Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w70 15/1 blz. 35-36
  • Wat een zegen veel te doen te hebben!

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Wat een zegen veel te doen te hebben!
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1970
  • Vergelijkbare artikelen
  • Waardering hebben voor de gave die „werk” wordt genoemd
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1972
  • „Spant u krachtig in”!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1972
  • Werken is een zegen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1965
  • Gods oordelen onthullen zijn persoonlijkheid
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1970
w70 15/1 blz. 35-36

Wat een zegen veel te doen te hebben!

IS HET een zegen veel te doen te hebben? „Hoe kan dat nu?” vragen sommigen wellicht. Vertelt de bijbel ons niet dat werk een vloek is die God over de mens heeft gebracht? Helaas is dat een van de populaire misvattingen die er door sommigen die beweren de bijbel te begrijpen, op na worden gehouden.

Zo verklaart professor W. R. Bowie, commentaar leverend op Genesis 3:17-19: „Werk wordt voorgesteld als een vloek die over Adam en zijn nakomelingen werd gebracht. Te moeten werken . . . kwam het menselijke instinct als een teken van straf voor. . . . De mensen die de tradities hebben gevormd die in Genesis zijn overgeleverd, trachtten hier ondervinding en het goed en kwaad dat zij erin vonden te interpreteren. De noodzaak te moeten werken was iets dat hun niet beviel en daarom beschouwden zij het als kwaad. Zij ervoeren het als straf, dus concludeerden zij dat het straf was.” — The Interpreter’s Bible, Deel I, blz. 511.

Toen Adam ongehoorzaam was geweest, zei God tot hem: „De aardbodem [is] om uwentwil vervloekt. . . . In het zweet van uw aangezicht zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem terugkeert, want daaruit werdt gij genomen.” De grond werd vervloekt, doch is arbeid zelf een vloek? — Gen. 3:17-19.

Toen de mens werd geschapen en nog volmaakt was, werd hem werk te doen gegeven. „Jehovah God nu nam de mens en plaatste hem in de tuin van Eden om die te bebouwen en er zorg voor te dragen.” Deze tuin van Eden was een uitgestrekt park, groot genoeg om alle soorten van landdieren te bevatten die God had geschapen, want Adam gaf ze alle een naam zonder Eden te verlaten. Voor zo’n groot park te zorgen en het te bebouwen, betekende werk. Het was echter geen naar werk, dat te veel van iemands krachten vergde. Het was een vreugde. Zulk werk was geen vloek. — Gen. 2:15.

Dat dit de juiste conclusie is, blijkt uit de rest van de Heilige Schrift. Hierin wordt ons gezegd het werk dat onze hand te doen vindt, met onze krácht te doen, want in het graf kunnen wij niet meer werken (Pred. 9:10). De luiaard „zal over weinig middelen beschikken”, zegt de bijbel, „maar het is de hand van de vlijtige die iemand rijk zal maken” (Spr. 10:4). Wij krijgen de waarschuwing dat de luiaard „een broeder [is] van degene die verderf veroorzaakt”, van wie niemand anders dan Satan de Duivel zelf het hoofd is! (Spr. 18:9) Koning Salomo zei terecht: „Ik ben te weten gekomen dat er voor hen niets beters is dan zich te verheugen en goed te doen tijdens zijn leven; en ook dat ieder mens eet en inderdaad drinkt en het goede ziet voor al zijn harde werk. Het is de gave Gods.” — Pred. 3:12, 13.

Toen Jezus Christus op aarde was, verklaarde hij dat zijn Vader bleef werken en dat ook hij werkte (Joh. 5:17). En de apostel Paulus gaf anderen bij herhaling de raad te werken en sprak ook over zijn eigen arbeid: „Doet uw werk niet traag. Zijt vurig van geest.” „Wie steelt, stele niet meer maar laat hij liever hard werken, door met zijn handen goed werk te doen, opdat hij iets aan de behoeftige kan uitdelen.” — Rom. 12:11; Ef. 4:28; 2 Kor. 11:27.

Een van de zegeningen die het met zich brengt als wij veel te doen hebben is, dat het ons helpt niet in moeilijkheden te raken. Dit beginsel wordt ondersteund door de woorden van de apostel Paulus dat jonge weduwen dienen te huwen en kinderen groot te brengen omdat het een bescherming voor hen is als zij veel te doen hebben. — 1 Tim. 2:15; 5:14.

Veel te doen te hebben is ook een zegen omdat hierdoor de tijd snel voorbijvliegt. Dit feit beseffen vooral degenen die zich wegens hun leeftijd uit de zaken hebben teruggetrokken of gepensioneerd zijn. Als zij niets of te weinig te doen hebben, worden zij licht gefrustreerd of gaan zij zich vervelen.

Er dient ook vooral te worden opgemerkt dat het een zegen is veel te doen te hebben omdat hiermee de voldoening gepaard gaat veel tot stand te hebben gebracht. Maar het spreekt natuurlijk vanzelf dat het werk waarover hier wordt gesproken eerbare, eerlijke arbeid is. Degenen wier werk eruit bestaat anderen te beroven, te bedriegen of op andere manieren zelfzuchtig uit te buiten, kunnen natuurlijk op grond van het feit dat zij zoveel van dergelijke dingen te doen hebben geen enkele zegen verwachten, hoeveel materieel voordeel zij er op het moment ook van mogen hebben!

Er kan terecht gezegd worden dat geen enkele groep het thans drukker heeft dan de christelijke getuigen van Jehovah. Zij wijden veel tijd aan persoonlijke bijbelstudie, bezoeken vijf wekelijkse gemeentevergaderingen en besteden er elke maand veel tijd aan het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken en mensen tot discipelen te maken, behalve nog dat zij op eerlijke wijze in de materiële dingen voor henzelf en hun gezin voorzien (Matth. 24:14; 28:19, 20). Volop te doen te hebben in het werk des Heren dient als een bescherming tegen tal van strikken van de wereld, het vlees en de Duivel. Zij hebben ook de vreugde en voldoening Jehovah’s naam te eren en treurende waarheidzoekers te vertroosten, en zij hebben de belofte beloond te zullen worden met eeuwig leven. — 1 Kor. 15:58; 2 Kor. 8:21; 1 Tim. 5:8.

Als u een doorsneegemeente van deze Getuigen zou bezoeken en hen zou leren kennen, zou u bemerken dat zij werkelijk een gelukkig volk zijn. U zou waarschijnlijk ook ontdekken dat degenen die zich er het drukst mee bezighouden tot anderen Gods Woord te prediken en te onderwijzen, het gelukkigst zijn. Dit werk móet wel vele zegeningen met zich brengen, want het is gelukkiger te geven dan te ontvangen. — Hand. 20:35.

Niet dat de Getuigen fanatici of extremisten zijn. Zij zijn redelijk. Vooral huisvaders met verantwoordelijke posities in de gemeente zien erop toe evenwichtig in deze aangelegenheden te zijn. Zij beseffen hun verantwoordelijkheid tijd met hun gezin door te brengen. Zij laten hun gezin zoveel mogelijk in hun activiteiten delen en zij zien er vooral op toe dat zij samen de bijbel bestuderen. Zij zorgen er ook voor dat ontspanning een gezinsaangelegenheid is.

Kan de bijbel ervan beschuldigd worden werk een vloek te noemen? Beslist niet! Is het een zegen veel te doen te hebben? Jazeker, indien wij maar het juiste soort van werk doen en dit in evenwicht brengen met wat wijzelf en ons gezin nog meer nodig hebben.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen