats dat u dus een ziel hébt die zich van het lichaam kan scheiden, bént u een ziel.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen