Een nieuw lied voor alle mensen van goede wil
1. Welk lied is thans ondanks Spreuken 25:20 passend, en wat vloeit er uit voort voor hen die het zingen?
EEN ongeveer drieduizend jaar oude spreuk luidt: „Wie een kleed uittrekt op een koude dag, is als azijn op loog en als een liedjeszanger bij een somber hart” (Spr. 25:20). De huidige toestand van de gehele wereld is te vergelijken met een somber hart, want hoe verontrustend is het heden en hoe vrees aanjagend de toekomst. Mensen die ergens mee tobben, zijn wellicht niet in de stemming voor een lied. Toch is er een lied dat alle mensen, ongeacht hun nationaliteit, werkelijk kan doen opbeuren. Vroegere generaties is niet het voorrecht ten deel gevallen het te zingen, want het is een nieuw lied. Zij die de ongewone dichter er van een goed hart toedragen, zullen er van genieten, er door verwarmd en verkwikt worden; ze zullen er door opgebeurd worden en verdwijnen zal hun sombere, verbitterde geestestoestand. Wanneer zij eenmaal maar weten hoe dit lied is ontstaan, zullen zij het eveneens luidkeels willen zingen. Dit zal leiden tot hun gezondheid, ja, zelfs tot hun redding.
2, 3. (a) Waarom is de naam van de dichter van het lied voor velen misschien nieuw? (b) Waarom kon hij ons een werkelijk nieuw lied geven, en wat dienen wij er volgens zijn zeggen mee te doen?
2 Niet alleen het lied bleek nieuw te zijn voor hen die het zijn gaan zingen, maar voor velen die het horen zingen, zal de Auteur en Componist, er van ongetwijfeld ook nieuw zijn. Veel vooraanstaande mannen in de gehele wereld hebben getracht zijn naam voor de mensen verborgen te houden. De eerste mens die er ooit heeft geleefd — zo ongeveer zesduizend jaar geleden — kende zijn naam echter wel. Zijn naam is Jehovah, en niet alleen het nieuwe lied is een voortbrengsel van hem, maar de hemelen en de aarde ook. Elk van onze Schepper afkomstige lied behoort belangrijk te zijn en dient eindeloos, gelukkig leven voor ons te betekenen. Bij monde van een der door Hem, geïnspireerde schrijvers zegt hij: „Ik ben Jehovah, dat is mijn naam! mijne eer geve Ik geen’ anderen, noch mijnen roem den afgodsbeelden!” „Het vroegere, zie, het is gekomen, en nieuwe dingen kondig Ik u aan; voordat zij uitspruiten, doe Ik ze u horen.” Daarom kon hij ons een werkelijk nieuw lied geven dat geen andere tekstdichter ons zou kunnen verschaffen, en derhalve zegt hij vervolgens tot mensen van goede wil:
3 „Zingt den HERE [Jehovah] een nieuw lied, zijn lof van het einde der aarde, gij die de zee bevaart en haar volheid; gij kustlanden en hun bewoners. Laten de woestijn en haar steden de stem verheffen.” — Jes. 42:8, Pa; 9-11, NBG.
4, 5. Waarom zouden wij met het oog op Prediker 1:9, 10 kunnen vragen hoe dit lied nieuw kon zijn, en waar zijn echter nieuwe dingen niet beperkt?
4 In welk opzicht is dit lied dan nieuw? Wellicht stellen wij deze vraag met het oog op hetgeen een wijze regeerder, die duizenden jaren geleden leefde, heeft gezegd: „Wat ís ontstaan, zál ontstaan, en hetgeen ís gedaan, zal gedaan worden; er is dus niets nieuws onder de zon. Bestaat er iets waarvan men zou kunnen zeggen: ’Ziehier; het is nieuw’? Het heeft al onbepaalde tijd bestaan; wat tot bestaan is gekomen, is van de tijd vóór ons.” (Pred. 1:9, 10). Toen in 1954 de verschrikkelijke waterstofbom voor het eerst explodeerde, was dit niet iets nieuws. Miljarden jaren vóór ’s mensen ontstaan liet de grote Schepper, Jehovah, in de zon waterstofatomen exploderen, ten gevolge waarvan wij hier op aarde licht krijgen. Alhoewel er misschien „niets nieuws onder de zon” is, wil dit toch nog niet zeggen dat er niets nieuws boven de zon, buiten dit natuurlijke rijk of in het geestelijke rijk zou kunnen zijn. Toen de wijze koning Salomo zei dat er niets nieuws onder de zon is, sprak hij over hetgeen tot deze natuurlijke wereld behoort en over de alledaagse aangelegenheden der mensen, op wie de zon schijnt. Vlak hiervoor had hij gezegd:
5 „Een geslacht gaat heen en een ander geslacht komt, ja, maar de aarde staat tot onbepaalde tijd. Ook de zon is gaan schijnen en de zon is ondergegaan, en hijgend gaat ze naar haar plaats waar ze zal gaan schijnen. . . . Alle winterstromen gaan naar de zee, nochtans is de zee niet vol. Naar de plaats waarheen de winterstromen uitgaan, daarheen keren ze terug om uit te gaan. Alles is vermoeiend; niemand kan er over spreken. Het oog wordt niet zat van zien, noch het oor vol van horen.” — Pred. 1:4-8.
6. Waarom kan Jehovah ons een nieuw lied geven, en wat heeft hij daarom gedaan?
6 Er behoeft echter niets nieuws op natuurlijke wijze onder de zon te komen. Jehovah, de Allerhoogste God, bevindt zich boven de zon. Hij kan nieuwe dingen scheppen boven de zon, in het onzichtbare geestenrijk en eveneens in de geestelijke aangelegenheden welke met de mensheid op aarde te maken hebben. Zo kan hij ons de punten verschaffen voor het thema van een geheel nieuw lied, welks glorierijke betekenis ons zal doen tintelen van onbedwingbare vreugde- en extasegevoelens. Omdat hij almachtig en onuitputtelijk is wat wonderbaarlijk nieuwe dingen voor ons betreft, heeft hij ons zulk een lied gegeven.
7. Wanneer had het gehele universum een belofte nodig welke goede hoop inhield, en waarom? En van welke vrouw maakte Jehovah toen gewag?
7 Niet zo heel lang na het ontstaan van het allereerste menselijke leven gaf Jehovah God ons reeds het grondthema van het hedendaagse nieuwe lied. Het gehele universum had toen behoefte aan goede, hoopvolle beloften. Onze oudste menselijke voorvader had — alhoewel hij zich in de hof van Eden, het paradijs van geneugte, bevond en alles bezat wat hij nodig had om voor eeuwig in menselijke volmaaktheid en in vrijheid als een zoon Gods te blijven leven — kort daarvoor gezondigd. Door toedoen van een slang was zijn vrouw er toe gekomen om van de ene verboden vrucht te eten. Vervolgens bracht zij haar echtgenoot er toe zich hierin bij haar aan te sluiten door er eveneens van te eten, zodat beiden het gebod van hun hemelse Vader hadden overtreden en opzettelijk ongehoorzaam waren. Voordat Jehovah God hierom het vonnis van de eeuwige dood over hen uitsprak, richtte hij zich tot degene die in eerste instantie de oorzaak van dit alles was, de grote verzoeker, Satan de Duivel. God sprak tot hem als was hij de slang: „Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad. Hij zal u in de kop vermorzelen en gij zult hem in de hiel vermorzelen” (Gen. 3:15). Deze „vrouw” was niet de aardse vrouw Eva, Adams zondige vrouw, maar de heilige hemelse vrouw, Gods universele organisatie van heilige engelen, Gods met een vrouw te vergelijken organisatie, die iets heiligs voor Gods voornemen kon voortbrengen.
8. Waarom waren Gods woorden tot de slang iets nieuws, en wat gingen de loyale leden van Gods vrouw gadeslaan?
8 Wat God tot de slang zei, was werkelijk iets nieuws voor deze aarde. Hier sprak God ten aanhoren van de mensheid zijn eerste profetie uit. Er werd in voorzegd dat het Gods wil was dat er oorlog zou zijn tussen Satan de Duivel en Gods hemelse met een vrouw te vergelijken organisatie, tussen het zaad of de nakomelingen van Satan de Duivel en dat van Gods getrouwe vrouw of echtgenote. Wie zou de oorlog winnen? Door welk van de twee, het vermorzelen in de hiel of dat in de kop, zou de overwinningsslag worden toegebracht? Wie de ander in de kop zou vermorzelen, zou de overwinning behalen. Dientengevolge zou het zaad van Gods met een vrouw te vergelijken universele organisatie, alhoewel het eerst in de hiel vermorzeld moest worden, als overwinnaar uit de strijd te voorschijn komen, waardoor Gods eerste aan de mensheid bekendgemaakte profetie gerechtvaardigd zou worden. Dit moet de engelen-leden van Gods symbolische vrouw — zijn getrouwe uit engelen bestaande organisatie, welke met hem is getrouwd en aan hem is onderworpen — beslist veel troost hebben gegeven. Allen die loyaal deel bleven uitmaken van Gods hemelse vrouw vroegen zich opgewonden af wie het zaad van de vrouw zou zijn, hoe dit beloofde zaad voortgebracht en in de hiel vermorzeld zou worden en toch zijn duivelse vermorzelaar in de kop zou vermorzelen. Terstond gingen zij na in hoeverre deze Edense profetie, het fundament van alle verdere profetieën ten aanzien van de mensheid, in vervulling zou gaan.
9. Wat kon geen enkel schepsel destijds doen met betrekking tot die profetie, maar hoe verbreidde de belangstelling er voor zich onder de mensen?
9 Aangezien het een goddelijke regel is dat „geen profetie der Schrift voortkomt doordat de een of ander die uit zichzelf bekendmaakt,” konden Adam en Eva Jehovah’s profetie niet begrijpen en uitleggen. Satan de Duivel kon dit evenmin, ook al is hij dan een machtig geestelijk schepsel en hoger dan de mens wat bestaan, macht en intelligentie betreft (2 Petr. 1:20, 21). Nadat Adam en Eva waren gestraft doordat zij uit het Edense paradijs werden verdreven om te sterven, begonnen zij kinderen voort te brengen. Uit zelfzuchtige belangstelling voor Gods belofte betreffende het zaad van de een of andere vrouw, vertelden Adam en Eva hun kinderen deze belofte. Aldus kregen de mensen meer belangstelling voor de profetie.
10. Hoe zou die profetie van invloed geweest kunnen zijn op het feit dat Kaïn Abel doodde?
10 Zelfzuchtige mensen hebben zich uitgegeven voor het beloofde zaad, want zij hoopten dat zij, door te beweren het echte zaad te zijn, macht over en een positie boven anderen zouden verwerven. Kaïn was de eerste mens die toen werd geboren. Toen Abel, de tweede zoon van Adam en Eva, Gods goedkeuring wegdroeg omdat hij voor een Godsoffer een dier uit zijn schapenkudde en geen levenloos offer van tuinprodukten nam, doodde Kaïn Abel om te voorkomen dat zijn broer hem, die mogelijk het zaad zou zijn, die plaats zou ontnemen. „Door geloof heeft Abel God een offer van grotere waarde gebracht dan Kaïn, ten gevolge van welk geloof er van hem getuigd wordt dat hij rechtvaardig was, daar God getuigenis aflegt betreffende zijn gaven, en hierdoor spreekt hij nog, alhoewel hij gestorven is.” Abel spreekt derhalve nog steeds tot ons als de eerste getrouwe menselijke getuige van Jehovah, zoals Gods geschreven Woord hem noemt. — Hebr. 11:4 en 12:1.
11, 12. (a) In welke betrekking stond Henoch tot het beloofde Zaad? (b) Waarom ging Henoch niet naar de hemel toen God hem wegnam?
11 God maakte voor het eerst een profetie door bemiddeling van een mens bekend via Henoch, de zevende man uit Adams geslachtslijn. Hij had geloof in Jehovah God en daarom werd hij een getuige van Jehovah. Hij werd eveneens een voorvader van het beloofde Zaad, in wie hij belang stelde. Jehovah inspireerde Henoch er voor zijn dood toe te getuigen dat het in Gods voornemen lag bij het vermorzelen van de kop van de Slang alle goddelozen, het zaad van de grote Slang, Satan de Duivel, te bestraffen en het oordeel aan hen te voltrekken (Judas 14, 15). God liet niet toe dat Henoch door zijn vijanden werd gedood — zoals Kaïn met Abel had gedaan — want hij nam Henoch van het aardse toneel weg zodat ’deze nergens gevonden kon worden.’ Waarom? Omdat hij ’voor zijn wegneming getuigenis heeft gehad dat hij God had behaagd’ (Hebr. 11:5). God nam hem niet naar de hemel, want mensen die in Adamitische zonde waren geboren, konden nog niet naar de hemel gaan.
12 De „nieuwe en levende weg” waardoor toegang werd verkregen in de heiligste hemelen, werd pas 3072 jaar na Henoch geopend. Tot aan die tijd golden derhalve de woorden: „Geen enkel mens [is] in de hemel opgestegen behalve hij die uit de hemel is neergedaald, de Zoon des mensen” (Joh. 3:13; Hebr. 9:6-8; 10:19-22). Het mysterie of heilige geheim van de wijze waarop dit geschiedt, ontvouwde zich voor het menselijke begrip naarmate de uitwerking van Gods voornemen zich op grootse wijze ontwikkelde nadat Jehovah’s profeet Henoch van het toneel was verdwenen.
DE AFSTAMMINGSLIJN VAN HET BELOOFDE ZAAD
13. In welke verhouding stond Noach tot het beloofde Zaad, en wat kwam er in Noachs tijd in plaats van het Zaad?
13 De tiende man uit Adams geslachtslijn en behorend tot het voorgeslacht van het beloofde Zaad was Noach, de kleinzoon van Methusalach, de mens die alhoewel hij in zonde en onder het doodsoordeel was geboren, het langst op aarde heeft geleefd, namelijk 969 jaar (Gen. 5:25-32). In geloof zag Noach uit naar de komst van het beloofde Zaad van Gods vrouw. Het kwam niet in zijn tijd, maar wel maakte hij mee hoe God een groot oordeel voltrok aan het zaad van de vijand van Gods vrouw, van de grote Slang, Satan de Duivel. God liet de wateren die toen gelijk een baldakijn hoog boven de aarde ronddraaiden, losbreken, hetgeen resulteerde in de wereldomvattende vloed. Veertig dagen en nachten aan één stuk door bleven de wateren vallen, waardoor de oude antediluviaanse wereld werd weggevaagd, maar Noach en zijn rechtvaardige, Godvrezende gezin overleefden het einde van die goddeloze wereld.
14. Waarom dienen wij in deze tijd geloof te tonen in het feit dat Noach en zijn gezin gedurende die vloed aan de vernietiging zijn ontkomen?
14 De Almachtige God bewaarde hen tezamen met species van vele familiesoorten van dieren en vogels in een ark of een groot op een kist gelijkend vlot, dat Noach in geloof en in gehoorzaamheid aan Jehovah’s bevel had gebouwd. Men zegt dat deze ark nog steeds op de berg Ararat in Turkije rust, waar ze is geland toen de vloedwateren zakten (Gen. 6:1 tot 8:4; Hebr. 11:7; 1 Petr. 3:20). Laten wij thans evenals Noach geloof tonen in het bericht omtrent deze vloed, want dat hij met zijn gezin aan het einde, de vernietiging van die goddeloze wereld is ontkomen, is opgeschreven als een voorbeeld van de wijze waarop thans levende mensen van goede wil door Gods beschermende macht levend door het ophanden zijnde einde van deze goddeloze oude wereld heen zullen komen en Gods rechtvaardige nieuwe wereld zullen binnengaan. — Matth. 24:36-42.
15. Wie van Noachs zonen werd uitgekozen om de voorvader van het Zaad te zijn, en welke speciale nakomeling van hem heeft Sem nog gezien?
15 Wie van Noachs drie zonen die met hem het einde der wereld overleefden, koos Jehovah God uit als voorvader van het beloofde zaad van Zijn hemelse vrouw? Sem, en dit blijkt doordat hij via zijn vader Noach een speciale zegen van God kreeg: „Gezegend zij Jehovah, de God van Sem, en Kanaän [de zoon van Cham] worde hem tot slaaf” (Gen. 9:18-26). Sem leefde nog honderden jaren na de Vloed, zodat hij heeft gezien wie van zijn nakomelingen speciaal werd uitverkoren opdat door bemiddeling van hem het beloofde Zaad onder de mensen zou verschijnen en via hem een zegen zou komen tot mensen van goede wil uit alle geslachten en natiën der aarde. Het is zelfs mogelijk dat Sem deze man des geloofs, Abraham, Gods zegen gaf.
16. Van welke van Jehovah afkomstige belofte werd Abraham de erfgenaam, en wat is voor ons een aansporing om de geschiedenis van zijn afstammelingen te willen nagaan?
16 God verkoos deze Semiet Abraham omdat hij geloofde in de ene levende en waarachtige God. Hij stelde Abrahams geloof op de proef door hem te zeggen dat hij zijn geboorteland moest verlaten en naar het zuidwesten moest trekken, naar een land waarheen God hem zou leiden. Toen Abraham dit onder Gods leiding deed en het Palestina van weleer binnentrok, werd hij de waardige erfgenaam van Jehovah’s belofte: „Ik zal een grote natie uit u maken, u zegenen en uw naam groot maken; en bewijs een zegen te zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie kwaad over u afsmeekt, zal ik vervloeken, en alle geslachten des aardbodems zullen zich stellig door bemiddeling van u zegenen” (Gen. 12:1-3). Wanneer wij eeuwig in deze zegen willen delen, dient dit voor ons een aansporing te zijn Abrahams afstammingslijn eens in de geschiedenis na te gaan, alhoewel Abraham een Semiet en Hebreeër was. Wat telt, is, dat Abraham er blijk van gaf getrouw te zijn aan God, de Vader van het beloofde Zaad, en derhalve zou een verre achterkleindochter van Abraham het beloofde Zaad zijn aardse leven geven.
17. Hoe werd in Abrahams tijd voorschaduwd dat het beloofde Zaad zou sterven, en wat kunnen wij derhalve door bemiddeling van Abrahams zaad doen?
17 Uit al Abrahams zonen werd de enige zoon die hij bij zijn ware vrouw Sara had door God voor de afstammingslijn uitgekozen. Jehovah liet voorschaduwen dat het zaad van Gods vrouw door de grote Slang en diens zaad in de hiel vermorzeld zou worden, want hij gebood Abraham om deze zo wonderbaarlijk verkregen zoon Izak te offeren. Voordat Abraham dit offer volledig kon brengen, hield Jehovah het mes waarmee Abraham het offer wilde brengen tegen en zei: „Bij mij zelf zweer ik, is de uitspraak van Jehovah, dat ik u, daar gij deze zaak hebt gedaan en uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt, stellig zal zegenen en uw zaad stellig vermenigvuldigen als de sterren der hemelen en de zandkorreltjes aan de zeeoever, en uw zaad zal bezit nemen van de poort zijner vijanden. Door bemiddeling van uw zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen” (Gen. 22:15-18). Willen wij ons voor eeuwig in Jehovah’s beloofde Zaad zegenen? Dan dienen wij, wanneer het mysterie of heilige geheim met betrekking tot de identiteit van het Zaad is opgelost, hem blij en dankbaar te aanvaarden, ook al was het nodig dat zijn afstammingslijn via Abraham, de Hebreeër uit de geslachtslijn van Sem, liep.
18. Aan wie van Izaks zonen schonk Jehovah de zegen, en hoe ontving een zekere kleinzoon een Koninkrijkszegen?
18 Van Izaks tweelingzonen gaf Jakob blijk van het ware, vurige geloof in Jehovah God en zijn kostbare belofte. Daarom verscheen Jehovah hem in visioenen en beloofde dat de zegen van alle natiën via zijn afstammingslijn zou komen. Dat Jakob of Israël zoals God hem had genoemd, twaalf zonen had, stelde Jehovah niet voor problemen, want door hen bracht Hij de twaalf stammen Israëls voort. Via welke van de twaalf stammen zou echter het Zaad komen? Jehovah liet Jakob, toen deze op zijn sterfbed lag, de volgende zegen uitspreken over zijn vierde zoon, Juda: „Een leeuwenwelp is Juda. . . . De scepter zal van Juda niet wijken, noch de gebiedersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zal de gehoorzaamheid der mensen behoren” (Gen. 49:9, 10). Die zegen gold een koninkrijk en er werd door verzekerd dat de stam Juda de koninklijke regeerder, de Leeuw van de stam van Juda, zou verschaffen die de scepter zou zwaaien en de gebiedersstaf in zijn hand zou houden (Openb. 5:5). Hij zou het recht ontvangen alle geslachten en natiën der aarde aan hem gehoorzaam te laten zijn. Hij moest daarom het Zaad zijn.
19. Op welke wijze werd David de koning door bemiddeling van wie het beloofde Zaad zou komen?
19 239 jaar nadat de stervende Jakob of Israël deze zegen over Juda had uitgesproken, bracht Jehovah God de twaalf stammen Israëls in het land dat hij hun overgrootvader Abraham had beloofd. Honderden jaren later richtte God op verzoek van de Israëlieten een koninkrijk over hen op. De eerste koning kwam uit de stam Benjamin. Na de dood van die koning liet God de zegen in vervulling gaan en zette een lid van de stam Juda op de troon van het koninkrijk Israël, namelijk David, die daartoe gezalfd was. Alhoewel David als gezalfde koning een messias of Christus was, was hij niet het aan Abraham beloofde Zaad van Gods vrouw. David was niet voortgekomen uit Gods hemelse vrouw, zijn geestelijke universele organisatie. Omdat David een grote ijveraar voor de zuivere aanbidding en derhalve een getrouwe getuige van Jehovah was, zwoer God David dat het lang verwachte Zaad via zijn koninklijke geslachtslijn zou komen, zeggende: „Ik zal stellig uw zaad na u verwekken, hetwelk uit uw binnenste delen zal komen, en ik zal zijn koninkrijk inderdaad stevig bevestigen. Hij zal een huis voor mijn naam bouwen, en ik zal de troon van zijn koninkrijk stellig voor eeuwig stevig bevestigen. . . . En uw huis en uw koninkrijk zullen stellig voor eeuwig onwrikbaar voor uw aangezicht zijn; uw troon zelf zal voor eeuwig stevig bevestigd worden.” — 2 Sam. 7:12-16.
20. Wat werd, tot verrassing der joden, duidelijk met betrekking tot het koninkrijk van het beloofde Zaad toen Jeruzalem in 607 voor het begin der christelijke jaartelling viel?
20 In 607 voor het begin der christelijke jaartelling gebeurde er iets vreemds; het koninkrijk van de stam Juda en het geslacht van David werd omvergeworpen en de koninklijke stad Jeruzalem viel. Tot op heden is er te Jeruzalem geen enkel koninkrijk met op de troon een man uit het geslacht van David wederom opgericht. Heeft Gods met een eed bekrachtigde verbond met koning David voor een eeuwig koninkrijk gefaald? Neen; de Almachtige God was echter bezig met de voorbereiding van iets nieuws, iets verbazingwekkends, iets wat absoluut anders was dan de mensen verwachtten. Hierdoor werd voor alle thans levende mensen van goede wil de weg gebaand om het nieuwe lied van onuitsprekelijke vreugde te zingen. Door de wijze waarop God de aangelegenheden leidde, werd het ter bestemder tijd duidelijk dat het eeuwige koninkrijk van het beloofde zaad van zijn vrouw hemels zou zijn en veel hoger dan Davids koninkrijk in het aardse Jeruzalem. Zeshonderd jaar na de vernietiging van het aardse koninkrijk van Davids geslacht zagen getrouwe Israëlieten echter nog steeds uit naar de wederoprichting van het Davidische koninkrijk te Jeruzalem. Er stond hun derhalve verrassend nieuws te wachten.
WONDERBAARLIJKE NIEUWE DINGEN
21. Via welke aardse geslachtslijn moest het beloofde Zaad komen, en waarom moest hij desondanks werkelijk een zoon Gods zijn?
21 Opdat het beloofde koninklijke Zaad uit Abrahams geslacht en de geslachtslijn van koning David geboren kon worden, moest hij als een Hebreeër uit een vrouw van de koninklijke geslachtslijn van David worden geboren. Terzelfder tijd moest hij, om het Zaad van Gods vrouw te kunnen zijn, een hemels lid van Gods universele geestelijke organisatie zijn. Dit was iets nieuws in de geschiedenis van het universum. Het betekende dat het Zaad uit de hemel, het onzichtbare geestelijke rijk, moest neerdalen. Hij moest in een zeer werkelijke betekenis, ja, rechtstreeks, een zoon Gods zijn, want geen enkele man op aarde kon met Gods hemelse vrouw trouwen en het beloofde Zaad verwekken. Alleen God kon de vader van het Zaad zijn.
22. Waarom zou het probleem dat hij uit de geslachtslijn van Abraham en David moest zijn, niet worden opgelost wanneer een zoon Gods uit de hemel zich zou materialiseren?
22 Hoe is het Zaad dan van de hemel naar de aarde neergedaald om een mens te worden? Doordat een der geestenzonen Gods zich materialiseerde of zich incarneerde in een mens? Neen, dat zou niets nieuws of niets anders zijn; daardoor zou niet zijn tegemoetgekomen aan de gevoelde behoeften. Vanaf het ogenblik dat Adam en Eva uit het Edense paradijs werden verdreven om wegens hun zonde te sterven, hadden hemelse zonen Gods zich van tijd tot tijd gematerialiseerd. De cherubs die God ten oosten van de hof van Eden plaatste om de weg naar de boom des levens in de hof te bewaken, materialiseerden zich door middel van incarnatie. Dat wil zeggen, onzichtbaar als zij waren, bekleedden zij zich met zichtbaar, tastbaar vlees. Doordat die cherubs echter naar de wil van God de Rechter menselijk vlees aannamen, werden zij nog geen zonen van Adam en Eva. Die gematerialiseerde cherubs hadden hun vlees en bloed niet van Adam en Eva gekregen. Na verloop van tijd verschenen er eveneens gematerialiseerde engelen aan Abraham en koning David, maar zij kregen hun vleselijke lichaam niet van Abraham of David, waardoor zij het vleselijke zaad van Abraham en David werden. Neen, het probleem zou niet door een materialisatie of incarnatie van een hemelse zoon Gods opgelost zijn. Hoe dan wel?
23. Hoe bracht Gabriël de boodschap van het aanstaande moederschap aan Maria?
23 Tegen het einde van het jaar 3 voor het begin der christelijke jaartelling materialiseerde of incarneerde Gods engel Gabriël zich. Zo verscheen hij aan het ongetrouwde joodse meisje Maria uit de koninklijke geslachtslijn van David. Hij zei haar dat er iets nieuws zou gebeuren zonder dat zij een menselijk huwelijk was aangegaan, zeggende: „Zie, gij zult in uw schoot ontvangen en een zoon baren, en gij zult zijn naam Jezus noemen. Deze zal groot zijn en zal de Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en Jehovah God zal hem de troon van David, zijn vader, geven, en hij zal voor eeuwig koning zijn over het huis van Jakob, en er zal geen einde zijn aan zijn koninkrijk.” „Hoe zal dit geschieden, daar ik geen betrekkingen heb met een man?” vroeg Maria. Gabriël verklaarde: „Heilige geest zal over u komen, en kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal datgene wat wordt geboren, heilig worden genoemd, Gods Zoon.” Maria stemde er mee in op deze wonderbaarlijke wijze door God gebruikt te worden, zeggende: „Zie! Jehovah’s slavin! Mij geschiede naar uw verklaring” (Luk. 1:26-38). Hoe ging dit echter in zijn werk?
24. Wat voor nieuws gebeurde er in de hemel opdat Maria de Zoon van God in haar maagdelijke schoot kon ontvangen?
24 Er gebeurde toen iets vreemds en nieuws in de onzichtbare hemelen, ver boven de zon en hoog boven ons stoffelijke rijk. Men miste Jehovah’s eerstgeboren of enigverwekte Zoon in de gelederen van Gods hemelse zonen. Wat was er gebeurd? God liet deze voornaamste Zoon de boezem van Zijn vrouw, of hemelse universele organisatie, verlaten en zond hem uit de hemel naar beneden om als een menselijke baby aan de maagd Maria te worden geboren (Joh. 3:16, 17). Gods geliefde Zoon ontledigde zich van al zijn hemelse heerlijkheid en macht, ja, gaf zelfs zijn glorierijke hemelse lichaam, zijn op God gelijkende gedaante, op (Fil. 2:5-8). Vervolgens bracht God de levenskracht van zijn Zoon uit de hemel over naar beneden naar de schoot van de maagd Maria. De ontvangenis in Maria’s schoot geschiedde derhalve onder de werking van Gods heilige geest of werkzame kracht en niet doordat zij seksuele gemeenschap met een man had.
25. Als wat werd Gods Zoon uit Maria’s schoot geboren?
25 Enige tijd nadat Maria’s zwangerschap zichtbaar begon te worden, huwde Jozef, een timmerman maar uit de koninklijke geslachtslijn van David, haar op Gods bevel om haar te beschermen. Op Gods bestemde tijd werd er een heilig kind — „Gods Zoon” bij zijn hemelse vrouw, die als een echt menselijk schepsel uit Maria werd geboren — als erfgenaam van David uit Davids koninklijke geslachtslijn geboren. Omdat hij boven in de hemel de woordvoerder of het Woord van de Almachtige God was geweest, wordt dit wonderbaarlijke aldus beschreven: „Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van den eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid.” — Joh. 1:14, SV.
26. Waarom was Gods Zoon toen hij op aarde was, dus geen incarnatie?
26 Hieruit blijkt niet dat Gods Zoon nog steeds in het bezit van zijn hemelse lichaam was en slechts werd gematerialiseerd, geïncarneerd of met vlees werd bekleed, of wel soms? Neen, er staat dat Gods hemelse Zoon ’vlees is geworden.’ Hij werd gewoon een mens, maar een heilig mens van een zondeloze hemelse Vader en derhalve Gods zondeloze Zoon. Daarom lezen wij: „Toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw” (Gal. 4:4, NBG). „Aangaande zijn Zoon, gesproten uit het geslacht van David naar het vlees, naar den geest der heiligheid . . . verklaard Gods Zoon te zijn in kracht.” — Rom. 1:3, 4, NBG.
27. (a) Hoe verwekte God getuigen van de geboorte van zijn Zoon? (b) Hoe bleek het ook voor de hemel goed nieuws te zijn, en voor de verwezenlijking waarvan werd hierdoor het fundament gelegd?
27 Dit was iets wat glorieus en nieuw was en tevens was het een onvergelijkelijke uiting van Gods liefde jegens mensen van goede wil. Om dit belangrijke, wonderbaarlijk nieuwe — de geboorte van een volmaakte, zondeloze manlijke baby, geboren uit een maagd — niet zonder kennisgeving voorbij te laten gaan en om getuigen van deze gebeurtenis van goed nieuws te hebben, zond God zijn engel naar herders die in de buurt van Bethlehem weidden, precies dezelfde plaats waar David vroeger zijn herderstaak vervulde om hun te vertellen: „Ik maak u goed nieuws bekend omtrent een grote vreugde welke alle mensen ten deel zal vallen, want heden werd u een Redder geboren, die is Christus, de Heer, in Davids stad.” Het was ook voor de hemel goed nieuws, en derhalve verscheen er een groot gedeelte van de hemelse legerschare aan de herders en loofde God, zeggende: „Glorie in den hoge aan God, en op aarde vrede onder mensen van goede wil [of, onder mensen die hij goedkeurt]” (Luk. 2:10-14, voetnoot). Deze gebeurtenis zal nimmer onder mensen worden herhaald. De rechtmatige erfgenaam van Davids koningschap en troon was op een zondeloze wijze geboren, en hierdoor was het fundament gelegd voor de verwezenlijking van andere glorierijke nieuwe dingen.