Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w72 15/9 blz. 567-569
  • God eerbiedigt de gezinsregeling

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • God eerbiedigt de gezinsregeling
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1972
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • JONGE KINDEREN ZIJN NIET ZONDELOOS
  • OUDERS VERANTWOORDELIJK VOOR KINDEREN
  • VERSTREKKENDE GEVOLGEN VAN DE OPVOEDING DOOR DE OUDERS
  • De morele verantwoordelijkheid van de ouders
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
  • Hoe beziet u uw kinderen?
    Ontwaakt! 1980
  • Breng je kinderen liefde voor Jehovah bij
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2022
  • Gods Woord in ons eigen gezin toepassen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1975
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1972
w72 15/9 blz. 567-569

God eerbiedigt de gezinsregeling

ALS er een kind is geboren, komen de vrienden en familieleden ernaar kijken en dan hoort men opmerkingen zoals: ’Hij is sprekend zijn vader!’ of, ’Hij lijkt precies op zijn moeder!’ Soms is de gelijkenis met de andere ouder uiterlijk niet zo opvallend maar treedt deze later aan het licht door de karaktertrekken van het kind. In feite is het met ons thans net zo gesteld als met de eerste mens Adam, die, zoals de bijbel zegt, „de vader [werd] van een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn beeld, en hij gaf hem de naam Seth”. — Gen. 5:3.

Wat het ouderschap en de rechten van ouders betreft, is Jehovah God zeer consequent geweest. Hij heeft ouders het voorrecht en het vermogen gegeven kinderen voort te brengen naar hun eigen beeld en gelijkenis. Ja, hij staat hun bovendien toe hun kinderen net zo op te voeden als zij willen; en ongeacht het feit dat sommige ouders hun kinderen verwaarlozen en dat sommigen hen zelfs zo grootbrengen dat zij tegen God gaan strijden, neemt hij hen hun kinderen toch niet af om de zorg voor hen aan anderen over te dragen.

Dit is stellig rechtvaardig en toont grote verdraagzaamheid van de zijde van God. Niemand kan zich er terecht over beklagen dat God hem zijn kinderen niet heeft laten opvoeden zoals hij zelf wilde. En niemand die heeft nagelaten zijn kinderen in Gods beginselen te onderwijzen, kan zich terecht beklagen over de ellende die het slechte gedrag van zijn (of haar) kinderen veroorzaakt. Nalatige ouders kunnen niet aan het beginsel ontkomen dat „een aan zichzelf overgelaten jongen . . . zijn moeder beschaamd [zal] maken”. — Spr. 29:15.

JONGE KINDEREN ZIJN NIET ZONDELOOS

Alle kinderen op aarde erven, hoewel zij enkele wenselijke eigenschappen van hun ouders meekrijgen, ook enkele ongewenste trekken. En allen, zonder uitzondering, zijn zondig geboren doordat hun oorspronkelijke voorvader zijn status bij God wegens ongehoorzaamheid heeft verloren. De bijbel vertelt ons dat „door bemiddeling van één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus de dood zich tot alle mensen heeft uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden”. — Rom 5:12.

Door zonde — ’het missen van het doel’ van Gods maatstaf van volmaaktheid voor hem, waardoor hij niet de heerlijkheid Gods bereikte die hij had moeten weerspiegelen — bleef Adam in gebreke volmaaktheid aan zijn kinderen door te geven. Het hele mensengeslacht werd er dus door getroffen. „Want allen hebben gezondigd en bereiken niet de heerlijkheid Gods.” — Rom. 3:23.

Dank zij Gods onverdiende goedheid kan het loskoopoffer van Christus de zonde wegnemen waarin men werd geboren. Iemand moet natuurlijk op een leeftijd zijn dat hij Gods voorziening kan aanvaarden. Hoe staat het echter met kinderen die nog niet oud genoeg zijn om zulk een geloof te oefenen? Zij zijn niet zondeloos. De psalmist David zei: „Zie! Met dwaling werd ik met barensweeën voortgebracht, en in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen” (Ps. 51:5). Hoe handelt God dus met hen? Hij handelt met deze kinderen door middel van de gezinsregeling. Waarom? En hoe werkt dit beginsel?

Jehovah is een voorstander van de gezinsregeling en heeft het gezin tot de fundamentele eenheid van de menselijke samenleving gemaakt. De plaats, betekenis en functie van het gezin vinden hun oorsprong bij hem. Hij is de Vader „aan wie elke familie [elk gezin] in hemel en op aarde haar naam te danken heeft” (Ef. 3:15). Hij geeft het gezin waardigheid en status. De vader is het hoofd van het gezin, de moeder is de helpster, en samen hebben zij de door God gegeven verantwoordelijkheid de leiding te hebben over de kinderen.

