Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w69 15/5 blz. 296-302
  • Waardering voor Jehovah

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Waardering voor Jehovah
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1969
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • GODDELIJKE LEIDING VOOR DE MENS
  • WAARDERING VOOR AANBIDDING
  • Waardering voor heilige dingen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1969
  • Hebt u waardering voor heilige dingen?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1988
  • Esau
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Eli, een priester die als vader te kort schoot
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1979
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1969
w69 15/5 blz. 296-302

Waardering voor Jehovah

„Vele dingen hebt gijzelf gedaan, O Jehovah, mijn God, ja, uw wonderwerken en uw gedachten jegens ons; niemand is met u te vergelijken. Zou ik geneigd zijn erover te vertellen en spreken, ze zijn te talrijk geworden om ze te kunnen verhalen.” — Ps. 40:5 (6), NW.

1. Waarom dient de waardering van een met verstand begiftigd schepsel bij Jehovah God te beginnen?

VOOR alle met verstand begiftigde schepselen in dit universum geldt dat hun waardering bij Jehovah God, de grote Schepper, dient te beginnen. Er gaat in het leven van elk willekeurig schepsel geen moment voorbij waarin hij niet persoonlijk voordeel trekt van de liefderijke goedheid van Jehovah, de grote Levengever. Zonder leven bezit het schepsel helemaal niets. — Gen. 2:7; Ps. 36:10 9; 146:1-4.

2. Wat zijn enkele van de dingen om ons heen waardoor wij worden geholpen waardering voor de Schepper te hebben?

2 Alles om ons heen, het gehele universum, zou een verrukking voor de mens zijn als het geheel in harmonie met Jehovah zou zijn en bepaalde delen ervan niet door de invloed van Jehovah’s tegenstander Satan waren verdorven. Maar zelfs in de toestand waarin de schepping rondom de mens thans verkeert, is deze vaak heel aangenaam en schitterend in zijn ogen. Koningen, heersers en buitengewoon rijke personen zoeken vaak plaatsen op die rijk zijn aan natuurschoon. Grote huizen of kastelen worden in goed bevloeide gebieden gebouwd waar overvloedig veel bomen, planten en bloemen groeien. Bij deze vorstelijke huizen worden vaak prachtige tuinen met geometrische figuren aangelegd die een lust zijn voor het oog. De warme zonnestralen dragen er in deze omstreken toe bij dat de mens zich behaaglijk voelt, terwijl ze hun deel doen om de groei en het voortbrengen van plantenleven te bevorderen. Als er regen of sneeuw komt, waardoor in het noodzakelijke water wordt voorzien, is dit voor personen met een goede gezondheid bijzonder verfrissend. De lucht in de omgeving van een weelderige plantengroei is bijzonder fris en gezond, aangezien ze de zuurstof bevat die het menselijke lichaam nodig heeft. De bomen en andere planten brengen verrukkelijke vruchten, zaden en wortels voort, die zowel voor de mens als voor de dierlijke schepping als voedsel dienen. Al deze dingen tonen aan dat alles op aarde in het begin zo werd geschapen dat het precies goed was voor het mensengeslacht. — Gen. 1:31; Neh. 9:6; Psalm 104.

3, 4. (a) Hoe komt het dat sommige mensen geen waardering voor de Schepper aan de dag leggen terwijl anderen dit wel doen? (b) Welke redenen kunt u ervoor aanvoeren dat de mens op aarde woont in plaats van op de maan?

3 Wat is het dan vreemd dat zoveel heersers en rijke personen, die vaak in de schitterendste natuurlijke omgeving vertoeven, weinig of geen waardering voor Jehovah, de Schepper, aan de dag leggen. Wat komt het weinig voor dat mensen beseffen dat de aarde en de mens die erop woont, ja, eigenlijk het gehele universum, volledig afhankelijk is van de Maker. Mogelijk uit trots en een verlangen in de ogen van mensen te schijnen, werpen zij ideeën op die in strijd zijn met wat door de Schepper is gezegd, het grootse feit dat „aan Jehovah . . . de hemel [toebehoort], maar de aarde heeft hij aan de mensenzonen gegeven”. Door verklaringen zoals deze te negeren, hebben sommige mensen getheoretiseerd over de mogelijkheid of de mens op andere hemellichamen kan leven. Naarmate de wetenschap het echter voor de mens mogelijk maakt de hemelen te onderzoeken en krachtige telescopen de mens er een betere blik op geven, wordt het steeds duidelijker dat alleen de door de Schepper ontworpen aarde ideaal geschikt is voor ’s mensen bestaan. — Ps. 115:16, NW; 19:2-5 1-4; Jes. 40:26; 45:18.

4 Zelfs op het hemellichaam dat zich het dichtst bij de aarde bevindt, de maan, zijn de toestanden dermate onbevredigend dat er geen menselijk leven in stand gehouden kan worden. Het maanoppervlak is bezet met kraters, als bewijs van het feit dat ze door asteroïden of vliegende voorwerpen uit de ruimte wordt getroffen. Ze bezit geen atmosfeer, waardoor zulke voorwerpen verbrand zouden worden voordat ze de oppervlakte van de maan zouden kunnen bereiken. Ook is er geen atmosfeer om geluidsgolven voor communicatie, spraak of waarschuwingen voort te planten. Er is geen lucht om in te ademen. Er is geen water; er is geen voedsel. Men heeft ontdekt dat de lange maan-dag heet genoeg is om het menselijke bloed te laten koken, aangezien de temperatuur een waarde bereikt van minstens 100 graden Celsius. Zou men echter in de schaduw van een grote rots of berg komen, dan kan men vriestemperaturen verwachten. In tegenstelling hiermee wordt in de maannacht een temperatuur van min 168 graden Celsius bereikt, stellig geen temperatuur die zich voor menselijk leven leent.

5. (a) Als de maan niet voor bewoning door de mens geschikt is, hoe staat het dan met enkele planeten in de buurt van de aarde? (b) Hoe dienen nadenkende mensen op aarde derhalve op scheppingswonderen te reageren?

5 Naarmate met behulp van raketten steeds meer onderzoekingen worden verricht naar planeten in de buurt van de aarde, die de mens Venus en Mars heeft genoemd, blijken deze hemellichamen evenmin geschikt te zijn om menselijk leven in stand te houden. De inlichtingen die reeds door het ruimteonderzoek zijn verkregen, dienen alle diep nadenkende personen ertoe te brengen meer waardering te hebben voor de Schepper en zijn wonderwerken en gedachten jegens ons op aarde. Wanneer men de schepping beschouwt, met al haar wonderen en ingewikkelde details, komt men tot het inzicht dat Gods wonderwerken talrijker zijn dan de mens kan verhalen. En toch zijn er zovelen van het mensengeslacht die geen waardering jegens Jehovah zelf aan de dag leggen. Bestaat hier een verontschuldiging voor? De apostel Paulus antwoordt: „Zijn onzichtbare hoedanigheden worden van de schepping der wereld af duidelijk gezien, omdat ze worden waargenomen door middel van de dingen die gemaakt zijn, ja, zijn eeuwige kracht en Godheid, zodat zij niet te verontschuldigen zijn.” — Rom. 1:20.

GODDELIJKE LEIDING VOOR DE MENS

6. Wat heeft God, afgezien van deze scheppingswerken, in zijn zorgzaamheid nog meer voor de mens op aarde verschaft?

6 Jehovah’s wonderbare scheppingswerken, vooral met betrekking tot de aarde, en alle passende voorzieningen die voor de mens hier zijn getroffen, getuigen alreeds van het feit dat Gods gedachten naar ons, het mensengeslacht, uitgaan. De schepping op zichzelf reeds legt duidelijk getuigenis af van het bestaan van de Schepper en zijn liefdevolle zorg voor zijn schepselen. Toen Jehovah zich echter voornam de mens te scheppen en ervoor zorgde dat hij een zekere intelligentie en een denkvermogen kreeg, wist hij dat het goed zou zijn voor de mens wanneer hij leiding zou hebben voor zijn leven op aarde. In de eerste plaats zou het belangrijk voor de mens zijn kennis te hebben over zijn Schepper en zijn verhouding tot God en zijn afhankelijkheid van God om in leven te blijven. Verder zou hij enkele goede inlichtingen nodig hebben over Gods wetten en beginselen en hoe God wilde dat de mens zich op deze aarde zou gedragen. Daarom werd aan de eerste mens Adam onderricht en kennis geschonken waardoor in hem een grotere waardering voor zijn Vader en Schepper in de hemel opgebouwd zou worden.

7. Welke voorziening van Jehovah staat ons thans ter beschikking, en hoe dient deze beschouwd te worden?

7 Dat vormde slechts het begin van de inlichtingen die God aan zijn schepselen op aarde gaf. In de loop der eeuwen heeft God in zijn liefderijke goedheid in het unieke boek dat thans de bijbel wordt genoemd, een volledig stelsel van wetten en beginselen verschaft. Door middel van dit boek de bijbel zijn wij in de gelegenheid kennis te verwerven over de Schepper en zijn voornemens voor de mensheid. Er staan gelegenheden voor ons open om kennis te verwerven omtrent heilige dingen. De bijbel bevat heilige geheimen, en wij hebben deze nodig. Uit de wijze waarop wij er gebruik van maken, blijkt onze waardering voor de Gever van deze geheimen en van al deze goede dingen. Aangezien waardering inhoudt dat men voldoende kennis van zaken heeft om de uitnemendheid van iets te bewonderen en ervan te genieten, zal men, naarmate men de waarde van de bijbel meer gaat beseffen, dit Boek als een waardevolle schat, als iets wat zeer dierbaar geacht moet worden, waarderen. De waarde van de bijbel neemt toe naarmate wij er gebruik van maken. Een verstandig mens, zoals de psalmist, dankt Jehovah ervoor dat hij het geschreven Woord als een gids voor de mens heeft verschaft en op zoveel manieren liefderijke goedheid ten toon heeft gespreid: „O dankt Jehovah, want hij is goed, want zijn liefderijke goedheid duurt tot onbepaalde tijd.” — Ps. 107:1, NW.

8. Noem enkele van de dingen die wij uit de bijbel kunnen leren.

8 Tot de vele dingen die wij uit de bijbel kunnen leren, behoren inlichtingen over mensen die waardering aan de dag legden en anderen die dit niet deden. Ja, de bijbel bevat het verslag over degenen die verkeerd handelden en ook over degenen die juist handelden. God had er zijn goede redenen voor al deze inlichtingen op te nemen, zoals Paulus uiteenzette: „Deze dingen nu bleven hun overkomen als voorbeelden en ze werden opgeschreven tot een waarschuwing voor ons, tot wie de einden van de samenstelsels van dingen gekomen zijn.” — 1 Kor. 10:11.

9. (a) Wat werd er voor Adam gedaan om hem erbij te helpen waardering te hebben voor Jehovah? (b) Welke handelwijze volgde Adam evenwel?

9 Wanneer wij naar het begin terugkijken, toen God de eerste man en vrouw in de Hof van Eden op aarde plaatste, merken wij op dat aan alle behoeften was gedacht en dat overal in was voorzien. Er was een prachtig, gerieflijk paradijs. Het ontbrak Adam en Eva aan niets, aangezien Jehovah niet alleen een wijze en liefdevolle Vader, maar ook een zeer goede Vader is. Adam ontving Gods wet over de wijze waarop hij in de Hof moest leven, en er werd van hem verwacht dat hij gehoorzaam zou zijn aan Gods regeling. De Schepper heeft stellig het recht vast te stellen wat een schepsel wel of niet dient te doen. Adam stond echter niet toe dat de prachtige natuurlijke omgeving waardoor hij werd omringd, hem erbij hielp een grote waardering voor Jehovah’s voorzieningen te blijven koesteren. Het ontbrak hem aan waardering voor Gods heilige wet, aangezien hij een te hoge dunk van zichzelf had. In zeker opzicht legde hij dezelfde houding aan de dag als zovelen in deze tijd die in een prachtige landelijke streek wonen en door Jehovah’s schepping zijn omringd maar geen waardering aan de dag leggen voor God en zijn wetten. Ongehoorzaamheid leidde tot Adams val en kostte hem zijn leven. Gebrek aan waardering voor Jehovah en zijn heilige dingen kan hetzelfde betekenen voor vele mensen die thans, in dit geslacht, leven. — Gen. 2:7-17; 5:5.

10. In welk opzicht vertoont Noach een tegenstelling met Adam?

10 Later verscheen Noach op het aardse toneel, en hij bleek een man te zijn die waardering bezat. Toen Gods woorden tot hem werden gesproken, legde hij waardering en geloof aan de dag. Hij geloofde wat God zei, bracht zijn levenswijze in overeenstemming met wat God zich had voorgenomen en werd levend door de grote vloed heengebracht, waardoor hij een rechtstreekse tegenstelling vertoont met de eerste man, die zijn waardering voor wat God hem had gezegd, verloor en als gevolg daarvan zijn leven verspeelde. Deze tegenstelling die in het heilige Woord van God staat opgetekend, is van groot nut voor ons. — Gen. 6:9, 22; 7:5.

11. Welke liefderijke goedheid betoonde God aan Abraham?

11 Toen er na Noachs dagen verscheidene jaren waren voorbijgegaan, ontving een vooraanstaand man die waardering had voor God en heilige dingen, op verscheidene manieren het bewijs dat God hem met liefderijke goedheid bejegende. Eén in het oog springende gave van God was de belofte die aan Abraham werd gedaan: „Ik [zal] u voorzeker . . . zegenen en uw zaad voorzeker . . . vermenigvuldigen als de sterren aan de hemel en als de zandkorrels die aan de zeeoever zijn; en uw zaad zal de poort van zijn vijanden in bezit nemen. En door bemiddeling van uw zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen, ten gevolge van het feit dat gij naar mijn stem hebt geluisterd” (Gen. 22:17, 18, NW). Dit betekende dat de nakomelingen van Abraham naar een speciaal persoon zouden uitkijken, er zou iemand als een nakomeling van Abraham worden geboren, als gevolg waarvan mensen van alle natiën zegeningen zouden ontvangen. Dit verbond dat God met Abraham sloot, werd met een eed bekrachtigd en kon niet veranderd worden. Het was heilig.

12. Hoe helpt het verslag over Jakob en Esau ons inzien welke voordelen het biedt heilige dingen te waarderen?

12 Welke waardering legden de kleinzonen van Abraham echter met betrekking tot deze heilige belofte aan de dag? Het is wederom aan de liefderijke goedheid van God te danken dat er een verslag over Jakob en Esau is opgetekend om ons te helpen inzien welke voordelen het biedt iets wat heilig is, te waarderen. De geschiedenis vermeldt betreffende deze tweelingbroers: „Toen de jongens opgroeiden, werd Esau een man, ervaren in de jacht, een man van het veld, maar Jakob was een huiselijk [onberispelijk, NW] man, die in tenten woonde. En Isaäk had Esau lief, want wildbraad was naar zijn smaak; maar Rebekka had Jakob lief. Eens had Jakob een gerecht gekookt, en Esau kwam vermoeid van het veld. Toen zeide Esau tot Jakob: „Laat mij toch slokken van dat rode, dat rode daar, want ik ben moe. Daarom gaf men hem den naam Edom. Maar Jakob zeide: Verkoop mij dan eerst uw eerstgeboorterecht. En Esau zeide: Zie, ik ga toch sterven; waartoe dient mij dan het eerstgeboorterecht? Daarop zeide Jakob: Zweer mij eerst. En hij zwoer hem. Zo verkocht hij aan Jakob zijn eerstgeboorterecht. Toen gaf Jakob aan Esau brood en het linzengerecht; hij at en dronk, stond op en ging heen. Zo verachtte Esau het eerstgeboorterecht” (Gen. 25:27-34). Wat een verschil tussen de tweelingzonen van dezelfde ouders! Jakob had waardering voor Jehovah’s belofte aan Abraham en het geboorterecht, maar Esau waardeerde zulke heilige dingen niet en dacht alleen maar aan zichzelf. Hij werd de vader van Edom, een natie die later door God werd veroordeeld. Hij is een voorbeeld van degenen die alleen maar aan het heden denken, personen die heilige dingen verachten. Zij die Jehovah’s dingen waarderen, ontvangen altijd de zegen, evenals Jakob die heeft ontvangen. — Gen. 27:27-29; Hebr. 12:16.

WAARDERING VOOR AANBIDDING

13. Welke zegeningen genoot Eli, maar waarin schoot hij te kort?

13 Wanneer wij een latere periode in de gewijde geschiedenis beschouwen, nadat Jakobs nakomelingen als natie het land waren binnengegaan dat God hun had beloofd te geven, lezen wij dat er rechters in de natie Israël waren. Eli was zo’n rechter. Hij was ook een hogepriester. Een man die in zo’n positie was aangesteld, moest een goede kennis van en waardering voor Jehovah God en zijn heilige wetten hebben. De stam Levi genoot het voorrecht in de tabernakel van aanbidding van God dienst te verrichten, en derhalve erfden de zonen van Eli een groots voorrecht in de vorm van heilige dienst. Na verloop van tijd toonden de zonen van Eli geen waardering voor de heiligheid van de tabernakeldienst, maar beoefenden zij immoraliteit. Hoewel Eli zulke dingen niet zelf beoefende, verzuimde hij de hand aan Gods wet te houden en zijn zonen ertoe te bewegen rechtvaardig te handelen. De zonen gingen derhalve met hun slechte praktijken door. Door niet het juiste ouderlijke standpunt in te nemen en zijn kinderen leiding te geven, bracht Eli veel verdriet en rampspoed over zichzelf. In het Heilige Bericht wordt ons verteld: „En Eli was zeer oud, en hij had vernomen omtrent alles wat zijn zonen voortdurend met heel Israël deden en hoe zij bij de vrouwen lagen die dienst deden bij de ingang van de tent der samenkomst. Voorts kwam er een man Gods tot Eli en zei tot hem: ’Dit heeft Jehovah gezegd: „Heb ik mij niet werkelijk aan het huis van uw voorvader geopenbaard, terwijl zij zich in Egypte bevonden als slaven van het huis van Farao? Waarom blijft gijlieden trappen naar mijn slachtoffer en naar mijn offerande, die ik in mijn woning geboden heb, en blijft gij uw zonen meer eren dan mij, door u vet te mesten met het beste van elke offerande van mijn volk Israël? Daarom luidt de uitspraak van Jehovah, de God van Israël: ’Ik heb inderdaad gezegd: Uw huis en het huis van uw voorvader zullen tot onbepaalde tijd voor mijn aangezicht wandelen.’ Maar nu luidt de uitspraak van Jehovah: ’Het is ondenkbaar van mijn zijde, want wie mij eren, zal ik eren, en wie mij verachten, zullen geringgeacht worden.’ En dit is het teken voor u, dat over uw beide zonen, Hofni en Pinehas, zal komen: Op één dag zullen zij beiden sterven.”’” — 1 Sam. 2:22, 27, 29, 30, 34, NW.

14. Wat gebeurde er met de zonen van Eli omdat zij in gebreke bleven Jehovah’s zuivere aanbidding te waarderen?

14 Deze verklaring bleek juist te zijn. Toen de Filistijnen in een oorlog gewikkeld raakten met het volk Israël, trachtten de oudere mannen van Israël de overwinning te behalen door de ark van het verbond van Jehovah in het kamp van Israël te laten brengen, en de twee zonen van Eli gingen met de Ark mee. In plaats dat dit een zegen afwierp voor Israël of voor het gezin van Eli, versloegen de Filistijnen Israël en doodden 30.000 man. „Ook werd de ark Gods buitgemaakt en de beide zonen van Eli, Hofni en Pinehas, vonden den dood” (1 Sam. 4:11). Het was geen tijd van voorspoed voor Israël.

15. Hoeveel waardering bezat David?

15 David was iemand die duidelijk waardering had voor de heiligheid van de zuivere aanbidding en de waarde van Gods wetten. Hij behoorde niet tot de priesterschap en de stam Levi, maar tot de stam Juda, en hij was een strijder voor Jehovah. Hij was positief met betrekking tot zijn aanbidding van Jehovah en dankbaar voor alles wat Jehovah had gedaan, en hij schreef met veel waardering over Jehovah’s gaven. „Eén ding heb ik van Jehovah gevraagd — Dat zal ik zoeken: Dat ik al de dagen van mijn leven in het huis van Jehovah mag wonen, om de aangenaamheid van Jehovah te aanschouwen en met waardering zijn tempel te bezien” (Ps. 27:4, NW). „De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen. De wet des HEREN is volmaakt, zij verkwikt de ziel; de getuigenis des HEREN is betrouwbaar, zij schenkt wijsheid den onverstandige. De bevelen des HEREN zijn waarachtig, zij verheugen het hart; het gebod des HEREN is louter, het verlicht de ogen. De vreze des HEREN is rein, voor immer bestendig; de verordeningen des HEREN zijn waarheid, altegader rechtvaardig. Kostelijker zijn zij dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honing, ja, dan honingzeem uit de raat. Ook laat uw knecht zich daardoor ernstig vermanen; in het houden er van ligt rijke beloning.” — Ps. 19:2, 8-12 1, 7-11.

16. Hoe gaf David van een grote achting voor heilige aanbidding blijk?

16 David zei deze dingen niet alleen, maar hij leefde ook in overeenstemming met de tot uitdrukking gebrachte gedachten. David was er niet tevreden mee een gerieflijke woonplaats voor zichzelf te hebben terwijl de ark van het verbond van Jehovah zich terzelfder tijd op een tijdelijke plaats bevond. Aangezien de heilige aanbidding zo belangrijk was, wilde David een tempel bouwen die als een centrum van de aanbidding van Jehovah zou dienen. Jehovah zei evenwel tot David dat hij de tempel niet mocht bouwen, maar dat zijn zoon Salomo de bouwwerkzaamheden zou verrichten. Dit nam niets weg van Davids ijver voor het huis van Jehovah, en David deed al het mogelijke om de belangen van de aanbidding te bevorderen door voorbereidingen voor de tempelbouw te treffen. David bracht goud bijeen ter waarde van ruim ƒ 475.000.000, alsmede andere kostbare metalen. Hij gaf zijn zoon Salomo de bouwplannen voor de tempel, welke plannen hij door inspiratie had ontvangen. De bouwplannen waren geheel compleet en betroffen niet alleen het belangrijkste deel van de tempel, maar ook de voorraadkamers, de voorhoven, de lampestandaarden en alle gebruiksvoorwerpen, waarvan de details in hoofdstuk 28 van 1 Kronieken aangetroffen kunnen worden. Er bestaat geen twijfel over de goede hartetoestand van David ten opzichte van heilige dingen, en in het bijbelverslag wordt met stelligheid te kennen gegeven dat David een opstanding zal ontvangen. Hij zal op Gods bestemde tijd eeuwig leven kunnen ontvangen.

17. Welk verband blijkt er volgens de geschiedenis in de dagen van Salomo, tussen juiste aanbidding en voorspoed te bestaan?

17 De tempelbouw werd onder koning Salomo voltooid, waarmee er in geheel Israël een tijdperk van vrede en voorspoed werd ingeluid. Jehovah God zelf gaf ten tijde van de inwijding van de tempel te kennen dat hij het nieuwe centrum van aanbidding aanvaardde door vuur uit de hemel te zenden dat de slachtoffers verteerde en door later tot Salomo te spreken. Jehovah vertelde Salomo dat de zegeningen voor zijn gezin en voor de natie afhankelijk waren van waardering voor Jehovah’s voorschriften en rechterlijke beslissingen, het onderhouden van de inzettingen en het handhaven van de zuivere aanbidding. Vóór het einde van zijn regering verloor Salomo echter zijn waardering voor de aanbidding van Jehovah, hetgeen tot gevolg had dat de natie door rampspoed werd getroffen en in twee koninkrijken uiteenviel. — 2 Kronieken hst. 7; 1 Koningen hst. 11.

18. Welke handelwijze heeft de meerderheid van de koningen in Israël en Juda na Salomo’s tijd gevolgd?

18 In de bijbelboeken Koningen en Kronieken wordt de geschiedenis van Gods verbondsvolk na de tijd van Salomo gedetailleerd uiteengezet. Het is bedroevend te moeten opmerken dat de meeste regeerders in gebreke bleven een juiste waardering voor Jehovah en de zuivere aanbidding aan de dag te leggen. Het volk had met vele moeilijkheden te kampen. Koning Achaz ging zelfs zo ver dat hij de deuren van het huis van Jehovah sloot en valse aanbidding invoerde. — 2 Kron. 28:24, 25.

19. Waarom ontvingen de inwoners van Jeruzalem onder Hizkía zegeningen?

19 Er waren echter enkele regeerders die er blijk van gaven waardering voor Jehovah te bezitten. Een van dezen was Hizkía, die de deuren van de tempel heropende, de priesters en levieten reorganiseerde en ervoor zorgde dat de tempeloffers overeenkomstig Jehovah’s wetten aan Jehovah werden geofferd. Aan de bewoners van geheel Israël en Juda werden boodschappen gezonden waarin zij werden uitgenodigd Jehovah’s instructies op te volgen en het Pascha te vieren. Hizkía deed nog veel meer waaruit waardering bleek voor heilige dingen, en Jehovah gaf te kennen dat zijn gedachten naar zijn volk uitgingen door hen met overvloed te zegenen (2 Kron. 31:10). Toen Jeruzalem door vijanden werd bedreigd, gaf Hizkía er blijk van, waardering voor gebed te hebben door Jehovah vol geloof te vragen tussenbeide te komen. In antwoord hierop spaarde Jehovah zijn volk en versloeg hij het vijandelijke leger dat zich vast had voorgenomen Jeruzalem aan te vallen. — 2 Kon. 19:15, 35.

20. Waarom werd Jeruzalem niet in Zedekía’s dagen bevrijd?

20 Zo’n bevrijding geschiedde echter niet in de dagen van Zedekía, want hij was niet iemand die de juiste waardering voor Jehovah toonde of erop toezag dat de zuivere aanbidding in de tempel werd gehandhaafd. Destijds was lijden in plaats van voorspoed het lot van het volk. Zowel de priesters als het volk waren ontrouw aan God en verontreinigden het huis van Jehovah. Zoals Jehovah Salomo na de inwijding van de tempel had gewaarschuwd, liet hij derhalve toe dat de tempel en de stad werden vernietigd. — 2 Kron. 36:11-21.

21. Hoe kunnen wij er blijk van geven dat wij waardering hebben voor Jehovah?

21 Het is dus bijzonder waardevol wanneer mensen het voorrecht waarderen heilige aanbidding voor Jehovah te mogen verrichten. Door Jehovah te aanbidden en zijn wetten te gehoorzamen, kunnen wij tonen dat wij waardering hebben voor Jehovah. De bijbel onthult hoe leven en voorspoed afhankelijk zijn van de waardering die wij aan de dag leggen.

[Illustratie op blz. 299]

Jakob had waardering voor Jehovah en zijn belofte aan Abraham, maar Esau had geen waardering voor heilige dingen en verkocht zijn eerstgeboorterecht voor een linzenmaal

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen