De balsem van Gilead
„IS ER geen balsem in Gilead?” Dat vroeg Jeremia ongeveer 2500 jaar geleden. Wat was deze balsem van Gilead, en wat is de betekenis ervan voor christenen in deze tijd? — Jer. 8:22.
Het woord „balsem” komt van het Griekse balsamon, welk woord weer afkomstig is van twee Hebreeuwse stammen, namelijk baäl (heer), en sjemen (olie). Er werd aldus door te kennen gegeven dat balsem de fijnste der oliën was, de heer of meester der oliën, die niet voor voedsel gebruikt werd, maar voor parfum en om zijn geneeskrachtige eigenschappen. „Onder de natiën uit de oudheid werd hij met de meeste achting beschouwd, en tot op de huidige dag wordt hij door de volken van het Oosten naar hoge waarde geschat.” — Encyclopaedia Britannica, 11de uitgave.
Uit welke plant de hooggeschatte balsem van Gilead precies gewonnen werd, kan thans niet met zekerheid worden gezegd. Van de laaggroeiende, altijd groene bomen of struiken komt de Amyris opobalsamum of gileadensis er waarschijnlijk het meest voor in aanmerking. Om de balsemolie te verkrijgen, worden er inkepingen in de boom gemaakt, en volgens één autoriteit kunnen hieruit gedurende een bepaald jaargetijde ten hoogste zestig druppels olie per dag gewonnen worden. Deze boom kwam in het Gilead uit de oudheid zo overvloedig voor, dat hij van hieruit naar Egypte en Tyrus geëxporteerd werd. Volgens Josephus was Jericho in later tijd ook beroemd wegens zijn balsembomen. — Gen. 37:25; Ezech. 27:17.
Zowel uit de Schrift als uit de wereldlijke geschiedenis blijkt dat de drie opvallende kenmerken van de balsem van Gilead de kostbaarheid, de geur en de geneeskracht ervan waren.
De balsembomen werden zo waardevol beschouwd, dat ze herhaaldelijk de hebzucht van indringers opwekten, en er is een bericht voorhanden dat Pompejus bij zijn oorlogsbuit uit Israël ook een balsemboom tentoonstelde. Dat balsem kostbaar was, wordt verder te kennen gegeven doordat de patriarch Jakob dit artikel tot „de voortreffelijkste produkten van het land” rekende toen hij een geschenk aan de eerste minister van Egypte zond (Gen. 43:11). En het blijkt eveneens uit het feit dat onder de geschenken die de koningin van Scheba en andere regeerders aan koning Salomo gaven, ook balsemolie aanwezig was (1 Kon. 10:2, 10, 25). Toen koning Hizkía tegenover de afgezant van de koning van Babylon wilde pronken met de schatten van het koninkrijk Juda, toonde hij hem onder andere zijn schatten aan balsemolie. — Jes. 39:1, 2.
Balsemolie werd wegens de geur ervan gebruikt bij het balsemen en voor schoonheidsmiddelen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat balsemolie een van de bestanddelen was van de heilige olie die gebruikt werd om de hogepriester van Israël te zalven (Ex. 25:6; 35:8). De voortreffelijke aromatische hoedanigheden ervan blijken verder hieruit, dat de laatste behandeling waaraan de vrouwen werden onderworpen uit wie een koningin voor koning Ahasveros gekozen zou worden, erin bestond dat zij zes maanden lang met balsemolie geparfumeerd werden. — Esth. 2:12.
In oude geschriften wordt vaak melding gemaakt van de geneeskrachtige werking van de balsem van Gilead, voornamelijk als geneesmiddel voor wonden, hoewel de Egyptenaren balsem als een middel ter voorkoming van de pest beschouwden. De profeet Jeremia is de enige die in de Schrift melding maakt van de geneeskracht ervan. Zo vroeg hij in verband met de geestelijke conditie van zijn volk: „Is er geen balsem in Gilead? Of is er geen heelmeester daar? Waarom is dan het herstel van de dochter van mijn volk niet tot stand gekomen?” Ja, er was letterlijke balsem in Gilead, maar geen geestelijke balsem, geen geestelijke genezing, omdat, zoals Jeremia zelf opmerkte, „de profeten zelf . . . in werkelijkheid op grond van de leugen [profeteren]; en wat de priesters betreft, zij gaan onderwerpen naar hun vermogen. En mijn eigen volk heeft het graag zo gehad; en wat zult gijlieden bij de afloop ervan doen?” Geen wonder dat er geen geestelijke genezing was! — Jer. 8:22; 5:30, 31.
Jeremia spreekt op soortgelijke wijze over Egypte: „Trek op naar Gilead en haal wat balsem, o maagdelijke dochter van Egypte. Tevergeefs hebt gij de geneesmiddelen vermenigvuldigd. Er is voor u geen heling.” En in bijna dezelfde geest spreekt hij tot de dochter van Babylon: „Jammert over haar. Neemt balsem voor haar smart. Misschien kan ze genezen worden. Wij hebben Babylon willen genezen, maar ze is niet genezen.” — Jer. 46:11; 51:8, 9.
De balsem van Gilead, die een kostbare, welriekende medicinale olie was, beeldt goed de vertroosting af die christenen kunnen ontvangen wanneer zij geestelijk ontmoedigd of terneergeslagen zijn, door hun toevlucht te nemen tot gebed, omgang met medechristenen, een studie van Gods Woord, en ook wanneer zij zelf de geestelijke balsem van Gilead aan anderen trachten te brengen die wellicht terneergeslagen en geestelijk ziek zijn. Met dit in gedachten staat er in de nieuwe liederenbundel van Jehovah’s getuigen, „Zingen en uzelf begeleiden met muziek in uw hart”, een lied dat getiteld is „Balsem in Gilead”.