-
Genesis schenkt geloof, hoop en moedDe Wachttoren 1983 | 1 augustus
-
-
Dat hij sommige mensen in het leven hield, toont aan dat zijn spijt beperkt was tot degenen die zowel in woord als in daad slecht waren gaan handelen. — 2 Petr. 2:5, 9.
De mensheid gaat een nieuw tijdperk binnen
● 8:11 — Als de bomen door de Vloed werden vernield, waar kreeg de duif dan het olijfblad vandaan?
Er bestaat geen twijfel over dat de wateren van de Vloed voor veel bomen inderdaad funest waren. De olijf is echter een vrij sterke boom. Tijdens de Vloed kan een olijfboom dus enkele maanden onder water in leven zijn gebleven. Toen de wateren van de Vloed afnamen, zou een olijfboom die onder water was geweest, weer op droge grond komen te staan en weer bladeren kunnen gaan voortbrengen, zodat de duif gemakkelijk een van deze bladeren kon wegpikken. Het olijfblad dat door de duif naar Noach werd gebracht, kan echter ook afkomstig zijn geweest van een tamelijk jonge spruit die was opgekomen nadat de wateren van de Vloed waren gezakt.
● 9:24, 25 — Waarom vervloekte Noach Kanaän terwijl Cham de overtreder was?
Naar alle waarschijnlijkheid had Kanaän zich schuldig gemaakt aan de een of andere corrupte praktijk of perversie tegen de persoon van zijn grootvader Noach, en was Cham hier getuige van geweest zonder tussenbeide te komen. In plaats daarvan schijnt Noachs zoon Cham het verhaal te hebben verbreid, terwijl Sem en Jafeth handelend optraden door hun vader te bedekken. Zij werden daarom gezegend, de waarschijnlijke dader Kanaän werd vervloekt en de toeschouwer en verklikker Cham leed als gevolg van de schande die over zijn nageslacht werd gebracht. Hoewel de Schrift niet alle details vermeldt, is het belangrijk op te merken dat Jehovah Noach de profetie liet uitspreken, terwijl God de vervulling ervan teweegbracht toen de Kanaänieten die niet door de Israëlieten werden gedood, tot slaven van die nakomelingen van Sem werden gemaakt. — Joz. 9:23; 1 Kon. 9:21.
● 10:25 — Hoe werd de aarde in de dagen van Peleg „verdeeld”?
Peleg leefde van 2269 tot 2030 v.G.T. Zijn naam betekende „verdeling” en indien de naam hem bij zijn geboorte werd gegeven, wees deze naam profetisch vooruit naar een opmerkelijke verdeling die zich tijdens zijn leven voordeed. Toen werd „de aarde [of „de bevolking van de aarde”] verdeeld”. Het bijbelse verslag geeft te kennen dat Jehovah „in zijn dagen” een grote verdeling veroorzaakte door de taal van Babels bouwers te verwarren en ’hen over de gehele oppervlakte der aarde te verstrooien’. — Gen. 11:9; zie ook 10:1, 6, 8-10; 11:10-17.
Patriarchen met een onwrikbaar geloof
● 15:13 — Hoe ging de voorzegde vierhonderd jaar durende kwelling van Abrahams nageslacht in vervulling?
Deze periode van kwelling liep van 1913 tot 1513 v.G.T. Toen Abrahams zoon Isaäk in 1913 v.G.T. op ongeveer vijfjarige leeftijd werd gespeend, bleek zijn halfbroer Ismaël (toen ongeveer negentien jaar oud) ’de spot met hem te drijven’. Hoe ernstig deze bespotting van Abrahams erfgenaam was, blijkt duidelijk uit Sara’s reactie en het feit dat Jehovah er zijn goedkeuring aan hechtte dat Hagar en haar zoon Ismaël op het dringende verzoek van Sara werden weggezonden (Gen. 21:8-14; Gal. 4:29). Deze vierhonderd jaar durende periode van kwelling eindigde in 1513 v.G.T. toen de Israëlieten uit de Egyptische slavernij werden bevrijd.
● 19:30-38 — Zag Jehovah het door de vingers dat Lot dronken werd en bij zijn twee dochters zonen verwekte?
Jehovah ziet noch bloedschande noch dronkenschap door de vingers (Lev. 18:6, 7, 29; 1 Kor. 6:9, 10). Bovendien betreurde Abrahams neef Lot de „wetteloze daden” van Sodoms inwoners en was hij klaarblijkelijk bedroefd over het verkeerde gedrag waarin hijzelf betrokken was geraakt, want de Onderzoeker van harten bezag hem als ’rechtvaardig’ (2 Petr. 2:8). Alleen al het feit dat Lots dochters hem dronken maakten, doet veronderstellen dat zij beseften dat hij er in nuchtere toestand niet in zou toestemmen seksuele betrekkingen met hen te hebben. Aangezien Lot en zijn dochters echter vreemdelingen in het land waren, meenden zijn dochters dat dit de enige manier was om uitsterving van Lots geslacht te voorkomen. Het verslag staat niet in de bijbel om erotische gedachten te wekken, maar om aan te tonen dat de Moabieten en de Ammonieten aan Abrahams nakomelingen, de Israëlieten, verwant waren.
● 28:12, 13 — Wat was de betekenis van Jakobs droom in verband met een „ladder”?
Deze „ladder” (die er uitgezien kan hebben als een uit stenen bestaande trap die naar boven liep) gaf te kennen dat er communicatie tussen de aarde en de hemel bestaat. Er werd door aangetoond dat engelen bij de diensten die zij verrichten, als het ware heen en weer gaan tussen Jehovah en mensen die zijn goedkeuring genieten. — Vergelijk Johannes 1:51.
● 31:19 — Wat waren de terafim die Rachel van Laban had gestolen?
De terafim waren familiegoden of -afgoden. Archeologische ontdekkingen in Mesopotamië geven te kennen dat het bezit van zulke beeldjes verband hield met de persoon die de familie-erfenis zou ontvangen. Misschien had Rachel dit in gedachten en redeneerde zij dat zij gerechtvaardigd was de terafim te nemen wegens de bedrieglijke handelingen van haar vader Laban ten opzichte van haar man Jakob (Gen. 31:14-16). Er zijn echter geen aanwijzingen waaruit blijkt dat Jakob ooit heeft geprobeerd de terafim te gebruiken ten einde de familie-erfenis in de wacht te slepen. Deze afgodsbeeldjes werden op zijn laatst verwijderd toen Jakob alle buitenlandse goden begroef die de leden van zijn huisgezin aan hem hadden overhandigd. — Gen. 35:1-4.
● 44:5 — Heeft Jozef werkelijk een beker gebruikt om voortekens te lezen?
Jozef was vastbesloten zijn broers, die hem niet herkenden, op de proef te stellen. Daarom gebood hij zijn dienstknecht hun zakken met voedsel te vullen, ieders geld in de opening van zijn zak te leggen en Jozefs zilveren beker in de opening van Benjamins zak te leggen. In dit alles deed Jozef zich voor als een bestuurder van een heidens land. De beker en wat erover werd gezegd, maakten daarom blijkbaar deel uit van zijn plan hen om de tuin te leiden. Als een getrouwe aanbidder van Jehovah heeft Jozef de beker niet werkelijk gebruikt om voortekens te lezen, evenmin als Benjamin de beker werkelijk had gestolen.
● 49:10 — Bestaat er verschil tussen een scepter en een gebiedersstaf?
Ja. Een scepter is een staf die door een heerser wordt gedragen als een symbool van koninklijke autoriteit. De gebiedersstaf is een lange stok die dienst doet als bewijs dat men de macht heeft om te gebieden. Dat Jakob naar beide staven verwees, gaf klaarblijkelijk te kennen dat de stam Juda een beduidende autoriteit en macht zou bezitten totdat Silo zou komen. Deze nakomeling van Juda is Jezus Christus, degene aan wie Jehovah hemelse heerschappij heeft verleend. Christus heeft koninklijke autoriteit en bezit tevens de macht bevelen uit te vaardigen. — Ps. 2:8, 9; Jes. 55:4; Dan. 7:13, 14.
Basis voor geloof, hoop en moed
Genesis verschaft ons duidelijk een basis voor geloof, hoop en moed. Het bezielt ons met geloof in Jehovah en de hoop op het beloofde „zaad” van zegening (Gen. 3:15; 22:18). Dit boek helpt ons ook de toekomst moedig onder de ogen te zien, evenals vroege getuigen van Jehovah dit hebben gedaan.
Die dienstknechten van God ’trachtten een betere plaats te verkrijgen, een die tot de hemel behoort’, en Jehovah „heeft een stad voor hen gereedgemaakt” (Hebr. 11:15, 16). Mogen wij, evenals zij naar de Koninkrijksregeling uitzagen, er eveneens ons vertrouwen in stellen. En mogen wij, evenals die getuigen van Jehovah, een werkelijk geloof en ware hoop en moed bezitten.
-
-
God „maakt zijn engelen . . . een vuurvlam”De Wachttoren 1983 | 1 augustus
-
-
God „maakt zijn engelen . . . een vuurvlam”
Als de apostel Paulus de engelen tegenover Gods Zoon stelt, doet hij in Hebreeën 1:7 een aanhaling uit Psalm 104:4.
Aangezien alle engelen geestelijke schepselen zonder een vleselijk lichaam zijn, schijnen beide verzen wanneer ze zeggen dat God ’zijn engelen geesten maakt’, niet te verwijzen naar het soort organisme dat engelen bezitten. In plaats daarvan heeft de manier waarop wij deze verzen moeten begrijpen, te maken met de grondbetekenis van „geest”. In de oorspronkelijke talen betekenen de woorden die hier met „geest” vertaald zijn (in het Hebreeuws roeach, in het Grieks pneuma), in eerste instantie „ademen of blazen”. Afhankelijk van de context kunnen ze weergegeven worden met „wind” of „werkzame kracht”. Waar het in Hebreeën 1:7 en Psalm 104:4 dan ook kennelijk om gaat, is dat God zijn onzichtbare engelen tot geestenkrachten of sterke krachten in zijn dienst maakt. Hij kan hen ook gebruiken als „een vuurvlam” of „een verslindend vuur”, wanneer hij hen inschakelt om zijn vurige oordelen uit te voeren.
-