Wat zou Jezus zeggen?
STELT u zich nu eens voor dat u Jezus tegen kersttijd over de rijkelijk versierde en helder verlichte straten van een der grote steden in het gebied der christenheid zag wandelen. De kerstboom welke de stad heeft gekocht, schittert in alle glorie. Overal ziet men afbeeldingen van het kerstmannetje, en het lijkt wel of iedereen aan het winkelen is. Bij honderden stroomt men de grote warenhuizen binnen om op het laatste ogenblik nog inkopen te doen. Op de radio hoort men voortdurend kerstliederen, en overal ziet men schreeuwerige kerstreclames. Kasregisters vergroten het lawaai nog door hun financiële vreugdelied. Men hoort voortdurend uit talloze monden een gelukkig of zalig kerstfeest wensen. De kerstgeest heeft een hoge vlucht genomen. Middenin dit geroezemoes vraagt Jezus een feestvierder wat deze ongebruikelijke drukte toch wel te beduiden heeft.
„O,” luidt het antwoord, „u weet toch wel dat het kerstmis is, het grootste verjaringsfeest van het jaar” „Maar wie is er dan jarig?” vraagt Jezus.
Wiens verjaardag viert men? Is dat een vreemde vraag? Niet in werkelijkheid. Iemand die zich voor het eerst in een christelijk land zou bevinden, zou zich dat werkelijk afvragen. Wordt per slot van rekening door het drukke geven van geschenken te kennen gegeven wiens verjaar- of geboortedag men nu eigenlijk viert? Blijkt uit de reclames en advertenties, waaraan miljoenen guldens worden besteed, wiens verjaardag er wordt gevierd? Blijkt dit uit de bijzonder mooie winkeletalages, de versierde kerstbomen of de feestverlichting in de straten? De kerstboom en in angelsaksische landen het kerstmannetje, welke in miljoenen huizen het middelpunt vormen, kunnen de vreemdeling die graag wil weten wiens verjaardag men wel viert, geen verklaring geven.
Het is derhalve in het geheel niet vreemd dat Jezus de feestvierder zou vragen: „Wiens verjaardag is dit dan?” „O, het is 25 december,” luidt het antwoord, „dit is Christus’ geboortedag.” Wat zou Jezus daar nu op zeggen? Dat men niet alleen met het kerstfeest de Zoon Gods niet eert, maar ook dat de datum geheel verkeerd is. Door de bijbel op te slaan, zou Jezus kunnen aantonen dat hij helemaal niet in december werd geboren. Hoe dat zo? Omdat er uit de bijbel blijkt dat hij omstreeks 1 oktober in 2 v. Chr. werd geboren, dat hij in 29 n. Chr. als Messias kwam en drie en een half jaar later, omstreeks 1 april in 33 n. Chr., ter dood werd gebracht. Een getuigenis hiervan treffen wij aan in het verslag over de profetie van de „zeventig weken” in Daniël 9:24-27 en Lukas 3:1, 23 en in andere schriftuurplaatsen.
Jezus zou echter op nog meer punten kunnen duiden: Dat er in Palestina een kenmerkend verschil bestaat tussen het weer in oktober en december. Uit de Schrift blijkt dat de herders bij Jezus’ geboorte ’s nachts buiten waren: „Er waren ook in die zelfde landstreek herders die buitenshuis verbleven en ’s nachts de wacht hielden over hun kudden. ’En dit is een teken voor u: gij zult een kind vinden in zwachtels van doeken gewikkeld en liggend in een kribbe’” (Luk. 2:8, 12). In december weidden de herders hun kudden niet in het open veld, maar in oktober wel. De datum in december is dus geheel verkeerd.
ZICH WENDEND TOT VALSE VERHALEN
Wat zou Jezus er wel van zeggen dat de religiën der christenheid de mensen er toe brengen het bedrog te geloven dat Jezus op 25 december werd geboren? Hij zou op de profetie van een zijner apostelen duiden: „Er zal een tijd komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar overeenkomstig hun eigen begeerten leraars voor zich zullen bijeenbrengen om hun oren te laten strelen, en zij zullen hun oren van de waarheid afwenden, terwijl zij zich tot valse verhalen zullen wenden.” — 2 Tim. 4:3, 4.