OUDERS VERANTWOORDELIJK VOOR KINDEREN

Heel jonge kinderen die nog niet de jaren des onderscheids hebben bereikt, zijn door overerving, als ook door de opvoeding en omgeving die de ouders hun geven, bijna helemaal het produkt van hun ouders. God stelt de ouders dientengevolge aansprakelijk totdat het kind de leeftijd bereikt waarop het voor zijn eigen beslissingen en daden verantwoordelijk is.

Wat de ouders ten aanzien van hun verhouding tot God doen, is daarom van invloed op het hele gezin. God stelt ouders evenzeer voor de daden van hun minderjarige kinderen aansprakelijk als de wet van mensen. Als een kind een strafbaar feit begaat door eigendommen te vernielen, kan de vader de politie bij zich aan de deur verwachten om een aanklacht tegen hem in te dienen en te eisen dat hij de schade vergoedt. Waarom zou God ouders dus niet eveneens aansprakelijk stellen voor de daden van hun jonge kinderen?

VERSTREKKENDE GEVOLGEN VAN DE OPVOEDING DOOR DE OUDERS

De juiste of verkeerde handelwijze van ouders of de juiste of verkeerde opvoeding die zij geven, kan invloed uitoefenen op de kleinkinderen en zelfs op de achterkleinkinderen. Als de generatie die de wereldaangelegenheden bestuurt bijvoorbeeld in een oorlog verwikkeld raakt, heeft dit grote invloed op toekomstige geslachten, zoals in de nasleep van de Eerste en Tweede Wereldoorlog het geval is geweest.

Juist omdat God de ouders het recht geeft hun kinderen op te voeden zonder dat hij zich hiermee bemoeit, kan hij beschrijven wat de gevolgen zijn als ouders zich wel of niet aan zijn wetten houden. Hij zei tot Mozes: „Ik, Jehovah, uw God, ben een God die exclusieve toewijding eis, die straf voor de dwaling van vaders breng over zonen, over het derde geslacht en over het vierde geslacht, wanneer het hen betreft die mij haten, maar die liefderijke goedheid oefen jegens het duizendste geslacht wanneer het hen betreft die mij liefhebben en mijn geboden onderhouden” (Ex. 20:5, 6). Er valt niet aan te twijfelen: Het is bijna zeker dat kinderen die verkeerd worden opgevoed slechte dingen zullen doen en de gevolgen van hun daden zullen dragen.

Abraham was een voorbeeld van een gezinshoofd dat zich aan Gods weg hield en zijn kinderen gehoorzaamheid aan God bijbracht. Dit bleek een langdurige zegen voor zijn nakomelingen te zijn. — Gen. 18:19; Deut. 4:37.

Toen Abrahams nakomelingen zich later echter tot afgoderij en andere goddeloze praktijken keerden, werden zij door vijandelijke natiën gevangen genomen. Vanaf de ballingschap in Babylon tot Jeruzalems vernietiging in 70 G.T. stonden de joden in feite ononderbroken onder de heerschappij van heidense wereldmachten, eerst Babylon en vervolgens Perzië, Griekenland en Rome. Nakomelingen hebben geslachtenlang het gewicht van de zonde van hun voorvaders gevoeld.

Dit beginsel bleek ook in heidense natiën op te gaan. Bij de bouw van de toren van Babel werden de mensen die zich van de aanbidding van Noachs God, Jehovah, hadden afgescheiden, in verschillende taalgroepen verdeeld waaruit zich natiën ontwikkelden. Hun nageslacht bemerkte later dat zij „vervreemd van de staat Israël en vreemden met betrekking tot de verbonden der belofte, en . . . [zonder] hoop en . . . zonder God in de wereld” waren (Ef. 2:12). Alleen degenen die zich afkeerden van de slechte handelwijze van hun voorvaders en het heidendom de rug toekeerden, hebben God leren kennen en zijn hem gaan aanbidden.

Dat jonge kinderen met hun goddeloze ouders worden veroordeeld, blijkt uit het voorbeeld van de Kanaänieten. Wegens hun lange geschiedenis van de ergste verdorvenheid werden hun jonge kinderen op Gods bevel met hen terechtgesteld toen de Israëlieten het land bezetten. — Deut. 7:1, 2.

Dit alles toont aan dat God de jonge kinderen van een gezin op grond van de status van de ouders al dan geen verdienste toekent. Wordt er iets anders van ouders geëist dan aanbidders van de ware God Jehovah te zijn? En wordt er van jonge kinderen iets anders geëist? En wat valt er te zeggen over gezinnen waarvan slechts één ouder een aanbidder van Jehovah en een discipel van Jezus Christus is? Deze vragen zullen in het volgende artikel worden besproken.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen