Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g75 22/4 blz. 9-14
  • Wanneer en waar het is misgegaan

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Wanneer en waar het is misgegaan
  • Ontwaakt! 1975
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Een gezinsprobleem
  • De enige historische bron die tot het begin teruggaat
  • Een volmaakt begin voor de mensheid
  • Een proef voor ’s mensen bestwil
  • De vrijheid om te kiezen
  • De gevolgen van trouweloosheid
  • Bestaat er een God die zich om ons bekommert?
    Bestaat er een God die zich om ons bekommert?
  • Een strijdvraag waarbij u betrokken bent
    Ware vrede en zekerheid — Hoe kunt u die vinden?
  • Een strijdvraag waarbij u betrokken bent
    Ware vrede en zekerheid — Uit welke bron?
  • Waarom wij oud worden en sterven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1969
Meer weergeven
Ontwaakt! 1975
g75 22/4 blz. 9-14

Wanneer en waar het is misgegaan

DEZE aarde zou een heerlijke plaats kunnen zijn om te wonen. Zelfs met alle problemen van tegenwoordig hebben de meeste mensen toch een zekere mate van plezier in hun leven. Daarom willen zij bijna alles doen om het maar niet te verliezen. Zij die „het niet meer zien zitten” en de voorkeur geven aan de dood omdat zij het leven te zwaar vinden, vormen toch altijd nog maar een zeer klein deel van de bijna 4.000.000.000 mensen die de aarde bevolken.

Toch is werkelijk geluk iets wat voor de mensheid in haar geheel ongrijpbaar is. Zelfs onder de meest gunstige omstandigheden duikt het kwaad plotseling weer op, onderbreekt de vreugde van de mens, brengt angst, onzekerheid, verwarring en bij tijden bittere teleurstelling, ernstig hartzeer en neerslachtigheid. Deze onheilen doen zich herhaaldelijk voor en laten zich klaarblijkelijk niet verdrijven. Ze kennen geen grenzen en beïnvloeden het leven van mensen, waar ook ter wereld. De enorme omvang van de huidige slechte toestanden vormen voor ons allen een ernstige bedreiging.

Ergens is er iets ’niet in de haak’, schijnt er met de mensheid zelf iets niet in orde te zijn. Wat? Ongetwijfeld moet het eens ergens begonnen zijn. Waar en wanneer is het dan begonnen?

Een gezinsprobleem

Als wij de geschiedenisboeken doorlezen en eeuw voor eeuw teruggaan tot ze het spoor verliezen in de onbekende duisternis van het verre verleden, vinden wij voortdurend berichten over geweld, misdaad, oorlog, onderdrukking, armoede, honger en ziekte. Ofschoon deze geschiedenissen zich nu eens onder het ene en dan weer onder het andere volk of ras afspelen, wordt er niettemin door aangetoond dat wij allemaal slechts tot één familie behoren. In de moderne wetenschap wordt dit feit erkend. Antropoloog M. F Ashley Montagu verklaart:

„Alle variëteiten onder de mensen behoren tot dezelfde soort en hebben dezelfde ver verwijderde voorouders. Dit is een conclusie waar al het bewijsmateriaal van de vergelijkende anatomie, de paleontologie, de serologie en de genetica op duidt. Alleen al op genetische gronden is het praktisch onmogelijk aan te nemen dat de variëteiten onder de mens en afgescheiden van elkaar zouden zijn ontstaan.”

Ja, de menselijke familie is één; wij hebben allen ergens in het verleden dezelfde voorouders gehad. Zo wordt in een publikatie van de UNESCO, de organisatie van de Verenigde Naties voor onderwijs, wetenschap en cultuur, gemeld:

„Als wij maar ver genoeg, honderden generaties, teruggaan, zouden wij allemaal op dezelfde plaats terechtkomen — aan de voet van de menselijke stamboom . . . Onze gemeenschappelijke voorvader had heel goed Adam kunnen heten (hetgeen in het Hebreeuws dan ook ’mens’ betekent), want het bekende bijbelverhaal kondigde van tevoren het door de wetenschap verschafte bewijs aan dat de tegenwoordige mensen van een gemeenschappelijke voorouder afstammen.”

De enige historische bron die tot het begin teruggaat

Wereldse geschiedenisboeken brengen ons niet helemaal tot het begin van de mens terug. Hun verslagen houden tegen het derde millennium vóór de Gewone Tijdrekening op. Er bestaat echter een geschiedkundig verslag dat helemaal teruggaat. Dat is de bijbel. Misschien hebt u dit boek nog nooit onderzocht. Maar dan hebt u wellicht ook nooit beseft dat de bijbel een samenhangend, gedateerd geschiedkundig overzicht geeft, waar geen enkel ander oudheidkundig verslag, ook niet in zogenaamd heilige boeken, aan kan tippen. Dit overzicht is zo volledig en uitgebreid dat een geschiedkundige uit de eerste eeuw zoals Lukas, een dokter, in staat was de afstammingslijn van Jezus van Nazareth door vierduizend jaar heen, stap voor stap en naam voor naam na te gaan, helemaal tot aan de eerste mens Adam toe. — Zie Lukas 1:1-4; 3:23-38.

De bijbel vertelt ons ook hoe al het menselijk lijden is begonnen en hoe en waarom het een voortdurende, door de mens onuitwisbare, algemene erfenis van de hele menselijke familie is geworden. Dit wordt ons in geen enkele andere geschiedenis, in geen enkel ander heilig boek verteld. Waar zullen wij dan, aangezien er geen enkele andere bron bestaat, zoeken naar het antwoord op de vraag hoe lijden en wanorde onder de mensheid zijn ontstaan? Indien wij het antwoord niet uit een historische bron willen putten, wat blijft ons dan over? Slechts menselijke opvattingen, vermoedens — met grote verschillen en onenigheden. Waarlijk, met het oog op het belang van die vraag — de meest verwarrende vraag van het leven — dienen wij toch bereid te zijn de inlichtingen welke de bijbelse geschiedenis verschaft eens nader te beschouwen. En zie eens hoe redelijk dit verslag is.

Een volmaakt begin voor de mensheid

De bijbel laat zien dat God het eerste mensenpaar, Adam en Eva, als volmaakte schepselen naar lichaam en geest heeft geschapen. Zouden wij van Degene over wie de bijbel zegt: „Volmaakt is zijn activiteit,” iets anders kunnen verwachten? (Deut. 32:4) Uit het schriftuurlijke bericht blijkt Gods vaderlijke zorg en zijn belangstelling voor dat oorspronkelijke paar. Menselijke ouders van nu treffen voorbereidingen voor de komst van hun nakomelingen door allerlei dingen voor het nieuwe gezinslid in gereedheid te brengen. Insgelijks wordt in de bijbel verhaald hoe God zorgvuldige voorbereidingen voor zijn eerste menselijke zoon en dochter trof. Niet in een moeras, hol, wildernis of oerwoud liet hij hun leven beginnen — maar in een parkachtig gebied, een ware botanische tuin met vruchtdragende en andere bomen, waar zij geen honger zouden behoeven te lijden. Hij gaf hun zinvol werk te doen. Hij stelde hun bereikbare en aanmoedigende doeleinden voor ogen — het uitbreiden van de omstandigheden in hun park over de hele aarde, met de hulp van de zich steeds vermeerderende nakomelingen die zij zouden voortbrengen. — Zie Genesis 1:26-28; 2:7-9, 15.

Dit lezend, hebben wij beslist geen reden om God van gebrek aan zorg te beschuldigen, terwijl aan het verslag ook niets onwerkelijks kleeft. Moeten wij niet eerlijk toegeven dat tot op de dag van vandaag het doel dat God in Genesis voorstelde, precies hetzelfde doel is als de mensheid lang heeft trachten te bereiken — namelijk een parkachtige aarde, zonder honger of gebrek en bewoond door gezonde mensen die zich met lonende activiteiten bezighouden? Waarom is dit doel echter niet bereikt? Waarom zijn de krachtsinspanningen van de mens als een „boemerang” op zijn eigen hoofd terechtgekomen, in de vorm van een verontreinigde aarde en een ernstig verstoord ecologisch evenwicht? Weer toont de bijbel ons dit aan, en wel op een realistische, redelijke manier.

