Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w69 1/1 blz. 9-23
  • Het bestuur van mensen moet weldra wijken voor Gods bestuur

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Het bestuur van mensen moet weldra wijken voor Gods bestuur
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1969
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • WAAROM VELEN THANS GODS BESTUUR NIET WENSEN
  • HOGER BESTUUR DAN VAN MENSEN ONVERMIJDELIJK
  • BEGIN VAN HET BESTUUR DOOR MENSEN
  • HET BESTUUR VAN MENSEN RAMPSPOEDIG — GODS BESTUUR HET GENEESMIDDEL
  • MINIATUURKONINKRIJK VAN GOD IN HANDEN VAN ZIJN GEZALFDE
  • HET BESTUUR VAN MENSEN ONDER HET BESTUUR VAN SATAN
  • GODS TIJD NABIJ!
  • Deel 10: Eindelijk een volmaakte regering!
    Ontwaakt! 1990
  • Jehovah’s manier van regeren gerechtvaardigd!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2010
  • Gods regering begint heerschappij uit te oefenen
    U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven
  • Heerschappij door God — De beste manier
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1989
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1969
w69 1/1 blz. 9-23

Het bestuur van mensen moet weldra wijken voor Gods bestuur

„Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.” — Matth. 6:10.

1. Voor welke betekenis van het woord „bestuur” hebben wij belangstelling, en hoe bezien rechtgeaarde personen daarom „bestuur”?

BESTUUR, zoals wij het hier beschouwen, betekent de uitoefening van autoriteit of toezicht. Het woord houdt tevens de gedachte in van een tijdsperiode waarin een speciale regeerder of regering het gezag uitoefent, alsmede de toestand van het geregeerd worden. Volgens Van Dale, groot woordenboek der Nederlandse taal betekent het werkwoord „besturen” onder andere ’leiden, de leiding van iets hebben, regelen, beheren, regeren over, het gezag uitoefenen over (in)’; en onder het zelfstandig naamwoord „bestuur” geeft dit zelfde woordenboek de betekenissen ’het besturen, het leiden en regelen van zaken en personen; beheer; bewind; gezag’. Op grond van deze betekenissen is er op zich geen enkel bezwaar tegen het denkbeeld van „bestuur” door middel van een regering. En welk rechtgeaard mens wenst er nu geen „bestuur”? Wie wenst er nu niet, vooral wanneer iemand onvolmaakt is, wat wij allen zijn, een „bestuur” in de zin van ’leiding, regeling, beheer’? Indien wij graag de rechte weg bewandelen en de dingen op de juiste wijze doen, zal een ieder van ons het toch waarderen in de juiste koers te worden gestuurd en op juiste wijze geleid en geregeerd te worden? In een wereld als deze zijn er toch nog velen van ons die dat inderdaad op prijs stellen. Zulk een correct en ordelijk bestuur door middel van een goede regering zal binnenkort aan de mensheid gegeven worden, met wonderbare zegeningen als resultaat. Maar door wie?

2-4. Waarom kan er worden gezegd dat de mens goed bekend is met bestuur en regering, en welke interessante opmerkingen maakt The Encyclopædia Britannica hierover?

2 De mens is thans door al zijn ervaringen op dat gebied goed bekend met bestuur en regering. Men kan niet afgaan op de schattingen die aanhangers van de evolutietheorie met betrekking tot de tijdsduur van ’s mensen bestaan op deze aardse globe hebben gedaan; het zijn louter fantastische, ongefundeerde, onredelijke gissingen. Volgens de meest gezaghebbende bron van informatie, de nauwkeurige geschiedenis van de mens vanaf zijn werkelijke begin, leeft de mens nu bijna zesduizend jaar op deze aarde. Vrijwel al die tijd is hij onderworpen geweest aan het bestuur van mensen zoals zich dat in verschillende tijden of in verschillende delen der aarde in verschillende vormen heeft voorgedaan. Welke bestuurs- en regeringsvormen heeft de mens eigenlijk nog niet ten bate van zichzelf beproefd, van wrede alleenheerschappijen tot hedendaagse republieken en zogenaamde „volksdemocratieën”? The Encyclopædia Britannica schenkt hier aandacht aan. Onder het opschrift „Government” (Regering) staat er (in Deel 10, uitgave van 1946):

3 „De wereld van de oudheid geeft op het gebied van regeringen drie hoofdtypen te zien — de grote despotische rijken: Sumerië, Egypte, Assyrië, Perzië en Macedonië; de stadstaten van Klein-Azië, Griekenland en Italië, en de unieke heerschappij in Rome, dat van een stadstaat geleidelijk het centrum van een wereldrijk werd en daarbij terzelfder tijd zijn republikeinse stelsel in een autocratie veranderde, die slechts beperkt werd door het voortbestaan van enige republikeinse instellingen en tradities. . . . de Romeinse theorie van universele overheersing duurde de gehele periode der middeleeuwen voort en vertraagde, door de slechts in naam bestaande suprematie van het Heilige Roomse Rijk, het opkomen van nationale territoriale staten met duidelijke rechten op onafhankelijkheid. Deze vertraging werd in de hand gewerkt door de even universele aanspraak die de pausen maakten op de gehoorzaamheid van de mensen, en door de efficiënte organisatie van het kerkelijke regeringsstelsel door middel van het canonieke recht, en de gerechtshoven waardoor dit recht ten uitvoer werd gelegd, overal in de christelijke wereld. . . .”

4 De aandacht vestigend op de uitwerking die de politieke ontwikkelingen in de zestiende eeuw op heerschappij en regering hadden, zegt hetzelfde Encyclopædia-artikel: „DE HUIDIGE TIJD. Komt in de 16de eeuw de hedendaagse natie-staat duidelijk naar voren, de geschiedenis van de hedendaagse heerschappijvorm valt even duidelijk in twee hoofdperioden sinds die tijd uiteen, de periode vóór en de periode na de Franse Revolutie [van de achttiende eeuw]. . . . Hedendaagse democratieën vertonen grote variaties in hun regeringsorganisatie”, en het spreekt over de soepele en de strenge soorten. — Blz. 560-565.

5. Welk boek dat veel ouder is dan de Britannica handelt over regeringen uit de oudheid, en welk voordeel heeft het boven andere boeken?

5 Over dezelfde regeringen uit de oudheid waarvan door The Encyclopædia Britannica melding wordt gemaakt, namelijk die van Sumerië (of Babylonië), Egypte, Assyrië, Perzië, Macedonië, Griekenland en Rome, handelt een boek dat veel ouder is dan de Britannica en waarvan gedeelten zelfs juist in Babylonië, Perzië, Macedonië, Griekenland en het in Italië gelegen Rome werden geschreven, waardoor ons een rechtstreeks inzicht wordt verschaft in het bestuur en de regering van die landen. Dat gezaghebbende en nauwkeurige informaties verstrekkende boek heeft, hoewel het in de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening voltooid werd, vandaag de dag een grotere verspreiding dan The Encyclopædia Britannica en blijkt nog steeds een autoriteit te zijn, zelfs ten aanzien van de huidige tijden. Dat boek is de bijbel of Heilige Schrift.

6. Geef een overzicht van de vele uitnemende kenmerken van dit boek dat de bijbel heet.

6 Het is het enige boek dat de mensheid een authentiek verslag geeft over haar begin en over ruim eenenveertig honderd jaar van haar geschiedenis. Enkele van zijn vele voorzeggingen of profetieën welke nog niet vervuld zijn, brengen ons bovendien helemaal tot in deze twintigste eeuw van onze gewone tijdrekening en zelfs nog duizend jaar verder dan onze tijd. Terecht vertelt dit verbazingwekkende Boek ons veel over het bestuur van mensen en waar dit op zou uitlopen. Het is het enige boek dat ons de verzekering geeft dat het bestuur van mensen nu weldra moet wijken voor Gods bestuur. Dit komt doordat dit boek onder de inspiratie van Gods onzichtbare, leidinggevende werkzame kracht of geest werd geschreven en zodoende tot ons komt van de hand van God, de Schepper, die het voor onze redding tot op deze dag heeft bewaard.

WAAROM VELEN THANS GODS BESTUUR NIET WENSEN

7. Waarom verafschuwen vele miljoenen mensen de gedachte aan een bestuur door middel van „theocratie”?

7 Dat men onder het bestuur van God zou komen, vormt thans voor steeds meer miljoenen mensen een afschuwelijke gedachte. Het doet hen denken aan een theocratie, en dat betekent Gods bestuur in feite ook. Velen van hen die opstandig worden bij het idee van een godsbestuur, doet het woord „theocratie” echter denken aan een corrupte, onderdrukkende heerschappij van immorele, hebzuchtige, zelfzuchtige en totalitaire religieuze priesters en geestelijken, die de absolute, onvoorwaardelijke gehoorzaamheid van de gehele mensheid opeisen en die ook het geld van hen eisen onder het mom van valse religieuze voorwendsels. Vele eeuwen lang had Europa een dergelijke zogenaamde theocratie die door priesterpolitiek werd beheerst. Naar die tijd, waarin priesters zich openlijk in de wereldse politiek mengden en de politieke heersers aan zich in onderworpenheid trachtten te houden, wordt in The Encyclopedia Americana (in Deel 13, uitgave van 1956), in het artikel over „Regering”, met de volgende woorden verwezen:

8. Hoe beschrijft The Encyclopedia Americana de bronnen van regeringsautoriteiten?

8 „BRON VAN REGERINGSAUTORITEIT. Verschillende mensen hebben er in verschillende perioden van de geschiedenis verschillende ideeën op na gehouden met betrekking tot de bron waaraan regeringen hun autoriteit ontlenen. . . . In vele landen hebben koningen vele jaren lang beweerd krachtens goddelijk recht te regeren. Zij beweerden dat hun regeringsautoriteit hun rechtstreeks door God was verleend. Vele heersers in Europa hebben beleden dat de paus de rechtstreekse vertegenwoordiger van God op aarde was en hadden hun autoriteit uit handen van de pausen als tussenpersonen van God op aarde aanvaard. Op het goddelijk recht der koningen werd door sommige heersers nog na 1600 aanspraak gemaakt. Jakobus I van Groot-Brittannië (regerend van 1603-1625) was een trouw verdediger van het goddelijk recht.” — Blz. 89.

9. Welke betekenis ging het woord „theocratie” krijgen, en welke mening is men dus vaak toegedaan wanneer zulk een theocratisch bestuur voor de mensheid wordt aanbevolen?

9 Niet alleen de vroegere koningen van Europa gedurende de tijd van het Heilige Roomse Rijk beschouwden de paus van Rome als ’Gods tussenpersoon op aarde’, maar de pausen zelf en de religieuze hiërarchie die onder hen stond, alsook het gewone volk, waren dezelfde gedachte toegedaan als die koningen. Een dergelijk bestuur van een paus via zijn hiërarchie werd derhalve als een theocratie beschouwd, en dat is dan ook een van de betekenissen die door het woordenboek aan het woord „theocratie” wordt gegeven. Tevens maakten aldus de pausen, omdat zij zich als „de rechtstreekse vertegenwoordiger van God op aarde” beschouwden, er aanspraak op universele soevereiniteit, universele heerschappij uit te oefenen. Welke kenner van de Europese geschiedenis is onbekend met de pauselijke aanspraak op het recht koningen te kronen en te ontkronen, en koningen op de troon te plaatsen en te onttronen? En welke kenner van de geschiedenis herinnert zich niet hoe paus Leo III koning Karel de Grote op Kerstmis van het jaar 800 te Rome tot keizer kroonde? Napoleon Bonaparte kroonde zichzelf echter tot keizer in aanwezigheid van de hulpeloze paus, kort na de Franse Revolutie. Geen wonder dus, dat intelligente mensen van thans die op de hoogte zijn met het soort van bestuur dat gedurende de tijd van de pauselijke „theocratie” over het algemeen werd uitgeoefend, de gedachte dat Gods bestuur weldra moet komen, niet kunnen verdragen, indien althans Gods bestuur het herstel van een dergelijk hiërarchiek bestuur betekent!

10. Wat moet er gebeuren met het religieus-politieke bestuur van de priesters en geestelijken van de christenheid en het heidendom?

10 Gelukkig is zulk een priesterlijk theocratisch bestuur slechts een droevig deel van het bestuur van mensen geweest, want religieuze pausen en priesters en geestelijken zijn louter onvolmaakte, sterfelijke mensen. Door een dergelijk religieus-politiek bestuur van de priesters en geestelijken van de christenheid is Gods bestuur beslist op schandelijke wijze verkeerd voorgesteld. Wanneer daarom het bestuur van mensen plaats maakt voor God bestuur, moet ook het politiek-religieuze bestuur van de priesters en geestelijken de christenheid en evenzo van het heidendom voor altijd plaats maken en verdwijnen, tot eeuwige opluchting voor de mensheid.

HOGER BESTUUR DAN VAN MENSEN ONVERMIJDELIJK

11. Waarom kunnen wij er zeker van zijn dat op aarde een ander bestuur dan van mensen werkelijkheid zal worden?

11 Wanneer wij erover spreken dat het bestuur van mensen zal wijken voor iets anders, rijst evenwel de vraag: Kan er eigenlijk wel een ander soort van bestuur over de gehele aarde zijn dan een bestuur van mensen? De evolutionist en de materialist zullen nadrukkelijk antwoorden: Neen! Koppig verblinden zij zichzelf echter voor de historische feiten. De rest van het zichtbare, tastbare universum wordt stellig niet door de mens bestuurd, zelfs niet met behulp van zijn raketten en ruimteschepen. De Schepper van het universum, God de Almachtige, doet dat. Hij bezit het aan de Schepper toebehorende recht om dat te doen. Hij bestuurt heel de rest van het universum, dus waarom niet eveneens de aarde? Het is onmogelijk hem hiervan te weerhouden. Dat de mens nu ongeveer zesduizend jaar op aarde heeft geleefd en er thans meer dan drie miljard mensen op de aarde wonen, geeft hun nog niet het wettelijke recht op de aarde en het bestuur daarover. God heeft nimmer afstand gedaan van zijn eigendomsrecht als Schepper van de aarde en van zijn recht het bestuur uit te oefenen over deze aarde met haar bewoners. Hij bestuurde de aarde al toen hij de mens schiep en hem zijn aardse leven deed beginnen. Dat was bijna zesduizend jaar geleden. Was er toen ook maar iets niet in orde of in de haak met Gods bestuur?

12. In welke toestand of staat werd de eerste mens geschapen, en hoe toont Mozes in Deuteronomium 32:3-6 onder goddelijke inspiratie aan dat dit zo is?

12 Beschouw eens het volgende: God schiep de mens niet als een grommende, op een beest gelijkende holbewoner ergens halverwege een ladder van natuurlijke evolutie. De Schepper van heel het glorierijke universum buiten onze dampkring schiep de mens als een scheppingswerk dat zijn goddelijk scheppingsvermogen tot eer zou strekken. God zelf is volmaakt en algoed, en hij schiep een volmaakt werk toen hij de eerste mens maakte. De bijbelschrijver Mozes, die veertig jaar onder het bestuur van het oude Egypte leefde, ontving Gods geest van inspiratie en schreef over Gods scheppingswerk: „Ik zal de naam van Jehovah uitroepen. Schrijft grootheid toe aan onze God! De Rots, volmaakt is zijn activiteit, want al zijn wegen zijn gerechtigheid. Een God van getrouwheid, bij wie geen onrecht is; rechtvaardig en oprecht is hij. Zij hebben van hún zijde verderfelijk gehandeld; zij zijn zijn kinderen niet, het gebrek ligt bij henzelf. Een krom en verdraaid geslacht! Blijft gij jegens Jehovah zó handelen, o volk zonder begrip en onwijs? Is hij niet uw Vader, die u heeft voortgebracht, Hij die u gemaakt heeft en u vervolgens stabiliteit heeft gegeven?” (Deuteronomium 32:3-6) Uit deze geïnspireerde woorden kan men niets anders opmaken dan dat Jehovah God de eerste mens volmaakt heeft geschapen.

13. (a) Waarom is de evolutietheorie over het bestaan van de mens vals en misleidend? (b) Hoe nam de Schepper, Jehovah, zich voor met de mens die hij had geschapen te handelen?

13 De behaarde holbewoner met het lage, wijkende voorhoofd en het kwaadaardige uiterlijk die de evolutionisten zich voorstellen, zou nooit naar Gods beeld en gelijkenis gemaakt kunnen zijn. Het scheppingsverslag dat door de geïnspireerde profeet Mozes werd geschreven, zegt dat God zich voornam de mens naar zijn beeld en gelijkenis te scheppen en dat hij dat ook werkelijk heeft gedaan. Voor deze eerste man schiep hij ook een volmaakte vrouw. Toen God aldus zijn scheppingswerk met betrekking tot onze aarde voltooide, overzag hij zijn gehele werk en noemde het „zeer goed”. God de Schepper is de beste criticus die er ooit bestaan heeft, en toen hij zijn aardse werk „zeer goed” noemde, was dat inderdaad zo (Genesis 1:26-31). In deze ’zeer goede’ staat van menselijke volmaaktheid kreeg de mens zijn begin, hetgeen aantoont dat het in de bedoeling van God de Schepper lag, het bestuur uit te oefenen over intelligente aardse schepselen met wie hij op basis van hun volmaaktheid kon handelen, een man en een vrouw die weerspiegelden wat God was en die konden begrijpen wat God was en die in staat zouden zijn volmaakte gehoorzaamheid jegens hem te betrachten, zowel in het geringste als in alle andere dingen.

14. Wat voor levensomstandigheden had God voor de volmaakte man en vrouw op het oog, en hoe blijkt dit duidelijk uit het bijbelverslag in Genesis 2:8-15?

14 Wat voor levensomstandigheden had Gods bestuur voor die volmaakte eerste man en vrouw op het oog? Armoedige, overbevolkte achterbuurten in een bedorven atmosfeer en milieu? Of in een oerwoud waar de mens voortdurend gevaar liep door roofzuchtige wilde dieren of slangen te worden aangevallen? Dat zou onattent, onlogisch en liefdeloos zijn geweest van de kant van de volmaakte God. Slechts volmaakte omstandigheden zouden passend zijn voor zijn volmaakte menselijke schepselen. Een paradijs van Eden, een lusthof! Als bewijs dat Gods bestuur goed is voor zijn onderdanen, zegt Genesis 2:8-15 ons: „Voorts plantte Jehovah God een tuin in Eden, tegen het oosten, en daar plaatste hij de mens die hij gevormd had. Zo liet Jehovah God uit de aardbodem allerlei geboomte ontspruiten, begeerlijk voor het gezicht en goed tot voedsel, en ook de boom des levens in het midden van de tuin en de boom der kennis van goed en kwaad. . . . Jehovah God nu nam de mens en plaatste hem in de tuin van Eden om die te bebouwen en er zorg voor te dragen.”

15. Welk vermogen bezat de volmaakte mens die het ’beeld van God’ droeg, en waarom werd de volmaakte mens de in Genesis 2:16, 17 opgetekende beperking opgelegd?

15 God schiep deze volmaakte mens, die het „beeld en [de] gelijkenis” van God droeg, met het vermogen wet en orde te waarderen. Opdat dit volmaakte, intelligente schepsel zich er steeds van bewust zou zijn dat hij tegenover zijn Schepper verantwoordelijk en aan Gods bestuur onderworpen was, legde God hem een eenvoudige beperking op, een kleine beperking weliswaar, doch een waardoor juist de volmaaktheid van zijn gehoorzaamheid zou worden bewezen. Genesis 2:16, 17 deelt ons mee: „En Jehovah God legde de mens ook het volgende gebod op: ’Van elke boom van de tuin moogt gij tot verzadiging eten. Maar wat de boom der kennis van goed en kwaad betreft, gij moogt daarvan niet eten, want op de dag dat gij daarvan eet, zult gij beslist sterven.’” Als Schepper en Wetgever had God volkomen het recht zijn menselijke schepping een dergelijk gebod op te leggen. Het hield niet in dat de mens misdadige neigingen had waartegen wettelijke maatregelen genomen moesten worden om zijn goddeloze geneigdheden te beteugelen. Er werd alleen van hem gevraagd zich in één kleine aangelegenheid te bedwingen ten einde respect voor zijn Schepper en volmaakte liefde voor zijn hemelse Vader te tonen.

16. Waartoe zou gehoorzaamheid van de zijde van de mens leiden, en waar zou dit hem aan herinneren?

16 De pasgeschapen mens moest nog zijn gehoorzaamheid jegens zijn onzichtbare hemelse Schepper bewijzen, en wanneer hij dit eenvoudige gebod hield, zou dit ertoe leiden dat hij zijn gehoorzaamheid aan God zou vervolmaken. Het zou hem eraan herinneren dat het van volmaakte gehoorzaamheid aan zijn Schepper, God en Vader afhing of hij zich in eeuwig leven in geluk op een paradijs-aarde zou verheugen. Daarna zou de volmaakte mens moeten beslissen of hij voor altijd onder Gods bestuur wenste te blijven of niet.

17. Welke wet of welk gebod legde Jehovah de eerste man en vrouw in het paradijs van Eden nog meer op, en was het een goede wet of een slechte?

17 Het was hierna dat God voor de man een vrouw in lieflijke volmaaktheid schiep en hen in de huwelijksband verenigde. Ten einde de man en de vrouw erover in te lichten waarom hij hen op aarde had geplaatst en hen in het paradijs van Eden in de echt had verbonden, stelde Jehovah God dit volmaakte echtpaar van zijn verdere wet in kennis. Het was geen wet die hen ervan moest weerhouden iets slechts te doen, maar een wet opdat zij zelfs tot aan de einden der aarde goed zouden doen, en dit met Gods zegen. In Genesis 1:28 wordt ons verteld: „Voorts zegende God hen en God zei tot hen: ’Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar, en hebt de vissen der zee en de vliegende schepselen van de hemel en elk levend schepsel dat zich op de aarde beweegt, in onderworpenheid.’”

18. (a) Wat viel niet onder de autoriteit van de mens op deze aarde? (b) Wie zou dan het bestuur over de mens uitoefenen, en met welk resultaat?

18 Aha! Het ging er dus om, alle lagere dierlijke schepselen ’in onderworpenheid te hebben’, niet alle andere menselijke schepselen, die als hun nageslacht en afstammelingen te zijner tijd de aarde zouden vullen, welke onderworpen en tot een prachtig paradijs gemaakt zou worden. God gaf de eerste man en vrouw, Adam en Eva, niet de opdracht een bestuur van mensen over de mensheid te vestigen. Gods bestuur, dat toen daar in de hof van Eden bestond, zou voortduren, en alle volmaakte nakomelingen van Adam en Eva zouden aan Gods bestuur onderworpen zijn. Het zou een zuivere, ideale theocratie zijn, zonder menselijke priesters of paus. Wat zou dit voor de gehele mensheid onder zulk een bestuur door de onzichtbare God en hemelse Vader betekenen? Eeuwig leven in menselijke volmaaktheid, in vrede en geluk, in een heel de aarde omvattend paradijs!

BEGIN VAN HET BESTUUR DOOR MENSEN

19. Hoe kreeg het door mensen uitgeoefende bestuur op aarde dan een begin, en wie was er verantwoordelijk voor dat er met zo’n bestuur een begin werd gemaakt?

19 Wie zou er, onder dergelijke paradijsomstandigheden, met zulke wonderschone, van God verordineerde doeleinden voor ogen, een bestuur door mensen op aarde willen beginnen? Ja, wie is eigenlijk met een regering van mensen zoals wij vandaag de dag over de gehele aarde hebben, begonnen? Wanneer werd ermee begonnen? De mens zelf begon ermee, toen reeds in het paradijs van geneugte, bijna zesduizend jaar geleden. Het waren de vrouw Eva en de man Adam die dit deden, nog voordat zij de aarde met volmaakte nakomelingen begonnen te vullen. Er was maar één kleine daad voor nodig, namelijk de wet van het goddelijke bestuur inzake het eten van de vrucht van de boom der kennis van goed en kwaad te verbreken. Adam en Eva werden hier niet toe aangezet door God, hun Schepper en Vader, maar door een opstandeling die nog maar pas in opstand was gekomen tegen Gods bestuur, niet alleen op de aarde maar overal in de hemel. In de taal van Adam en Eva was het woord voor „Weerstrever” of „Tegenstander” Satan, en om die reden wordt deze oorspronkelijke opstandeling tegen Gods bestuur in de hemel en op aarde in Gods geschreven Woord „Satan” genoemd.

20. Op welke wijze opperde Satan het denkbeeld dat het verbreken van Gods wet voor Eva tot begeerlijke resultaten zou leiden, en welke valse belofte spiegelde hij dat eerste mensenpaar voor?

20 Satan was niet zichtbaar voor Adam en Eva, want hij is een bovenmenselijk, onzichtbaar, geestelijk schepsel. Door in de hof van Eden listig gebruik te maken van een slang, en het te doen voorkomen alsof er menselijke spraakgeluiden door werden voortgebracht deed hij eerst de niets kwaads vermoedende Eva het denkbeeld aan de hand hoe prachtig het zou zijn de wet van Gods bestuur te verbreken en een bestuur van mensen op aarde te vestigen. Met betrekking tot Gods waarschuwing voor de doodstraf, die erop stond als zij in ongehoorzaamheid van de boom der kennis van goed en kwaad zouden eten, zei Satan door middel van de slang: „Gij zult volstrekt niet sterven. Want God weet dat nog op de dag dat gij ervan eet, uw ogen stellig geopend zullen worden en gij stellig als God zult zijn, kennend goed en kwaad” (Genesis 3:1-5). Met andere woorden: Eva en Adam hadden Gods bestuur niet nodig om te weten wat goed en wat kwaad was. Door zijn wet te verbreken en de verboden vrucht te eten, zouden zij wat het vermogen om goed en kwaad te kennen aangaat, als God, hun Schepper, worden en konden zij hun eigen maatstaven van goed en kwaad en van wat juist en verkeerd was aanleggen. Zo zouden zij zich in een bestuur van mensen verheugen en dit zou hun onafhankelijkheid en vrijheid geven. Is er ook één politicus geweest die een gladder en bedrieglijker argument heeft aangevoerd?

21, 22. (a) Wat deed God nu, omdat Eva en daarna ook Adam voor een mensenbestuur beslisten, en hoe was dit in werkelijkheid een barmhartige daad van zijn zijde? (b) Welk woorden van veroordeling had hij voor Satan de Duivel?

21 Eerst besliste Eva ten gunste van een bestuur van mensen over de mensheid, en vervolgens overreedde zij haar echtgenoot Adam, ten gunste van een mensenbestuur over de mens te beslissen (Genesis 3:6, 7). De hof van Eden was Gods aardse domein, waar Gods bestuur ofte wel de theocratie diende te heersen; het was geen plaats voor een bestuur van mensen. God de Schepper dreef hen daarom uit de hof van Eden, ter dood veroordeeld. Op diezelfde dag van vierentwintig uur had hij het doodvonnis aan hen kunnen voltrekken, maar in zijn barmhartigheid deed hij dat niet. Hij had zich voorgenomen dat Adam en Eva nageslacht zouden hebben, en hij bleef bij zijn voornemen. Waarom? Opdat hij barmhartigheid zou kunnen bewijzen jegens hun nageslacht en opnieuw een goddelijk bestuur, een theocratie, over hen op aarde zou kunnen instellen. Aldus zou hij zijn eigen universele soevereiniteit als de Grote Theocraat rechtvaardigen en tevens zijn voornemen rechtvaardigen dat erin bestond de mens op deze aarde te plaatsen. Het was dit voornemen — waardoor hij van respect voor zichzelf blijk gaf — dat in werkelijkheid achter de van openlijke vijandschap getuigende verklaring schuilging die God nu tot de slang richtte, die een afbeelding is van Satan de Duivel:

22 „Ik zal vijandschap stellen tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad. Hij zal u in de kop vermorzelen en gij zult hem in de hiel vermorzelen.” — Genesis 3:15.

23. Welke bijbelse garanties hebben wij dat Jehovah aan zijn oorspronkelijke voornemen om deze aarde zelf te besturen, vasthoudt?

23 Aan dit voornemen om zich te rechtvaardigen, heeft Jehovah God zich gedurende alle millenniums die er tot nu toe zijn verstreken, gehouden. In de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening inspireerde hij de christelijke apostel Paulus om de getrouwe christenen in Rome het volgende te schrijven: „Ik wil dat gij wijs zijt ten opzichte van het goede, doch onschuldig ten opzichte van het kwade. Wat de God die vrede geeft betreft, hij zal Satan binnenkort onder uw voeten verbrijzelen” (Romeinen 16:19, 20). Bovendien gaat juist in onze tijd het laatste boek van de bijbel, Openbaring of Apocalypse genaamd, in vervulling, en er wordt in een symbolisch visioen in beschreven hoe Satan de Duivel met zijn goddeloze zaad in de kop vermorzeld en verbrijzeld zal worden (Openb. 19:11 tot 20:10). Dit alles is er een garantie voor dat Jehovah God nog steeds vasthoudt aan zijn oorspronkelijke voornemen, Satan, die goddeloos tot een door mensen uitgeoefend bestuur op aarde heeft aangezet, te vernietigen, en dat hij Gods bestuur, de theocratie, hier zal herstellen. Het is daarom positief zeker dat de Almachtige God zich heeft voorgenomen het bestuur van mensen hier op aarde slechts voor een beperkte tijd te laten voortduren. Die tijd nadert nu heel snel zijn einde. Daar dienen wij blij om te zijn!

HET BESTUUR VAN MENSEN RAMPSPOEDIG — GODS BESTUUR HET GENEESMIDDEL

24. Haal voorbeelden aan om aan te tonen dat het bestuur van mensen van het begin af niet de zegen van de Schepper heeft gehad.

24 De eerste man en vrouw zwichtten voor Satan de Duivel en kozen het bestuur van mensen. God stond hun dit derhalve toe, evenwel niet in de theocratische hof van Eden, maar daarbuiten. Daar liet God Adam en Eva en hun nakomelingen tot op dit moment onder het bestuur van mensen staan. Kon het, met het oog op de wijze waarop het op aarde was begonnen, de zegen van de enige levende en ware God, de Schepper van de mens, genieten? Het antwoord op die vraag kan worden gevonden in het antwoord op de vraag: Is er ook een bewijs waardoor wordt aangetoond dat het bestuur van mensen de zegen heeft gehad van de God wiens bestuur door de mensen is verworpen? Het door de feiten gestaafde antwoord luidt Neen! De eerste zoon die aan Adam en Eva werd geboren, vermoordde zijn eigen godvruchtige broer en begon daarna steden te bouwen, met alle problemen waarmee een stadsbestuur en het stadsleven gepaard gaan (Genesis 4:1-17). Vijftien eeuwen nadien hadden mensen met een verdorven geest de aarde zo vervuld met gewelddaad, dat God die mensenmaatschappij met haar steden in een wereldomvattende vloed wegvaagde. — Genesis 6:1 tot 7:24.

25. (a) Wat gebeurde er ten tijde van de Vloed met het bestuur van mensen? (b) Welk aan Adam en Eva gegeven gebod herhaalde Jehovah nu tegenover de overlevenden van de Vloed, en met welk gevolg in deze tijd?

25 Indien die wereldomvattende vloed er niet geweest was, zou de wereldbevolking thans groter zijn geweest; de bevolkingsexplosie zou dan eerder zijn opgetreden, met alle ermee gepaard gaande problemen, zoals een betrekking voor iedereen, voedsel voor iedereen, voldoende behuizing voor iedereen, belastingdruk en de toenemende kosten van regeringen. Met slechts acht overlevenden van de Vloed, of met vier echtparen, kreeg het mensengeslacht een nieuw begin. Door deze „daad van God”, de Vloed, was het door mensen uitgeoefende bestuur een tijd lang van de aarde weggevaagd. De profeet Noach, die van Jehovah God instructies had ontvangen om de grote ark te bouwen ten einde zowel zichzelf als zijn naaste familie in het leven te houden, geloofde in Gods bestuur. Na de Vloed bleef hij met God wandelen, net zoals hij dat vóór de Vloed had gedaan (Genesis 6:8, 9; 8:18-22). Jehovah God gaf Noach en diens drie zonen Zijn wetten waardoor zij hun leven op de aarde na de Vloed moesten laten leiden, en evenals in het geval van Adam en Eva zei hij tot Noach en zijn zonen dat zij zich moesten vermenigvuldigen en de aarde van hun nakomelingen moesten doen wemelen (Genesis 9:1-7). Wemelt het thans, meer dan drieënveertig eeuwen na de Vloed, van mensen op aarde? Ja, althans volgens de mening van sommigen. Maar het wemelt niet van te veel mensen, zij zijn alleen slecht verdeeld.

26. (a) Op welke wijze is het bestuur van mensen opnieuw op aanzienlijke schaal begonnen? (b) In welk opzicht was Nimrod als Kaïn, en was dit iets goeds voor de mensen?

26 De eerste krachtsinspanning om het bestuur van mensen weer op aanzienlijke schaal in te stellen, werd in de dagen van Noachs achterkleinzoon Nimrod, de zoon van Kusch, gedaan. Merk op hoe de bijbel dit in Genesis 10:8-12 beschrijft: „En Kusch werd de vader van Nimrod. Hij maakte er een begin mee een geweldige te worden op de aarde. Hij deed zich kennen als een geweldig jager gekant tegen Jehovah. Daarom zegt men wel: ’Zoals Nimrod, een geweldig jager gekant tegen Jehovah.’ En het begin van zijn koninkrijk werd Babel [of Babylon] en Erech en Akkad en Kalne, in het land Sinear. Van dat land trok hij naar Assyrië en ondernam de bouw van Ninevé en Rehoboth-Ir en Kalah en Resen tussen Ninevé en Kalah: dit is de grote stad.” Het begin van Nimrods koninkrijk te Babel of Babylon was niet het begin van het koninkrijk van God, een theocratie. Het was het in het oog springende begin van het bestuur van mensen onder Nimrod, de ’geweldige jager gekant tegen Jehovah’. Evenals de moordenaar Kaïn begon Nimrod de mensen bijeen te brengen in steden die onder zijn toezicht stonden. Was dat iets goeds? Voor het juiste antwoord behoeven wij slechts naar de toenemende problemen te kijken waartoe dat kleine begin thans heeft geleid!

27. (a) Is er sinds Nimrods tijd een bestuur van God geweest, en zo ja, wanneer en waar? (b) Wie was de koning en hoe werd deze regeringsvorm door Josephus genoemd?

27 Van Nimrods tijd af hebben wij steeds een bestuur van mensen op aarde gehad. Is er in al die duizenden jaren ook een bestuur van God, een koninkrijk van God, een theocratie, geweest? Ja, doch alleen op kleine schaal, slechts een miniatuur-voorafschaduwing van de komende theocratie, het komende koninkrijk van God. Wanneer was dit het geval? In het jaar 1513 vóór onze gewone tijdrekening, in de dagen van de profeet Mozes, en gedurende negen eeuwen daarna, of tot aan 607 v.G.T. Nadat God Mozes en zijn volk van de toen regerende wereldmacht, Egypte, had bevrijd, vergaderde hij hen bij de berg Sinaï op het Arabische schiereiland. Daar organiseerde hij hen als een natie en gaf hun de fundamentele Tien Geboden en honderden aanverwante wetten en ook een stelsel van religieuze aanbidding dat zuiver en aanvaardbaar voor hem was. Hij gaf hun strenge regels en wetten voor een reine priesterschap, die hun goede diensten bewees. Hij gaf hun geen zichtbare koning. Hijzelf was hun onzichtbare hemelse Koning, hun Wetgever, hun Rechter, en niet alleen hun God (Exodus 15:18-21; 19:1 tot 20:26; Jesaja 33:22). Dat bestuur was, zoals de geschiedschrijver Flavius Josephus van onze eerste eeuw het noemde, een „theocratie” over één natie op aarde.

28. Mankeerde er iets aan zulk een theocratie, en zo niet, waarom verbeurde het volk dan de zegen en bescherming van de Schepper?

28 Evenals in het geval van de theocratie in de hof van Eden vragen wij: Wat mankeerde er aan deze theocratie na de Vloed? Niets! En zolang die natie in overeenstemming met die theocratie of uitdrukking van Gods bestuur leefde, genoot ze zijn bescherming en zegen en was ze voorspoedig in het haar door God geschonken land daar in het Midden-Oosten. Alleen wanneer het volk Jehovah God, hun Koning en Regeerder, vergat en zijn aanbidding de rug toekeerde, wanneer het zijn wetten overtrad en de gewoonten en aanbidding van de hen omringende heidense natiën volgde, geraakte het in moeilijkheden. Ten einde hen streng te onderrichten, liet Jehovah God hen onder het bestuur van mensen komen zoals dit door heidense natiën om hen heen werd uitgeoefend. Slechts wanneer het geteisterde volk dan treurde over hun verkeerde, ontrouwe handelwijze en God smeekte weer onder zijn bestuur te mogen komen, bevrijdde hij hen van hun onderdrukkers en schonk hij hun weer theocratische vrijheid en gunst. — Rechters 1:1 tot 16:31; 21:25; Handelingen 13:16-20.

29. Waarom hebben de afstammelingen van dat door God geregeerde volk thans geen theocratie?

29 De afstammelingen van dit volk, dat toen onder Gods bestuur of theocratie stond, zijn duizenden jaren lang, tot op de huidige dag, blijven bestaan en zijn zelfs als een natie georganiseerd. Waarom hebben zij thans een democratische republiek en geen theocratie? Dit komt door een van gebrek aan geloof getuigend en lang geleden onder woorden gebracht verlangen naar een bestuur van mensen, zoals dat van de natiën om hen heen. Zonder geloof in hun onzichtbare hemelse Koning, Jehovah God, vroegen zij de profeet Samuël een zichtbare, menselijke koning over de natie aan te stellen.

30. Wat gelastte God zijn profeet Samuël te doen toen Zijn volk om een zichtbare menselijke koning vroeg?

30 Samuël geloofde in een theocratie of in Gods bestuur, en hij was helemaal van streek door hun verzoek. Jehovah God zei echter tot Samuël: „Luister naar de stem van het volk met betrekking tot alles wat zij tot u zeggen; want niet u hebben zij verworpen, maar mij hebben zij verworpen, dat ik geen koning over hen zou zijn.” Onder Gods leiding vertelde Samuël het volk over alle problemen en lasten die het met zich zou brengen wanneer er een zichtbare menselijke koning over hen zou regeren, maar het volk bleef erbij zo’n menselijke koning te willen hebben (1 Samuël 8:1-22). God gelastte Samuël derhalve zo’n menselijke koning over de natie te zalven. Hoe verliep het met deze vorm van menselijk bestuur?

MINIATUURKONINKRIJK VAN GOD IN HANDEN VAN ZIJN GEZALFDE

31. Wat voor koningen bleken Saul, David en Salomo in Israël te zijn?

31 De eerste koning die werd gezalfd, was Saul, de zoon van Kis van de stam Benjamin. Doordat hij Gods geboden later ongehoorzaam was en ten slotte tot demonistisch spiritisme overging, bleek koning Saul een mislukking te zijn (1 Kronieken 10:1-14; Handelingen 13:20, 21). Daarna stelde God de vroegere herdersjongen uit Bethlehem, David, de zoon van Isaï, van de stam Juda als koning over de natie van zijn volk aan. Wegens Davids toewijding aan de aanbidding van Jehovah God werd hem Gods belofte of verbond gegeven dat er voor eeuwig een dynastie van koningen in Davids koninklijke geslacht zou bestaan (Handelingen 13:22; 2 Samuël 2:1 tot 7:17). Dienovereenkomstig werd Davids geliefde zoon Salomo zijn opvolger op de troon, om als de zichtbare vertegenwoordiger van God te Jeruzalem te regeren. In 1 Kronieken 29:23 lezen wij hierover: „En Salomo zette zich op Jehovah’s troon als koning in de plaats van zijn vader David en werd succesvol, en alle Israëlieten waren hem gehoorzaam.” In de dagen van de wijze koning Salomo bereikte deze vorm van theocratie, met een zichtbare menselijke koning te Jeruzalem „op Jehovah’s troon”, zijn hoogtepunt wat voorspoed en heerlijkheid betreft.

32. Beschrijf de toestanden voor het volk onder het bestuur van de theocratische koning Salomo. Waarvan was dit een profetisch beeld?

32 Vergelijkt u nu de toestand van alle door mensen bestuurde natiën van onze twintigste eeuw eens met het historische verslag over de regering van de theocratische koning Salomo, zoals dit staat opgetekend in 1 Koningen 4:24, 25: „En louter vrede werd zijn deel in elke streek die van hem was, rondom. En Juda en Israël bleven in zekerheid wonen, ieder onder zijn eigen wijnstok en onder zijn eigen vijgeboom, van Dan tot Berséba, al de dagen van Salomo.” Hoewel de natie zeer volkrijk was, heerste er geen voedselprobleem en werd de natie niet door de hongerdood bedreigd. In 1 Koningen 4:20 wordt veeleer bericht: „Juda en Israël waren talrijk, zo talrijk als de zandkorrels die aan de zee zijn, terwijl zij aten en dronken en zich verheugden.” Dit was niet alleen een voorbeeld van de zegeningen die de mensen onder Gods bestuur of theocratie ten deel vallen, maar duidde ook op iets belangrijkers: het was een profetisch beeld van de komende zegeningen voor de gehele mensheid onder Gods koninkrijk in de handen van zijn hemelse Zoon, Jezus Christus, die er blijk van heeft gegeven wijzer en groter te zijn dan Salomo uit de oudheid. — Matthéüs 12:42.

33. (a) Wat leidde ertoe dat Israël de zegeningen en bescherming die het onder Salomo’s theocratische bestuur genoot, verloor? (b) Wat gebeurde er, zoals door de geschiedenis wordt aangetoond, eerst met het afgescheiden koninkrijk Israël en vervolgens met Juda onder de dynastie van koning Davids geslacht?

33 Als de zegeningen van die beperkte miniatuurtheocratie uit de oudheid al zo groot waren, waarom genieten de natuurlijke nakomelingen van Salomo’s volk dan thans niet de zegeningen van een theocratie, terwijl zij zich verheugen onder Gods bestuur? Het antwoord van Gods geschreven Woord is duidelijk: de aanbidding van valse goden, de goden van de heidense natiën uit de oudheid, drong de natie van Jehovah’s begunstigde, uitverkoren volk binnen. Hierdoor geraakten zij onder Gods bestuur vandaan en kwamen zij onder het bestuur van demonen, zoals dit door de demonen aanbiddende heidense natiën werd uitgeoefend. Na koning Salomo’s dood in 997 v.G.T. viel de natie in twee delen uiteen. Het grootste deel bleef 257 jaar lang als een afzonderlijk koninkrijk bestaan en werd ten slotte in 740 v.G.T. door de Assyrische wereldmacht opgeslokt. Het kleinste deel, met Jeruzalem als hoofdstad, bleef nog ruim een eeuw langer, tot 607 v.G.T., onder de dynastie van koning Davids geslacht, als koninkrijk bestaan. Als een vervulling van zijn eigen profetieën stond de Almachtige God toen toe dat het koninkrijk van Jeruzalem door de wereldmacht Babylon werd omvergeworpen (2 Koningen 25:1-26; 2 Kronieken 36:11-21; Ezechiël 21:18-27). Met die rampspoedige gebeurtenis hield de typologische theocratie van Jehovah God op aarde op te bestaan.

34. (a) Onder wiens bestuur kwam het herstelde volk van God na hun zeventigjarig verblijf in Babylon? (b) Hoe werd Gods Zoon Jezus toen hij naar de aarde kwam, door de religieuze leiders van de joden ontvangen?

34 Vanaf dat jaar 607 v.G.T. tot nu toe heeft de gehele aarde onder het bestuur van mensen gestaan. Nadat het land Juda en Jeruzalem zeventig jaar woest gelegen hadden, heeft Jehovah God in zijn barmhartigheid zijn berouwvolle overblijfsel weliswaar teruggebracht uit de ballingschap in Babylon, maar hij voerde niet opnieuw de typologische theocratie onder zijn herstelde volk in. Zij waren toen in onderworpenheid aan de Perzische wereldmacht, totdat de Macedonische of Griekse wereldmacht Perzië omverwierp. Ten slotte, in de eerste eeuw v.G.T., kwamen zij onder de heerschappij van de Romeinse wereldmacht te staan, en in de dagen van keizer Caesar Augustus werd Jezus Christus als een koninklijke afstammeling van koning David in Davids stad Bethlehem geboren (Lukas 2:1-20). Door zijn onderwijzingen, zijn wonderbare genezingen, waarbij hij zelfs de doden opwekte, en door het feit dat hij profetieën vervulde, bewees deze Jezus dat hij de beloofde Messías of Christus was, en toch wilden de religieuze leiders van Jeruzalem niet dat deze ware Erfgenaam van koning David hun Koning zou zijn die in de naam van Jehovah God zou regeren. Zij beschuldigden hem er voor de Romeinse bestuurder valselijk van dat hij een opruier was die beweerde een koning te zijn. Wiens bestuur verkozen zij derhalve?

35. (a) Hoe toonden deze religieuze leiders dat zij het bestuur van mensen boven Gods bestuur verkozen? (b) Waartoe leidde het bestuur van mensen in het jaar 70 G.T.?

35 Toen de Romeinse bestuurder deze beschuldigers vroeg: „Zal ik uw koning aan een paal hangen?” gingen de overpriesters, die theocratisch hadden moeten zijn, de schare erin voor, terug te roepen: „Wij hebben geen andere koning dan caesar” (Johannes 19:1-15). Zij gaven dus luid te kennen het bestuur van mensen te verkiezen boven Gods bestuur door bemiddeling van zijn Messías uit de koninklijke geslachtslijn van David. Zij kregen hun zin. Maar drieëndertig jaar nadat Jezus Christus aan de paal was genageld, was begraven en uit de doden tot hemels leven was opgewekt, stonden zij tegen caesar als koning op. God hielp hen niet, maar het door caesar uitgeoefende bestuur van mensen zegevierde en in het jaar 70 G.T. werden ruim een miljoen van de opstandelingen gedood en 97.000 in slavernij weggevoerd, terwijl Jeruzalem en zijn schitterende tempel van aanbidding werden verwoest. Dit alles gebeurde als een vervulling van de profetie van Jezus Christus, die had gezegd: „Zij zullen vallen door de scherpte van het zwaard en als gevangenen worden weggevoerd naar alle natiën, en Jeruzalem zal door de natiën worden vertreden totdat de bestemde tijden der natiën zijn vervuld.” — Lukas 21:20-24.

HET BESTUUR VAN MENSEN ONDER HET BESTUUR VAN SATAN

36. Hoe lang heeft het bestuur van mensen voortgeduurd, en wiens bestuur was het in werkelijkheid, en wie zegt dat?

36 Het bestuur van mensen over de gehele aarde heeft tot het einde van die bestemde tijden der natiën in het jaar 1914 G.T. voortgeduurd. Die „bestemde tijden der natiën”, de tijden der heidenen, zijn destijds in 607 v.G.T. begonnen, toen Jeruzalem voor de eerste maal werd verwoest, door de Babylonische wereldmacht, hetgeen betekende dat de typologische theocratie, het voorbeeldige koninkrijk van Jehovah God in handen van een koninklijke afstammeling van koning David, werd omvergeworpen. Die tijden der heidenen duurden ook na de tweede verwoesting van Jeruzalem, door de Romeinse wereldmacht, nog voort. Aan de hand van Gods geschreven Woord, de bijbel, kan worden bewezen dat die tijden der heidenen gedurende een periode van 2520 jaar vanaf Jeruzalems eerste verwoesting, ofte wel tot het jaar 1914 van onze twintigste eeuw, zouden voortduren. Gedurende al die jaren heeft de mensenwereld onder het bestuur van mensen gezucht. Het is in werkelijkheid Satans bestuur geweest, want Jezus Christus noemde Satan de Duivel „de regeerder van deze wereld”, en de christelijke apostel Paulus noemde hem „de god van dit samenstel van dingen” (Johannes 12:31; 14:30; 2 Korinthiërs 4:4). Gods koninkrijk of Gods bestuur werd zelfs niet ingevoerd toen in de vierde eeuw de religieuze christenheid werd gesticht. Het bestuur is al die tijd Satanisch geweest!

37. Hoe is de stand van zaken op aarde nu na meer dan 2520 jaar van mensenbestuur?

37 Welke belofte van vrede en stabiliteit en zekerheid, voorspoed en overvloed heeft het bestuur van mensen, nu wij al verder zijn dan de 2520 jaren van de tijden der heidenen, de mensenwereld te bieden? Welke belofte heeft het bestuur van mensen gegeven met betrekking tot het vervullen van de opdracht die aan de volmaakte Adam en Eva in de hof van Eden werd gegeven om de gehele aarde te onderwerpen en deze in een wereldomvattend paradijs te veranderen waarin de mens eeuwig in geluk zou kunnen wonen? Welnu, sinds het einde van de tijden der heidenen in 1914 is het bestuur van mensen verantwoordelijk geweest voor twee wereldoorlogen en een tijdperk van geweld dat zelfs dat in Noachs dagen voor de Vloed overtreft. Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945 heeft het bestuur van mensen deze aarde tot een arsenaal gemaakt van atoombommen en andere kernwapens met verschrikkelijke vernietigingskracht. De armoede heeft nog nooit zo’n probleem gevormd als thans, terwijl terzelfder tijd de aarde in snel tempo wordt geruïneerd.

38. Welk bewijs hebben wij dat de mensheid er thans over het algemeen niet naar verlangt dat de aarde door God bestuurd wordt?

38 Wensen de mensen in het algemeen, wegens de moeilijkheden waarin zij zijn geraakt en de dodelijke gevaren die hen bedreigen, Gods bestuur thans? Dit kan men moeilijk zeggen. De mensheid in het algemeen strijdt niet alleen tegen de wetten van God, zoals die in de bijbel zijn uiteengezet, maar ook tegen de wetten van Gods schepping, die wetenschapsmensen „de Natuur” noemen. Merk als bewijs hiervan op wat er tijdens de zittingen van het Amerikaanse Genootschap ter Bevordering van de Wetenschap, dat gedurende de laatste week van het jaar 1967 in de stad New York bijeenkwam, werd besproken en onthuld. Er werd aangetoond welk een schade de mens in deze wetenschappelijke, nucleaire en ruimtevaarteeuw zijn natuurlijke omgeving toebrengt. Het zogenaamde „evenwicht in de natuur” wordt teniet gedaan. De hoeveelheid zuurstof die door de mensheid moet worden ingeademd, wordt verminderd. De grond en het water op aarde worden ten behoeve van het commerciële gewin van de hedendaagse industrieën verontreinigd. Het ingewikkelde netwerk van natuurlijke processen tot instandhouding van het dierlijke en het menselijke leven wordt verstoord.

39. Welke waarschuwing was er vervat in een redactioneel artikel in de New York Times dat getiteld was: „De mens contra de natuur”?

39 Een hoogleraar zei dat de omgeving van de mens dermate aan druk wordt blootgesteld dat ze „op instorten” staat en dat onze planeet de aarde gevaarlijk dicht bij „een crisis [komt] waardoor haar geschiktheid als een plaats voor de menselijke samenleving teniet gedaan wordt”. In de laatste paragraaf van het redactionele artikel over het onderwerp „De mens contra de natuur”, dat in de New York Times van 1 januari 1968 verscheen, werd gezegd: „Aan het vermogen van de aarde om het menselijke leven in stand te houden, is een grens gesteld. Als die grens wordt overschreden, zouden hier grote rampen uit kunnen voortvloeien — en enkele van die rampen zijn wellicht niet ver af. Wat in deze besprekingen ligt opgesloten, is een rechtstreeks betwisten van de populaire ideeën over ’vooruitgang’. De mensheid kan alleen in leven blijven als de natuurlijke omgeving waaruit ze is voortgekomen en waardoor ze in stand wordt gehouden, beschermd wordt tegen de krachtige bedreigingen waarmee ze thans wordt geconfronteerd nu de mens goddelijke krachten met een allesbehalve goddelijke wijsheid aanwendt.”

40. Waarom is het onloochenbaar duidelijk dat de mens niet in staat is zichzelf te besturen?

40 Gezien vanuit het standpunt van de hedendaagse wereldsituatie, wordt het onloochenbaar duidelijk dat de mens niet in staat is zichzelf te besturen. Hij kan niet door zijn eigen menselijke krachtsinspanningen in leven blijven, zonder daarbij de hulp, leiding en zegen te ontvangen van de God die de mens en alle wetten waardoor ’s mensen omgeving wordt bestuurd, heeft geschapen. Nu de mens tot het uiterste is gegaan, is dus uit pure noodzaak de tijd aangebroken dat God met het oog op de redding van het menselijke geslacht het bestuur over deze aarde eenvoudig móet overnemen.

GODS TIJD NABIJ!

41. (a) Wat is er, behalve de dringende noodzaak voor de mens door God bestuurd te worden, van zelfs nog groter belang om in overweging te worden genomen? (b) Zal de mens zijn bestuur over de aarde zonder strijd opgeven, en zo niet, wat zal er dan nodig zijn?

41 De dringende, onhoudbare toestand waarin de mens verkeert, vormt echter niet de enige reden waarom het nodig is dat de Almachtige God en Schepper het bestuur over de gehele aarde door middel van zijn Messiaanse koninkrijk overneemt. De door God zelf vastgestelde tijd schrijft voor dat hij nu zijn bestuur opnieuw op aarde dient te vestigen. Wat menselijke regeerders en hun politieke ondersteuners die denken dat het voor het vermijden van een wereldramp absoluut noodzakelijk is dat het bestuur van mensen in stand gehouden wordt, ook mogen doen, God zal zich, als Degene die zeer precies is met betrekking tot de tijd, aan zijn eigen tijdklok houden, en precies op tijd zal hij de theocratie, Gods bestuur, op deze planeet herstellen, en wel over de gehele aarde. Zijn tijd is nabij, en dat is er de reden voor waarom het bestuur van mensen weldra moet wijken voor Gods bestuur. Het bestuur van mensen zal er niet vreedzaam voor wijken, maar menselijke heersers zullen tegen Gods koninkrijk blijven strijden ten einde hun heerschappij over de gehele aarde te behouden. Daarom zal het bestuur van mensen moeten wijken doordat het in de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Armageddon, zoals het wordt genoemd, wordt verslagen en vernietigd (Openb. 16:14, 16). Gods bestuur zal zegevieren en tot in alle eeuwigheid op aarde heersen.

42. (a) Wanneer hield het ononderbroken heidense bestuur van mensen over de aarde op, en hoe kunnen wij ervan verzekerd zijn dat dit zo is? (b) Wat werd er in 1914 opgericht om Gods bestuur over de aarde opnieuw in te stellen?

42 Het berust niet op louter inbeelding wanneer wij zeggen dat de tijden der heidenen waarin mensen onder Satans bestuur hebben geregeerd, in het jaar 1914 G.T. zijn geëindigd. Dit krachtige feit wordt bewezen door de wereldoorlog die in dat jaar begon en werd gevolgd door hongersnoden, pestilentiën, aardbevingen, religieuze vervolging en internationale benauwdheid en verslagenheid, precies zoals Jezus Christus dit in zijn profetie over het „besluit van het samenstel van dingen” had voorzegd (Matthéüs 24:3-12; Lukas 21:10-19). Dat de tijden der heidenen in dat onvergetelijke jaar eindigden, hield in dat Gods koninkrijk in handen van nakomelingen van de koninklijke geslachtslijn van koning David, dat in 607 v.G.T. te Jeruzalem werd omvergeworpen, weer was opgericht, evenwel niet in het aardse Jeruzalem daar in het Midden-Oosten, maar in de hemel. De autoriteit ervan was in handen gelegd van Gods uit de doden opgewekte Zoon, Jezus Christus, die als mens op aarde de rechtmatige en blijvende erfgenaam van de troon van koning David was (Lukas 1:26-37). Dat koninkrijk regeert nu in het hemelse „Jeruzalem”, ver buiten het bereik van enige macht van de heidense natiën die het zouden willen vertrappen. Dat hemelse koninkrijk van de Christus zal het goddelijke middel zijn om Gods bestuur over de aarde opnieuw in te stellen.

43. Door bemiddeling van wie zal Jehovah het bestuur van mensen vervangen, en wat zal er met de symbolische slang gebeuren die oorspronkelijk de stoot tot een bestuur van mensen heeft gegeven?

43 Alle oprechte mensen die hun vertrouwen in het bestuur van mensen hebben verloren, hebben thans een grondige reden om zich erover te verheugen dat het bestuur van mensen weldra moet wijken voor Gods bestuur. Meer dan zestien eeuwen lang heeft de christenheid huichelachtig het „Onze Vader” gebeden, doch terzelfder tijd hebben ook individuele, oprechte christenen gebeden: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matthéüs 6:9, 10). Zonder mankeren zal de hemelse Vader dit gebed, dat door zijn eigen getrouwe Zoon, Jezus Christus, werd onderwezen, verhoren. Wanneer Gods wil hier op aarde zal geschieden zoals in de hemel, betekent dit, dat Gods bestuur het bestuur van mensen zal vervangen en dat het over heel de aarde ten uitvoer zal worden gelegd door zijn koninkrijk, waarin zijn hemelse Zoon Jezus Christus regeert. Hij in de eerste plaats is het Zaad van Gods vrouw dat ongeveer zesduizend jaar geleden in de hof van Eden werd beloofd. Hij is dus in het bijzonder Degene die de symbolische slang, Satan de Duivel, in de kop zal vermorzelen (Genesis 3:15; Romeinen 16:20). Die symbolische Slang is Degene geweest die, vanaf de tijd dat de mens in Eden in opstand is gekomen, de stoot tot een bestuur van mensen over de aarde heeft gegeven en er ook handig in is geslaagd zo’n bestuur tot stand te brengen.

44. (a) Naar welke soortgelijke overleving als drieënveertig eeuwen geleden ziet thans een „grote schare” personen die Gods bestuur liefhebben, uit? (b) Wat zal hun houding zijn onder Gods bestuur in de nieuwe ordening op aarde?

44 Drieënveertig eeuwen geleden overleefden Noach en zijn gezin in de ark het einde dat door middel van de Vloed over de „wereld van goddeloze mensen” kwam (2 Petrus 2:5; 3:5, 6). Op een daarmee overeenkomende wijze zal in deze generatie een betrekkelijk „grote schare” mensen hier op aarde die Gods bestuur liefhebben en die bidden om de komst van zijn koninkrijk, het gewelddadige einde van het bestuur van mensen over de aarde overleven. Onder Gods bescherming zullen zij hun hoop dat zij te Armageddon door de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” heen bewaard zullen worden en Gods nieuwe ordening op aarde zullen binnengaan, verwezenlijkt zien. Daar zullen zij zich van ganser harte aan Gods bestuur onderwerpen. Zij zullen niet zo zijn als het ongelovige en trouweloze volk in de dagen van de profeet Samuël en om een zichtbare, aardse, menselijke koning over hen vragen. Zij zullen zich in de onzichtbare hemelse Koning die door Jehovah God in koninklijke macht is geïnstalleerd verheugen en zullen hem van harte en getrouw gehoorzamen. De zegeningen die hun onder Gods bestuur door bemiddeling van zijn hemelse Koning, Jezus Christus, ten deel zullen vallen, zullen veel groter zijn dan die welke het volk onder de regering van de wijze koning Salomo genoot.

45. Wat zal Gods bestuur door middel van zijn Messiaanse koninkrijk, behalve dat het een „grote schare” door Armageddon heen in leven zal houden, nog meer doen?

45 Het bestuur van mensen, dat door voorraden kernbommen wordt versterkt, dreigt thans het gehele mensdom te vernietigen. Gods bestuur door middel van zijn Messiaanse koninkrijk zal meer doen dan de levens redden van hen die de oorlog van Armageddon overleven. Het zal de ongetelde miljarden die gedurende de duizenden jaren van mensenbestuur zijn gestorven, tot leven op aarde terugbrengen. Als mens op aarde beloofde Jezus Christus dat er een opstanding zou zijn van de doden voor wie hij zijn volmaakte, menselijke leven als een slachtoffer heeft afgelegd (Johannes 5:25, 28, 29; 11:25, 26). Als hemelse Koning zal hij erop toezien dat zulk een opstanding plaatsvindt. Dit grootse wonder gaat ons bevattingsvermogen geheel te boven.

46. Welke gelegenheid zal de mensheid in Gods Messiaanse koninkrijk worden geboden, en waarover dienen wij ons dus thans te verheugen?

46 Allen aan wie het goedgunstig gegeven zal worden onder Gods bestuur, dat door zijn Messiaanse koninkrijk ten uitvoer zal worden gelegd, op de paradijs-aarde te leven, zal de gelegenheid worden geboden eindeloos leven in menselijke volmaaktheid en godsvrucht, te zamen met volmaakte vrede en zekerheid, te verkrijgen. Een bestuur van mensen zou dit nooit tot stand kunnen brengen. Gods bestuur echter wel. Hoe blij kunnen wij dus zijn dat het bestuur van mensen nu weldra moet wijken voor Gods bestuur, en dat tot in alle eeuwigheid!

[Illustratie op blz. 10]

NAUWKEURIGE GESCHIEDENIS — Bijbel

SUMERIË

EGYPTE

ASSYRIË

PERZIË

MACEDONIË

GRIEKENLAND

ROME

[Illustraties op blz. 17]

Salomo’s regering ging vergezeld van vrede, zekerheid en overvloed

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen