De eerste vrouw die werd bedrogen
ZIJ was uniek onder de vrouwen. De baby- en kindertijd en de verandering van meisje tot vrouw hebben nooit deel uitgemaakt van haar levenservaringen. Zij was vanaf het allereerste begin een rijpe vrouw. De eerste dag van haar bestaan bleek zelfs haar huwelijksdag te zijn.
Toen de man Adam haar zag, werd hij ertoe bewogen te zeggen: „Dit is eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees. Deze zal Mannin worden genoemd, omdat deze uit de man werd genomen.” — Gen. 2:23.
Waarom zei Adam dit over de eerste vrouw die hij ooit had gezien? De man had een tijdlang als de enige vertegenwoordiger van het menselijk geslacht in een schitterend paradijs of park geleefd waarin alle noodzakelijke levensbehoeften in overvloed aanwezig waren. Toen hij de verschillende dieren observeerde en ze vervolgens passende namen gaf, zag hij dat ze alle een partner hadden. Hij zag onder deze dieren echter geen enkel exemplaar van zijn soort waarmee hij intiem kon omgaan en dat hij kon liefhebben (Gen. 2:19, 20). Daarom besefte hij onmiddellijk dat de vrouw een passende partner voor hem vormde, zijn tegenhangster. Later noemde hij haar Eva, wat „Levende” betekent, aangezien zij „de moeder . . . van een ieder die leeft” zou worden. — Gen. 3:20.
HAAR BEGIN
In tegenstelling tot andere mensen, die uit een heel klein celletje zijn gegroeid, ontstond Eva uit een rib die de Schepper uit Adams zij had genomen. In het licht van de huidige medische kennis schijnt de keuze van een rib bijzonder passend te zijn. Wanneer het beenvlies intact wordt gelaten, is de verwijdering van een rib niet permanent. De rib zal weer gaan groeien. Het was voor de Schepper, die ervoor had gezorgd dat een bevruchte eicel in de baarmoeder zich tot een mens kon ontwikkelen, beslist niet moeilijk de vele cellen waaruit een rib bestaat, te nemen en tot een vrouw op te bouwen. Aangezien Adam diep in slaap was toen deze rib uit zijn zij werd genomen, moet hij van zijn Schepper hebben gehoord hoe de vrouw tot bestaan was gekomen. Dit verklaart waarom hij Eva ’been van zijn gebeente en vlees van zijn vlees’ noemde. — Gen. 2:21-23.
Er lag voor Eva en haar man Adam een grootse toekomst in het verschiet. Zij zouden namelijk de aarde met hun soort vullen en het land buiten hun tuintehuis in een schitterend paradijs veranderen (Gen. 1:28). Zij konden echter alleen van het leven in het paradijs blijven genieten wanneer zij het gebod van hun Maker gehoorzaamden. De Allerhoogste had de vruchten van de „boom der kennis van goed en kwaad” verboden verklaard voor Adam en Eva (Gen. 2:16, 17). Die boom symboliseerde het recht van de Schepper om vast te stellen wat goed en wat kwaad was voor zijn menselijke kinderen. Hoe ongepast zou het zijn geweest wanneer de schèpping de maatstaf voor goed en kwaad zou vaststellen!
MISLEID DOOR MIDDEL VAN EEN SLANG
Toch werd Eva in verband met de „boom der kennis van goed en kwaad” misleid. Op zekere dag, toen zij niet in gezelschap van haar man verkeerde, maakte zij iets heel ongewoons mee. Een omzichtige slang was blijkbaar wijs geworden en had het vermogen gekregen om te spreken. Zonder dat Eva hiervan op de hoogte was, gebruikte een verraderlijke geestenzoon van God die slang zoals een buikspreker zich van een pop bedient. (Vergelijk Johannes 8:44.) Dit lagere schepsel, de slang, stelde een schijnbaar onschuldige vraag: „Is het werkelijk zo dat God heeft gezegd dat gij niet van elke boom van de tuin moogt eten?” (Gen. 3:1) Eva gaf een goed antwoord, want Adam moet haar over de „boom der kennis van goed en kwaad” hebben verteld. Ze zei: „Van de vrucht der bomen van de tuin mogen wij eten. Maar wat het eten van de vrucht van de boom die in het midden van de tuin staat betreft, God heeft gezegd: ’Gij moogt daarvan niet eten, neen, gij moogt ze niet aanraken, opdat gij niet sterft’” (Gen. 3:2, 3). De inlichting die de slang vroeg, had echter op listige wijze een vraag in Eva’s geest doen postvatten, een vraag die haar voordien misschien niet had beziggehouden. Die vraag was: Waarom waren de vruchten van de „boom der kennis van goed en kwaad” op straffe des doods verboden?
De slang had onmiddellijk een antwoord klaar: „Gij [in het meervoud, dus met inbegrip van Adam] zult volstrekt niet sterven. Want God weet dat nog op de dag dat gij ervan eet, uw ogen stellig geopend zullen worden en gij stellig als God zult zijn, kennend goed en kwaad” (Gen. 3:4, 5). Nu stond Eva voor een beslissing. Zou zij het voor de Schepper opnemen, aan wie zij niets minder dan haar bestaan te danken had en die aan haar en haar man alles had gegeven wat zij voor een eeuwigdurend, gelukkig leven nodig hadden? Of zou zij acht slaan op de woorden van een lager schepsel dat nog nooit iets voor haar had gedaan? Er kan beslist niet worden gezegd dat Eva niet goed was toegerust om een juiste beslissing te nemen. Zij kende Gods wet en had het onmiskenbare bewijs van de liefde die haar Schepper voor haar en haar man koesterde. Eva had dus moeten concluderen dat er een goede reden achter Gods gebod moest schuilen en dat het voor haar bestwil was te gehoorzamen. En aangezien haar man één vlees met haar was, zou het alleen maar juist zijn geweest wanneer zij hem eerst over deze kwestie had geraadpleegd.
Droevig genoeg had Eva klaarblijkelijk niet de nodige waardering voor haar Maker ontwikkeld, en hierdoor schoot zij erin te kort positief over het goddelijke gebod te denken. Het bijbelse verslag bericht: „Dientengevolge zag de vrouw dat de boom goed was tot voedsel en dat hij iets was waarnaar het verlangen der ogen uitging, ja, de boom was begeerlijk om naar te kijken. Zij nam dan van zijn vrucht en at” (Gen. 3:6a). In een geest van onafhankelijkheid verkoos Eva zelf te beslissen wat goed en wat kwaad was in plaats dat zij zich in dit opzicht aan Gods besluit onderwierp. Zij werd volledig bedrogen door de leugen die via de slang tot haar werd gesproken. Zij at dus van de verboden vrucht in de veronderstelling haar positie te verbeteren.
Eva ging onmiddellijk naar haar man met de bedoeling hem in haar overtreding van Gods wet te laten delen. Adam wist dat het eten van de vrucht de dood voor hem zou betekenen. Hij geloofde niet in de woorden van de slang: „Gij zult volstrekt niet sterven.” Ten slotte zwichtte Adam echter voor de aandrang waarmee zijn vrouw hem ertoe trachtte te bewegen van de vrucht te eten. — Gen. 3:6b.
TRAGISCHE GEVOLGEN
Waartoe leidde dit? Het onmiddellijke gevolg was bijzonder onaangenaam. Adam en Eva konden niet langer op een zuivere wijze naar elkaars onbedekte lichaam kijken. Hun schuldige geweten maakte dat zij zich onrein voelden en veroorzaakte gevoelens die zij voordien nooit hadden gekend. Van vijgebladeren maakten zij lendenbedekkingen voor zichzelf. — Gen. 3:7.
Toen zij later Gods stem hoorden, sloot Eva zich bij haar man aan om zich te midden van de bomen in hun tuintehuis te verbergen. Als antwoord op de vraag van de Schepper over haar handelwijze gaf Eva toe: „De slang — die heeft mij bedrogen en toen heb ik gegeten.” — Gen. 3: 8-13.
Dat eerste mensenpaar heeft hier tragische gevolgen van ondervonden. Eva had haar door God toegewezen rol genegeerd en zich met betrekking tot haar man de rol van lerares aangemeten. Het vonnis dat de Schepper over haar uitsprak, onthulde welke verwoestende uitwerking deze handelwijze op haar huwelijk zou hebben. Adam zou ’over haar heersen’, waardoor te kennen wordt gegeven dat hij zijn gezag voortaan op een dominerende, tirannieke wijze zou uitoefenen. Toch zou haar sterke begeerte naar hem uitgaan en zou zij het intense gevoel hebben niet buiten hem te kunnen. — Gen. 3:16.
Ook het moederschap zou problemen met zich brengen. Het goddelijke besluit luidde: „Ik zal de smart van uw zwangerschap zeer doen toenemen; met barensweeën zult gij kinderen voortbrengen” (Gen. 3:16). Het kan zijn dat Eva, in haar nu onvolmaakte toestand, zulke barenspijnen moest ondergaan om te beseffen dat zij en haar nakomelingen konden sterven.
Uiteindelijk zouden zij en haar man doodgaan. Hun lichaam zou tot ontbinding overgaan en tot de elementen van de grond terugkeren. — Gen. 3:19.
Bovendien werden Eva en haar man uit hun schitterende paradijstehuis verdreven om onder moeilijke omstandigheden in een onbebouwd gebied te gaan leven. De Schepper gaf hun echter in zijn goedgunstigheid lange kleren van vel. — Gen. 3:21-24.
Na verloop van tijd werd Eva de moeder van Kaïn en Abel, alsook van andere zonen en dochters (Gen. 4:1, 2; 5:4). Stelt u zich eens voor hoe zij zich gevoeld moet hebben toen zij vernam dat Kaïn zijn broer Abel had vermoord. Wat een schok moet die eerste menselijke dood hebben veroorzaakt! Toen Adam daarna honderd dertig jaar oud was geworden, baarde Eva nog een zoon. Zij noemde zijn naam Seth en zei: „God heeft een ander zaad aangesteld in plaats van Abel, omdat Kaïn hem heeft gedood.” — Gen. 4:25; 5:3.
Hoe krachtig illustreert het geval van Eva dat geringschatting van de goddelijke wet tot ernstige problemen leidt! Mogen wij, steeds wanneer er pogingen worden gedaan om kwaaddoen aantrekkelijk voor ons te doen lijken, niet vergeten wat Eva is overkomen. Er kan eenvoudig geen geluk uit voortspruiten wanneer wij de maatstaf die onze Schepper ten aanzien van goed en kwaad heeft vastgesteld, in de wind slaan. Mogen wij niet als Eva zijn door tot ons blijvende nadeel voor misleiding te zwichten.