Een proef voor ’s mensen bestwil

De meeste mensen weten dat het bijbelbericht toont dat God een van de bomen in de hof voor de mens tot „verboden terrein” maakte en dat overtreding van dit verbod, door van de vrucht van die boom te eten, de doodstraf over hen zou brengen (Gen. 2:9, 16, 17), maar er zijn slechts weinig mensen die stil blijven staan bij de wijsheid die in deze regeling lag opgesloten. Denk eens aan:

Hoe tonen wijzelf als menselijke ouders oprechte bezorgdheid voor onze kinderen? Verschaffen wij hun alleen maar stoffelijke dingen? Of gaat het er meer om hen te helpen juiste gedragsnormen te ontwikkelen, hen te helpen gezonde beginselen te leren, grondwaarheden die zij niet kunnen negeren als zij werkelijk gelukkig willen leven? Indien een zoon of dochter verwend wordt en alles mag doen wat hij of zij maar graag wil, is zulk een toegeeflijkheid dan een blijk van zorg of juist van een gebrek aan zorg? Wij weten wat er gebeurt als ouders zich aan hun verantwoordelijkheid onttrekken en nalaten hun nakomelingen op te voeden en te trainen. De voortwoekerende jeugdmisdaad veroorzaakt tegenwoordig geweldig veel hartzeer en teleurstelling onder vaders en moeders en voor een groot deel is dit het gevolg van hun eigen gebrek aan ouderlijke zorg en strenge leiding.

God bekommerde zich erom zijn eerste menselijke zoon en dochter rechtvaardige maatstaven in te prenten. Hij was hun Levengever. Gebrek aan eerbied voor hem en voor zijn woord zou hun niets goeds kunnen brengen. Het zou in feite zinloos zijn, omdat het niet in overeenstemming zou zijn met de werkelijkheid, ja, zelfs lijnrecht in strijd met de realiteit van het leven. Zo’n gebrek aan eerbied zou — geen geluk en vrede — maar egotisme, zelfzucht en ondankbaarheid kweken. Anderzijds zou een diep respect voor hem oneindige zegeningen kunnen meebrengen. Zij zouden hierdoor ontvankelijk blijven voor Gods allesovertreffende wijsheid, macht en liefde. Het zou de mensen helpen eensgezind samen te leven en eerbied en begrip voor de belangen en gevoelens van anderen te hebben. Wanneer wij zien hoe thans veel van de moeilijkheden onder de mensen het gevolg zijn van het feit dat zij alleen maar aan zichzelf denken, met zo weinig begrip voor de rechten en belangen van hun medemens, dan zouden wij de waarde kunnen beseffen van wat God voor het eerste mensenpaar deed toen hij de nadruk legde op de van levensbelang zijnde noodzaak zijn rechten en belangen als de Universele Soeverein te eerbiedigen. De „boom der kennis van goed en kwaad” welke hij voor hen tot „verboden terrein” verklaarde, werd gebruikt om zijn soevereine recht te vertegenwoordigen of te symboliseren, het recht om voor zijn schepselen te beslissen wat „goed” en wat „kwaad” voor hen is.

Het middel dat God gebruikte om hun eerbied voor hem zo te beproeven, getuigde van zorgzaamheid en tevens schonk het de mens een natuurlijke waardigheid. Het paste volkomen in zijn omstandigheden. Hoezo? Wel, ofschoon geschapen als rijpe volwassenen, stonden de eerste twee mensen nog als nieuwelingen tegenover het leven. Om hun de gelegenheid te geven eerbied en loyaliteit jegens zijn soevereiniteit ten toon te spreiden, gebruikte hun Schepper niet iets wat ingewikkeld of verwarrend was, maar iets eenvoudigs en rechtstreeks, iets waarbij een dagelijkse bezigheid betrokken was, namelijk eten. Op deze wijze legde God ook geen verbod op waardoor de mens verdacht gemaakt werd als iemand met een verdorven aanleg of kwaadaardige neigingen, want eten was op zichzelf een normale, juiste bezigheid. Alhoewel het verbod om van die ene boom te eten voor het mensenpaar een zekere beperking betekende, vormde deze beperking beslist geen benauwenis voor hen, noch belette het hen ten volle van het leven te genieten. Met het oog op alle andere vruchtdragende bomen die er waren, behoefden zij allerminst het gevoel te hebben verstoken te zijn van iets wat voor hun geluk absoluut noodzakelijk was (Gen. 2:9). En hoewel eenvoudig, zou deze proef op hun gehoorzaamheid en respect in overeenstemming zijn met het wijze beginsel dat later door Gods Zoon werd uitgesproken, dat „wie getrouw is in het geringste, . . . ook getrouw [is] in veel, en wie onrechtvaardig is in het geringste, . . . ook onrechtvaardig [is] in veel”. — Luk. 16:10.

De vrijheid om te kiezen

De bijbel toont ook dat God zijn menselijke zoon en dochter de vrije keus liet, hun een vrije morele handelwijze toestond. Waarom? Omdat God zich om hen bekommerde en sympathie voor hen had. Door hen tot leven te wekken en voorbereidingen te treffen voor een gelukkig aards bestaan had hij hun liefde betoond. Indien God hen zo had geschapen dat zij hem automatisch gehoorzaam waren geweest en nooit tot iets anders in staat, zouden zij op hun beurt nooit ware liefde voor hun Schepper hebben kunnen tonen. Hun gehoorzaamheid zou mechanisch zijn geweest. Bij werkelijke liefde komt de wens naar voren om dingen te doen die een ander plezieren of die in zijn belang zijn (Deut. 30:15, 16). Ja, uit eigen ervaring weten wij dat de grootste vreugde wordt geput uit het doen van dingen voor anderen wanneer wij ze oprecht voor hen wensen te doen omdat wij veel om hen geven, terwijl omgekeerd, als anderen dingen voor ons doen, dit ons hart slechts goed doet wanneer wij weten dat zij spontaan, uit vrije wil, hebben gehandeld.

Onze eerste ouders verkozen het God ongehoorzaam te zijn, zoals het verslag toont. Lijkt het u, met het oog op alles wat God voor hen gedaan had, ongeloofwaardig toe dat zij zich tegen hem keerden? Dat zou het inderdaad zijn als wijzelf niets zouden afweten van de bijna niet te geloven dingen die mensen in het verleden en heden hebben kunnen doen. Wij hebben gezien hoe personen zich tegen getrouwe en liefhebbende echtgenoten hebben gekeerd, kinderen tegen hun ouders, ouders tegen kinderen, dikwijls zonder enige deugdelijke reden. Wij hebben in verschillende landen mensen uiting zien geven aan bittere haat tegen hun naasten en hun medeburgers door dezen zonder enige reden te vervolgen en zich zelfs aan massamoord op hen schuldig te maken. Gewoonlijk werden zij opgehitst door valse propaganda, waardoor wantrouwen en wrok werden aangewakkerd en op zelfzuchtige verlangens werd gewerkt.

De bijbel toont dat de eerste vrouw, Eva, door een opstandige geestelijke zoon van God aan een soortgelijke verdorven propaganda werd blootgesteld. Zij had deze kunnen weerstaan, evenals wij thans, hoewel wij onvolmaakt zijn. Zij deed dat echter niet en liet in plaats daarvan wantrouwen jegens Gods liefde, wijsheid en eerlijkheid in zich opkomen — alsof hij de mensheid iets onthield. Zij maakte inbreuk op zijn eigendomsrecht, zijn soevereine rechten, door zijn wet betreffende de „boom der kennis van goed en kwaad” en de vrucht ervan te overtreden. Op haar aandrang sloot haar man zich bij haar aan.

