Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g71 8/5 blz. 3-4
  • Slaat u acht op „verboden toegang”-borden?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Slaat u acht op „verboden toegang”-borden?
  • Ontwaakt! 1971
  • Vergelijkbare artikelen
  • Teken
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onze strijd voor het recht om te prediken
    Ontwaakt! 1998
  • Jezus geeft een teken
    Naar de Grote Onderwijzer luisteren
  • Teken
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
Meer weergeven
Ontwaakt! 1971
g71 8/5 blz. 3-4

Slaat u acht op „verboden toegang”-borden?

„VERBODEN TOEGANG”-borden zijn een normaal verschijnsel. Gewoonlijk worden ze geplaatst ter bescherming van het particuliere eigendom of de persoonlijke vrijheid van de eigenaar op wiens terrein de „Verboden toegang”-borden worden aangetroffen. Soms hebben ze ten doel een grasperk te beschermen. Militaire installaties van regeringen hebben dikwijls „Verboden toegang”-borden om veiligheidsredenen. Ook kan er een „Verboden toegang”-bord zijn geplaatst om een mogelijke overtreder tegen letsel te beschermen, zoals in het geval van elektrische installaties die krachtstroom verbruiken. Wanneer iemand geen acht slaat op zulke borden zou hij in moeilijkheden kunnen geraken en zich zelfs schade kunnen berokkenen.

De bijbel vertelt over zo’n letterlijk „Verboden toegang”-bord in verband met Gods wetgeving bij de berg Sinaï. Het gehele volk moest aan de voet van de berg Sinaï bijeenkomen. Jehovah zei verder tot Mozes: „En gij moet rondom een grens trekken voor het volk, zeggende: ’Wacht u ervoor de berg te beklimmen, en raakt zijn rand niet aan. Ieder die de berg aanraakt, zal beslist ter dood worden gebracht.’” Door middel van dit „Verboden toegang”-bord doordrong Jehovah God de Israëlieten van de ontzagwekkendheid van de plaats, want aldaar manifesteerde hij zich aan Israël en gaf hij hun zijn wet. — Ex. 19:12, 13.

In ons eigen belang bevat de bijbel wat men vele „Verboden toegang”-borden zou kunnen noemen. Voor de eerste mens Adam was er in feite een „Verboden toegang”-bord met betrekking tot de vrucht van de boom der kennis van goed en kwaad, en Adam zag erop toe dat Eva van de beperking op de hoogte was. Eva zei: „God heeft gezegd: ’Gij moogt daarvan niet eten, neen, gij moogt ze niet aanraken, opdat gij niet sterft.’” Adam en Eva sloegen geen acht op dat „bord”, hetgeen slechte gevolgen voor henzelf en hun nakomelingen had. Ja, ’door de overtreding van één mens zijn velen gestorven’. — Gen. 2:16, 17; 3:1-19; Rom. 5:15.

Men zou kunnen zeggen dat de Tien Geboden die Jehovah aan Israël gaf uit een aantal „Verboden toegang”-borden bestonden om de rechten van God en van ieders medemens te beschermen. De eerste vier beschermden Gods rechten: Er mochten geen andere goden aanbeden worden; men mocht geen afgoden maken noch zich ervoor neerbuigen; Gods naam mocht niet op profane wijze gebruikt worden; men mocht op Jehovah’s dag, de sabbat, geen werelds werk verrichten. De overige zes geboden dienden om de rechten van menselijke schepselen te beschermen, zoals die welke waren gericht tegen moord, overspel en stelen. Vooral het Tiende Gebod, dat tegen begeren was gericht, zou een „Verboden toegang”-bord genoemd kunnen worden. Het luidde: „Gij moogt . . . niet begeren . . . wat uw naaste toebehoort.” — Ex. 20:3-17.

Een waarschuwend voorbeeld van iemand die een van Gods „Verboden toegang”-borden met rampspoedige gevolgen voor zichzelf overtrad, was koning Uzzía van Juda. Hij begon goed, want wij lezen dat „hij bleef doen wat recht was in Jehovah’s ogen”. Succes maakte hem echter hoogmoedig en hij beging een overtreding door zich op terrein te begeven waar uitsluitend de priesters mochten komen. Op aanmatigende wijze trad hij het heiligdom van de tempel van Jehovah binnen „om reukwerk te branden op het reukaltaar”. Toen tachtig priesters hier krachtig tegenin gingen, werd Uzzía woedend. Wegens zijn aanmatigende optreden sloeg Jehovah God hem met melaatsheid. Wat een tragische afloop van zo’n voortreffelijk begin! — 2 Kron. 26:1-21.

De „Verboden toegang”-borden van God waar thans wel het minst acht op wordt geslagen, zijn die betreffende sex. In dit verband zei de apostel Paulus duidelijk in 1 Thessalonicenzen 4:3-6: „Dit wil God, de heiliging van u, dat gij u onthoudt van hoererij; . . . dat niemand zo ver gaat dat hij schade aanricht en inbreuk maakt op de rechten van zijn broeder in deze aangelegenheid.” — 1 Thess. 4:3-6.

Hoe kan hoererij een overtreding van een van Gods „Verboden toegang”-borden worden genoemd? Omdat het lichaam van een individuele christen, wegens zijn opdracht, aan Jehovah God toebehoort, en door hoererij te bedrijven, zondigt een christen tegen zijn eigen lichaam (1 Kor. 6:18). Daar dit zo is, begaat een christen die hoererij bedrijft een overtreding doordat hij zich als het ware aan Gods bezit vergrijpt.

En stellig vormt het gebod om niet ’zo ver te gaan dat men schade aanricht en inbreuk maakt op de rechten van een broeder in deze aangelegenheid’ eveneens een „Verboden toegang”-bord. Het verbiedt dat men zich vrijheden veroorlooft met de partner van iemand anders. Tegenwoordig is het in sommige plaatsen gebruikelijk trouwringen te dragen. Men zou kunnen zeggen dat een trouwring die door hetzij een man of een vrouw wordt gedragen, eveneens een „Verboden toegang”-bord is. Er wordt door aangetoond dat hij of zij aan iemand anders toebehoort.

Wat zal ons helpen acht te slaan op deze „Verboden toegang”-borden? Gods Woord geeft ons niet alleen deze „borden” maar verschaft ook hulp om er acht op te slaan. Zo’n hulp is bijvoorbeeld de vrees voor Jehovah God die door de bijbel wordt ingeprent. Wij doen er goed aan God te vrezen, „want onze God is ook een verterend vuur”. En als wij die vrees hebben, zal het een heilzame uitwerking op ons hebben, want wij lezen eveneens: „De vrees voor Jehovah betekent het kwade te haten.” Inbreuk te maken op de rechten van anderen is iets kwaads. Als wij deze vorm van kwaadheid haten, zullen wij geen overtreding begaan. — Hebr. 12:29; Spr. 8:13.

Nog een hulp is de zogenoemde „Gulden Regel” die Jezus gaf: „Zoals gij wilt dat de mensen u doen, doet hun desgelijks.” Wij willen dat anderen onze rechten en onze bezittingen respecteren, niet waar? Daarom dienen wij de hunne te respecteren door acht te slaan op de „Verboden toegang”-borden. — Luk. 6:31.

En als anderen nu overtredingen tegen ons begaan? Dan doen wij er goed aan te bedenken dat wijzelf soms overtredingen begaan en dat ’God ons al onze overtredingen goedgunstig heeft vergeven’ (Kol. 2:13). Daar Jehovah God ons al onze overtredingen goedgunstig heeft vergeven, dienen wij bereid te zijn de overtredingen die anderen tegen ons begaan te vergeven. Het is trouwens voor ons eigen blijvende welzijn dit te doen, want toen Jezus Christus commentaar gaf op zijn Modelgebed zei hij: „Indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; maar als gij de mensen hun overtredingen niet vergeeft, zal uw Vader ook uw overtredingen niet vergeven.” — Matth. 6:12-15.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen