Vragen van lezers
● Wat is de betekenis van Genesis 2:19? — W. B., Verenigde Staten.
Genesis 2:19 (NW) luidt: „Nu was Jehovah God ermee bezig uit de aardbodem al het wild gedierte van het veld en elk vliegend schepsel van de hemel te vormen, en vervolgens bracht hij ze tot de mens om te zien hoe hij elk daarvan zou noemen; en zoals de mens die noemde, elke levende ziel, dat was zijn naam.” Sommigen hebben gedacht dat deze tekst een samenvatting is van wat in hoofdstuk één van Genesis staat vermeld. De tekst schijnt echter veeleer een aanvulling te zijn op dat hoofdstuk dan een resumé. Klaarblijkelijk is Jehovah God zelfs na de schepping van Adam, maar voordat hij Eva schiep, nog lagere dieren blijven scheppen en heeft hij deze steeds naar Adam gebracht, die ze een naam gaf. Niet alleen Adam maar ook Eva werd vóór het einde van de zesde scheppingsdag geformeerd; derhalve zijn ook deze dieren geschapen voordat de zevende dag begon, de dag waarop God van zijn scheppingswerken rust.
● Wie zijn de koningen die in Jesaja 60:3 worden genoemd? — L. H., Verenigde Staten.
In Jesaja 60:3, welke tekst zoals uit 60 vers één van hetzelfde hoofdstuk in de New World Translation blijkt, tot Gods „vrouw” of organisatie is gericht, wordt gezegd: „Volken zullen opgaan naar uw licht en koningen naar uw stralenden opgang.” Deze woorden komen in belangrijke mate overeen met die in Openbaring 21:24 (NW), waar wij lezen: „De natiën zullen bij haar licht wandelen, en de koningen der aarde zullen hun heerlijkheid in haar brengen.”
Deze profetieën kunnen geen betrekking hebben op wereldse koningen, op politieke heersers bijvoorbeeld, want zij komen niet tot Gods organisatie en erkennen deze niet, noch bezitten zij enige ware heerlijkheid die zij in haar zouden kunnen brengen. Zij genieten de geestelijke voorspoed van Gods organisatie niet. De koningen van wie in deze teksten sprake is, moeten veeleer de mensen op aarde zijn die ervoor in aanmerking komen hemelse koningen te worden, koningen vanuit Gods standpunt gezien, die duizend jaar met Christus zullen regeren en met hem op zijn troon zullen zitten zoals hij met zijn Vader op Zijn troon zit (Openb. 3:21; 20:6, NW). Thans is er nog een overblijfsel van deze koningen — het zijn er in totaal 144.000 — op aarde en op dit overblijfsel hebben de woorden van deze profetieën betrekking. — Openb. 14:1, 3, NW.
De volken of naties waarover wordt gesproken, zijn al net zomin de politieke naties, want geen van die naties komt als zodanig tot Gods organisatie. Met deze naties worden veeleer de mensen van goede wil uit al deze wereldse naties bedoeld, degenen over wie in Openbaring 7:9 (NW) wordt gesproken, de „grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen”. — Zie ook Zacharia 8:23.
● In welke profetie uit de Hebreeuwse Geschriften wordt in overeenstemming met Matthéüs 2:23 (NW) voorzegd dat Jezus ’een Nazarener genoemd zou worden’?
Nadat Jozef, Maria en de kleine Jezus enige tijd in Egypte hadden gewoond, keerden zij naar Palestina terug, waar zij zich in Nazareth vestigden. Matthéüs vertelt ons: „Hij [Jozef] stond derhalve op en nam het jonge kind en zijn moeder en trok het land Israël binnen. Toen hij echter hoorde dat Archeláüs in plaats van zijn vader Herodes als koning over Judéa regeerde, werd hij bevreesd daarheen te gaan. Daar hem bovendien in een droom een goddelijke waarschuwing was gegeven, trok hij zich terug naar het gebied van Galiléa, en hij ging wonen in een stad genaamd Nazareth, opdat vervuld zou worden hetgeen door bemiddeling van de profeten was gesproken: ’Hij zal een Nazarener worden genoemd.’” — Matth. 2:19-23, NW.
Dat Jezus een Nazarener werd genoemd, duidt er klaarblijkelijk op dat het Hebreeuwse woord netser op hem van toepassing werd gebracht. Dit woord betekent „tak” of „scheut” en het werd in Jesaja 11:1 profetisch voor Jezus gebruikt, want wij lezen daar: „Er zal een rijsje voortkomen uit den tronk van Isaï en een scheut [netser] uit zijn wortelen zal vrucht dragen.” Het is opmerkelijk dat de naam van Jezus’ woonplaats, Nazareth, klaarblijkelijk van dit zelfde Hebreeuwse woord netser is afgeleid en „Tak-stad” betekent.
Hoewel er blijkbaar geen enkele specifieke verklaring uit de Hebreeuwse Geschriften geciteerd kan worden waarin staat dat de Messias een Nazarener genoemd zou worden, ging de profetie in Jesaja 11:1 betreffende „een scheut” wel in Jezus Christus in vervulling. Wij moeten ook de betekenis van de naam Nazareth in aanmerking nemen. Deze factoren te zamen stempelen Matthéüs geïnspireerde uitspraak in Matthéüs 2:23 (NW), dat Jezus volgens de profeten ’een Nazarener genoemd zou worden’, als betrouwbaar.