„Zich tot valse verhalen . . . wenden.” Waarom dan wel? „Overeenkomstig hun eigen begeerten.” Welk een treffende schriftuurplaats! Alhoewel velen weten dat Jezus niet op 25 december werd geboren, geven zij er „overeenkomstig hun eigen begeerten” de voorkeur aan het feest te vieren. Ja, alhoewel zij weten dat het de verkeerde datum is, geven zij er toch de voorkeur aan. Dat niet alleen, maar zij prefereren die feestdag zelfs ondanks dat het geheel een commerciële opzet heeft, namelijk, de verkoop te stimuleren. Vandaar dat er op nieuwjaarsdag 1953 in het hoofdartikel van de Washington Post stond:
„In Amerika is het kerstfeest in zulk een mate tot een handelsaangelegenheid geworden, dat vele vreemdelingen er door geschokt worden, en het is bijna geheel veranderd in een nationale orgie van sentimenteel materialisme. Het is echter een feit dat niet alleen de fabrikanten en adverteerders het aldus willen, maar ook dat het merendeel der Amerikaanse bevolking aan deze manier van doen de voorkeur geeft.”
Evenals de Israëlieten, die om het daaruit voortvloeiende zelfzuchtige gewin religieuze leugens en gruwelen tolereerden, laten de kerstvierders het bedrog van Christus’ verjaringsfeest niet alleen oogluikend toe, maar geven er zelfs de voorkeur aan. Jezus zou terecht de aandacht op de woorden van Jehovah kunnen vestigen: „Ontzettend en afschuwelijk is wat er voorvalt in het land; de profeten profeteren vals en de priesters verschaffen zich gewin nevens hen, en mijn volk heeft het gaarne zo.” — Jer. 5:30, 31, NBG.
Jezus zou nog meer over 25 december te zeggen hebben, namelijk, dat het een diepgewortelde heidense betekenis heeft, zoals duidelijk door de geschiedenis wordt aangetoond. De heidenen vierden op 25 december de geboortedag van de Perzische god Mithra. Op of omstreeks 25 december was er nog een groot heidens feest, de saturnaliën, welke ter ere van Saturnus, de landbouwgod, werden gehouden. De mensen trokken dan zingend door de straten; er werden kaarsen aangestoken en voor de vensters geplaatst. Men wisselde geschenken uit en iedereen vierde feest en ging op bezoek bij vrienden. De geschiedkundigen moeten toegeven dat deze heidense gewoonten de werkelijke basis voor de 25-december-viering vormen.
GEEN GEBOD OM VERJAARDAGEN TE VIEREN
Wat zou Jezus zeggen tot hen die beweren christenen te zijn en trachten het kerstfeest te rechtvaardigen ondanks de verkeerde datum en de heidense achtergrond? Wel, dat hij het nimmer geboden had, dat zijn geboortedag nimmer door een van zijn apostelen of vroege discipelen werd gevierd, dat de kerstviering pas na de voorzegde afval onder de zogenaamde christenen in zwang kwam. Christus’ apostel had deze afval en dat ze tot „verdraaide dingen” hun toevlucht zouden nemen, voorzegd. „Ik weet dat na mijn heengaan onderdrukkende wolven bij u zullen binnenkomen en de kudde niet teder zullen behandelen, en uit uw eigen midden zullen mannen opstaan en verdraaide dingen spreken” (Hand. 20:29, 30). Pas in de vierde eeuw werd het kerstfeest op grote schaal onder de zogenaamde christenen gevierd. De afval was toen reeds een feit geworden; een heidense feestdag kreeg een christelijk tintje en werd door de Rooms-Katholieke Kerk gezegend — om slechts het aantal personen dat in naam het christendom aanhing, te doen toenemen.
Jezus zei niet betreffende de viering van zijn geboortedag, „Blijft dit ter mijner gedachtenis doen,” maar betreffende de herdenking van zijn dood, hetwelk een gebeurtenis was welke voor de mensheid van veel groter belang was dan zijn geboorte. Toen Jezus zijn volgelingen dan ook gebood zijn dood en niet zijn geboorte te gedenken, hield hij zich daarbij aan het schriftuurlijke beginsel: „Het einde ener zaak is beter dan haar begin.” Daarom staat er in de bijbel alleen maar vermeld dat heidenen hun verjaardag vierden. De verjaardag van Farao, opgetekend in Genesis 40:20; en die van Herodes, in Mattheüs 14:6-10 genoemd, worden beide verduisterd door moordpartijen. Christenen hebben geen gebod ontvangen enige feestdag te vieren: „Hoe kunt gij echter, nu gij God hebt leren kennen, of liever bij God bekend bent geworden, terugkeren tot de zwakke en ontoereikende elementaire dingen en opnieuw slaven daarvan willen zijn? Gij onderhoudt nauwgezet dagen, maanden, tijden en jaren. Ik vrees voor u, dat ik op een of andere wijze tevergeefs met betrekking tot u heb gezwoegd.” — Luk. 22:19; Pred. 7:8, NBG; Gal. 4:9-11.
Wat zou Jezus bovendien zeggen van al de eer welke aan de „drie” wijzen op de kerstkaarten en -versieringen wordt gegeven? Hij zou vragen waarom hun al die eer wordt gegeven, want de wijzen waren toch astrologen of demonenaanbidders, terwijl in Gods wet astrologie uitdrukkelijk wordt veroordeeld (Deut. 4:19; 2 Kon. 17:16; Jes. 47:13, 14). Daar het vermoorden van vele jongetjes in verband stond met de tocht van de astrologen, is het niet logisch dat God hen naar Jezus leidde. Wanneer God hen er niet heen voerde, wie dan wel? Satan de Duivel, want de astrologen konden niet zo maar door een hemellicht van natuurlijke oorsprong geleid worden. Satan gebruikte de „ster” om de astrologen voor zijn karretje te spannen, zodat Jezus’ verblijfplaats bekend zou worden en Herodes hem kon laten ombrengen.
CHRISTUS IS KONING, GEEN BABY
Wat zou Jezus zeggen van de gewoonte hem altijd als een kind af te beelden? Hij zou zeggen dat hij niet langer een kind is en dat het dus verkeerd is de mensen te laten denken dat hij nog steeds een baby is. Het is gevaarlijk Jezus slechts als baby te zien. Daardoor wordt de aandacht afgeleid van het belangrijke feit dat zijn Vader hem met Koningsmacht heeft bekleed en dat hij thans regeert en alle natiën binnenkort met een ijzeren roede zal slaan, wanneer hij ’oorlog voert in rechtvaardigheid.’ Moeten wij ons een Koning, ja, de „Koning der koningen en Heer der heren,” die de wereld in stukken zal slaan, als een baby voorstellen? Het is dus misleidend Jezus in de geest der mensen als een kind voor te stellen, het is een bedrog dat ontsproten is aan die grote Misleider, Satan de Duivel. — Openb. 19:11-16.
Wat zou Jezus verder van de kerstvierders zelf zeggen? Wordt Christus door hun gedrag geëerd? Jezus zou ze met enkele woorden in het niet kunnen doen verzinken, namelijk, door de profetie over de „laatste dagen” aan te halen, in welke tijd er „meer liefde voor genoegens dan voor God” zou zijn. De kersttijd levert hiervan een overvloed van bewijzen. Dat niet alleen, maar met kerst gaan vele feestvierders zich, evenals de oude heidenen, te buiten aan veel drinken en eten en immoraliteit. Christus’ geboden voor een christen staan het niet toe ook maar een keer op het pad der oude wereld terug te keren, nog minder bij een gelegenheid welke zogenaamd ten doel heeft Christus te eren. „In het verleden hebt gij voldoende de wil der natiën volbracht, toen gij u overgaf aan losbandig gedrag, wellusten, overdaad van wijn, brasserijen, drinkgelagen en afgoderijen.” — 2 Tim. 3:1-4; 1 Petr. 4:3.
Wat zou Jezus zeggen van de kerstgebruiken, het versieren met hulst, mistletoe, kerstblokken en -bomen? Hij zou rechtuit de feiten bekendmaken, evenals de encyclopedieën, namelijk, dat die gebruiken niet christelijk maar van heidense oorsprong zijn.
Wat zou Jezus zeggen over het geven van geschenken? Hij zou er stellig niets op geven tegen hebben, want hij prees het aan als een bron van geluk. Toch zou hij niet zijn goedkeuring hechten aan het uitwisselen van geschenken, zoals omstreeks of op kerstmis de gewoonte is, want dit doet men in navolging van deze gewoonte op de heidense saturnaliën. Ook geeft men met kerstmis meestal geschenken op wederkerige basis; Christus zei dat wij degenen die geen tegenprestatie kunnen doen, iets moeten geven. De bijbel schept niet, zoals sommigen zeggen, een precedent voor het uitwisselen van geschenken. Wie brachten er geschenken voor Jezus mee? Alleen de demonen-aanbiddende astrologen! Christenen dienen hun voorbeeld beslist niet te volgen. Evenmin behoeven zij tot een heidense feestdag te wachten om van een welwillende vriendelijkheid blijk te geven die zij 365 dagen per jaar dienen te tonen.
En wat zou Jezus zeggen van de steeds groter wordende schare feestvierders wier opwinding hun onwetendheid, hun gebrek aan kennis omtrent het koninkrijk waarvan Christus predikte dat het de hoop der wereld is, niet kan verbergen? Hij zou zeggen dat de mensen het te druk hebben om de weg ten leven te leren kennen en door het kerstfeest krijgen ze het alleen nog maar drukker. Jezus zou dus nog eens herhalen wat hij al eerder had gezegd en wat in Lukas 17:26, 27 staat opgetekend: „Evenals het geschiedde in de dagen van Noach, zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen: zij aten, zij dronken, mannen huwden, vrouwen werden ten huwelijk gegeven, tot de dag waarop Noach de ark inging, en de vloed kwam en hen allen vernietigde.” Er steekt niets geen kwaad in dit alles, maar de moeilijkheid is dat de mensen zich er zoveel mee bezig houden — vooral rond het kerstfeest, eten, drinken en kopen — dat er in hun leven geen plaats meer is voor kennis van Gods voornemens via zijn Zoon. Derhalve is men in het algemeen onbekend met de naderende oorlog van Armageddon en de voor de deur staande nieuwe wereld.
Wat zou Christus dus van kerstmis zeggen? Dat het een religieus bedrog, een verkooptruc, een heidense feestdag is, waardoor hij onteerd en het christendom neergehaald wordt. Hij zou er nimmer zijn goedkeuring aan hechten; hij zou het nimmer als een waar christelijk gebruik erkennen. Dat betekent dat degenen die het kerstfeest vieren, zich Christus’ misnoegen op de hals halen. Waarom zouden wij, wanneer dat het geval is, dan kerstmis vieren? Waarom zouden wij ons niet losrukken van deze kolossale verkoopstimulans? Wij behoeven het niet te vieren, ook al doen anderen die zich christenen noemen, dit wel! Er is geen enkele reden waarom u zich bij de grote groep mensen zou bevinden die zich christenen noemen, maar die door de Koning, ondanks hun protest dat zij werken verrichten in Christus’ naam, niet worden erkend:
„Velen zullen op die dag tot mij zeggen: ’Meester, Meester, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, en in uw naam demonen uitgebannen, en in uw naam vele machtige werken verricht’ En toch zal ik hun dan openlijk zeggen: Ik heb u helemaal nooit gekend. Gaat weg van mij, gij werkers der wetteloosheid.” Opdat wij nooit van Christus zullen afwijken, moeten wij ons dus thans verre van dit kerstfeest houden. — Matth. 7:22, 23.
[Illustratie op blz. 597]
Men zegt dat kerstmis de viering van Jezus’ geboorte is. Niemand zou dus beter over kerstmis kunnen oordelen dan Christus. Wat zou hij, wanneer hij hier op aarde vertoefde, zeggen over het grootste feest in de christenheid?