Wat is de dood?
„ER IS een afloop met betrekking tot de mensenzonen en een afloop met betrekking tot de beesten, en zij hebben dezelfde afloop. Zoals de één sterft, zo sterft de ander.” — Pred. 3:19.
Maar te aanvaarden dat bij de dood alles geëindigd is, ligt in het geval van dieren gemakkelijker dan in het geval van mensen. Eén gevolg hiervan is dat velen geloven dat de mens een onsterfelijke ziel bezit, en om deze reden superieur is aan de dieren.
Wat de ziel is
De bijbel onderscheidt de mens echter niet van het dier ten aanzien van het punt dat hij een „ziel” is. Dezelfde Hebreeuwse en Griekse woorden die in veel bijbels met „ziel” zijn vertaald, en in andere met „schepsel” of „wezen”, worden gebruikt voor zowel mens als dier. Lees alstublieft zelf wat er staat in Numeri 31:28, Genesis 1:20-24 en Openbaring 16:3, waar in de oorspronkelijke talen deze termen worden aangetroffen.
Het woord „ziel” duidt dus helemaal niet op een geest binnen in het lichaam van een menselijk of dierlijk schepsel, maar met het woord „ziel” wordt het hele schepsel aangeduid. Hierbij is zowel het lichaam als de levensgeest inbegrepen. — Pred. 3:21; 12:7.
Dit blijkt uit de bijbelse beschrijving van de schepping van de mens: „Jehovah God ging ertoe over de mens te vormen uit stof van de aardbodem en in zijn neusgaten de levensadem te blazen, en de mens werd een levende ziel” (Gen. 2:7; „een levend wezen”, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap). De „ziel” werd dus niet van buitenaf in het lichaam van de mens gebracht. Een „ziel” is wat de mens werd toen zijn lichaam werd geactiveerd door de adem des levens. De mens heeft niet een ziel. Hij is een ziel. Ook dieren zijn zielen.
Net als bij de dieren bestaat het lichaam van de mens uit miljarden levende cellen. De „levensgeest” brengt elk van die cellen tot leven. Met betrekking nu tot deze „geest” of „levenskracht” zegt de bijbel dat mens en dier niet van elkaar verschillen, ’slechts één geest hebben’ (Pred. 3:19-21). Deze levensgeest wordt in het lichaam in stand gehouden door de ademhaling, en deze ademhaling activeert het hele organisme.
Als de ademhaling ophoudt, of als de cellen geen stoffen meer toegevoerd krijgen die ze voor hun voeding en levensfuncties nodig hebben, gaan deze cellen dood. Dit ziet men gebeuren bij de staart van een hagedis of de hand van een mens als ze zijn afgesneden van het lichaam.
In werkelijkheid hebben menselijke en dierlijke zielen dus dezelfde levenskracht van God. Maar deze levenskracht heeft geen persoonlijkheid en ook blijft ze na de dood niet voortbestaan.
Gods voornemen ten aanzien van de mens is anders
Wil dit zeggen dat er geen verschil bestaat tussen Gods voornemen ten aanzien van de mens en ten aanzien van de dieren? Zeker niet, want er zijn een aantal heel belangrijke verschillen.
Om één punt te noemen, de mens is met zijn hersenen tot denkprocessen in staat die verre superieur zijn aan die van dieren, waardoor mensen kunnen redeneren en over een veel beter geheugen beschikken en een besef hebben van tijd. De mens wordt niet grotendeels door instinct geleid zoals dat bij dieren het geval is, maar hij kan kiezen en zelf zijn beslissingen nemen. Ook is de mens gemaakt naar Gods beeld en heeft dus een mate van Gods hoedanigheden van wijsheid, rechtvaardigheid, liefde en macht, terwijl dat niet geldt voor dieren.
Er is nog een enorm verschil: De mens werd niet geschapen om te sterven! Integendeel, God schiep de mens met het vermogen om voor eeuwig te leven! Het verslag in de eerste twee hoofdstukken van Genesis laat zien dat God man en vrouw volmaakt schiep. Zij zouden ook volmaakte kinderen krijgen. Dan zouden zij hun Edense paradijs tot de uiteinden der aarde moeten uitbreiden, en eeuwig op die aarde leven. — Gen. 2:8-25.
De dieren werden echter niet geschapen met een vooruitzicht op eeuwig leven. Ze leefden en stierven al voordat de mens werd geschapen; dit blijft het geval. Vóór de vloed van Noachs dagen werden ze gedood om kleding te verschaffen voor mensen, en voor offers (Gen. 3:21; 4:4). Na de Vloed gaf God de mens de autoriteit ze ook te doden voor voedsel (Gen. 9:3). Hun levensduur is dus altijd beperkt geweest, met de dood als uiteindelijke en onafwendbare afloop. — 2 Petr. 2:12.
Het is waar dat God zowel de mensen als de dieren uit het stof van de aardbodem heeft geschapen. Maar hij bestemde mensen ertoe om onder de juiste omstandigheden voor onbepaalde tijd — voor eeuwig — te leven.
Waarom de mens sterft
Waarom sterft de mens dan? Omdat eeuwig leven afhankelijk is van gehoorzaamheid aan de wetten van de Schepper. Gehoorzaamheid aan die wetten zou voor onze eerste ouders, Adam en Eva, hebben betekend dat zij waren blijven leven. Ongehoorzaamheid betekende de dood: ’Gij zult beslist sterven’, waren Gods woorden (Gen. 2:17). Ongehoorzaamheid verbrak hun levenslijn naar de Onderhouder van het leven, want bij God is „de bron van het leven” (Ps. 36:9). Als Adam en Eva niet ongehoorzaam waren geweest, zouden zij niet zijn gestorven.
Helaas misbruikten onze eerste ouders hun vrije wil en besloten zij een levensweg te volgen van onafhankelijkheid van God. Die beslissing plaatste de geest en het leven van de mens op een koers die in strijd was met Gods wil. Nu was de mens niet langer volmaakt, aangezien opstand ertoe leidde dat het doel van volmaaktheid werd gemist. Naarmate de mens de enorme vitaliteit verbruikte die God hem had gegeven, werd hij ouder en uiteindelijk stierf hij en ’keerde terug tot het stof van de aardbodem’ (Gen. 3:1, 19). Aangezien hij nu zelf gebreken vertoonde en zijn nakomelingen naar hem werden gevormd, gaf hij de erfenis van onvolmaaktheid en dood aan zijn hele nageslacht door. — Rom. 5:12.
Hoe de mens sterft
Bij de dood gebeurt het omgekeerde van wat er bij de schepping van de mens plaatshad. De ademhaling stopt. De geest, of levenskracht in alle cellen, dooft uit. De hersenen houden op te functioneren en de gedachten vergaan. „Zijn geest gaat uit, hij keert terug naar zijn grond; waarlijk, op die dag vergaan zijn gedachten.” — Ps. 146:4; Ezech. 18:4.
Dit stemt overeen met wat de wetenschap van het stervensproces weet. Wanneer het hart ophoudt te kloppen, brengt het bloed niet langer voeding en zuurstof (uit de ademhaling verkregen) naar de cellen van het lichaam. Toch sterven de cellen niet onmiddellijk. Dat is de reden waarom het mogelijk is sommige mensen bij wie de ademhaling en de hartslag zijn opgehouden, weer tot leven te brengen. De absolute dood treedt in wanneer de levenskracht, of levensgeest, uit de lichaamscellen verdwijnt. — Ps. 104:29.
De dood betekent een toestand van totale inactiviteit. De doden „zijn zich van helemaal niets bewust, . . . want er is geen werk noch overleg noch kennis noch wijsheid in Sjeool [het graf]”. Dit betekent dat de doden niet geholpen kunnen worden met religieuze of spiritistische inspanningen of met menselijke wetenschappelijke middelen. — Pred. 9:5, 6, 10.
Manifestaties van geesten
Maar hoe staat het met de spiritistische manifestaties die met de doden in verband worden gebracht? De bijbel legt uit dat geestelijke schepselen werden voortgebracht voordat het stoffelijke universum werd geschapen. Sommigen van deze engelen, met inbegrip van Satan, kwamen tegen God in opstand. Zij zijn degenen die zich voor de doden uitgeven en dit doen zij om Satans eerste leugen te ondersteunen dat de mens ’volstrekt niet zou sterven’ als hij tegen God in opstand kwam. — Gen. 3:4; Joh. 8:44; Jud. 6.
Zo zijn dus het raadplegen van de doden, de begrafenisriten die tot doel hebben hen gunstig te stemmen of eer te bewijzen, de gebeden ten behoeve van hen, en alle spiritistische praktijken allemaal gebaseerd op bedrog, op een leugen. Het geld dat voor dergelijke diensten wordt betaald, levert niet Gods gunst op, noch beïnvloedt het de doden. In plaats daarvan speelt het de demonen in de kaart. Dat is de reden waarom God verbiedt aan deze praktijken deel te nemen. — Deut. 18:10-12; Jes. 8:19.
Wanneer iemand begrip heeft van de waarheid omtrent de dood en daarmee in overeenstemming handelt, bevrijdt dit hem van vrees en vruchteloze praktijken. Het plaatst iemand ook in de positie dat hij het voornemen van de Schepper kan waarderen en er voordeel van kan trekken dat God een werkelijke overwinning over de dood zal verschaffen.
[Illustratie op blz. 9]
Uw ziel, dat bent u