De gevolgen van trouweloosheid

Wij weten dat een simpele daad in onze tijd enorme gevolgen kan hebben. Menselijke zorgeloosheid van één persoon bij het in acht nemen van een betrekkelijk kleine veiligheidsmaatregel tijdens het optrekken van een bouwwerk kan een ramp veroorzaken welke talloze mensen het leven kan kosten. Gebrek aan zorg voor een soortgelijke maatregel bij een dam zou tot een doorbraak kunnen leiden en een verwoestende vloedgolf kunnen ontketenen die enorme schade en vernieling zou aan richten. Eén enkele oneerlijke of corrupte handeling van een regeringsleider zou de weg kunnen openen voor een kettingreactie van verkeerde dingen in een regering en tot groot onrecht en nadeel voor duizenden, ja zelfs miljoenen mensen kunnen leiden.

De ontrouw van onze eerste vader jegens God had tot gevolg dat de menselijke familie in zonde en onvolmaaktheid werd gedompeld. De onontkoombare regel welke in Gods Woord staat opgetekend, luidt: „God laat niet met zich spotten. Want wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten; want wie met het oog op het vlees zaait, zal uit zijn vlees verderf oogsten, maar wie met het oog op de geest zaait, zal uit de geest eeuwig leven oogsten” (Gal. 6:7, 8). De voorvader van de mensheid, Adam, stelde vleselijke begeerte boven geestelijke belangen; evenzo is thans de belangstelling van de mensen voor geestelijke aangelegenheden en Gods leiding praktisch verdronken in een wereldomvattende golf van materialisme. Adam oogstte onvolmaaktheid en verderf en was gedwongen deze als een erfenis aan zijn nageslacht door te geven, zoals in Gods geïnspireerde Woord in Romeinen 5:12 uiteengezet wordt: „Daarom, zoals door bemiddeling van één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus de dood zich tot alle mensen heeft uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden.”

Thans zal iemand die zich welbewust aan een immoreel gedrag overgeeft en een geslachtsziekte oploopt of die lijdt aan een beschadiging van de chromosomen als gevolg van drugverslaving, gebrekkige kinderen voortbrengen. Van het feit dat hij zich weinig bekommert om het lijden dat zoiets over zijn nakomelingen brengt, kan men toch niet met recht God de schuld geven. Evenmin kan men het God verwijten dat onze eerste vader zich weinig van de gevolgen van zijn handelwijze heeft aangetrokken. Om te laten zien waar de fout zit, vertelt de geïnspireerde schrijver ons: „Zie! Slechts dit heb ik gevonden, dat de ware God de mensheid oprecht heeft gemaakt, maar zijzelf hebben veel plannen bedacht.” — Pred. 7:29.

Doch, waarom heeft God, zelfs als hij dan niet voor het begin van menselijk lijden verantwoordelijk is geweest, er tot op heden geen eind aan gemaakt? Zijn reden om tot in onze tijd te wachten, is geen blijk van een onverschillige handelwijze, maar van een juiste zorg voor het eeuwige welzijn van de mensheid. Wat is die reden?

[Illustratie op blz. 10]

De bijbel toont aan dat het Gods voornemen was de hele aarde tot een prachtig park voor de mensheid te maken. Is dat niet wat de mensheid nog steeds wil?

[Illustratie op blz. 12]

Landen vatten het binnendringen van buitenstaanders zeker niet licht op. Waarom zou God dan toelaten dat zijn rechtmatige heerschappij oneerbiedig wordt voorbijgezien, zoals in Eden gebeurde?

[Illustratie op blz. 13]

Wanneer schijnbaar kleine veiligheidsmaatregelen worden genegeerd, kan zelfs een groot bouwwerk als een dam ineenstorten. Sommige mensen vinden de zonde van de oorspronkelijke man in Eden een kleinigheid, toch werd er een vloedgolf van goddeloosheid en ellende door losgemaakt

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen