-
Vrees Jehovah, de SuperieurDe Wachttoren 1952 | 1 september
-
-
of zijn ogen voor de zegeningen (beloningen) er van te sluiten. — Gen. 9:6; Ex. 20:12; Deut. 21:18-21; Rom. 13:5.
VREES
16, 17. (a) Waarom is de vrees voor Jehovah gepast? (b) Op welke wijze dient een Christen, die inferieur is, voor het aangezicht van zijn God te wandelen?
16 Al het voorgaande laat duidelijk zien dat godvruchtige vrees voor Jehovah, de grote souvereine Superieur, goed, wenselijk en gepast is. Zijn superioriteit is zo verheven, dat hij er door tot de opperste over allen en alles wordt gemaakt. Ze is zo absoluut dat de mens, de inferieur, volkomen in zijn macht is. Jehovah der heirscharen is een klasse op zichzelf. Om die reden heiligen ware Christenen hem op gepaste wijze als zijnde volledig afgezonderd in hun betrekkingen met personen. Jehovah is in zijn verheven positie heilig en een verterend vuur. „Want Ik ben de HERE [Jehovah], uw God; heiligt u en weest heilig, want Ik ben heilig.” „Want de HERE [Jehova], uw God, is een verterend vuur, een naijverig God.” — Lev. 11:44 en Deut. 4:24, NBG.
17 Geen mens kan het zich veroorloven met Jehovah te spotten. Noch kan de mens onachtzaam zijn ten opzichte van Gods eisen. Bejegen zijn wet niet lichtvaardig, want zijn vermogen om strafsancties toe te passen, is oneindig en leidt tot volledige uitroeiing in de dood. „De aarde is onder haar bewoners bezoedeld: ze hebben de wet overtreden, de geboden verkracht, en verbroken het eeuwig verbond. Daarom verslindt de vervloeking de aarde, en moeten haar bewoners het boeten; de bewoners der aarde worden verteerd, weinig mensen blijven er over” (Jes. 24:5, 6, PC). Er moet te allen tijde zulk een verschrikking, zijn souvereine majesteit te mishagen, aanwezig zijn. Jesaja heeft deze aangelegenheid goed onder woorden gebracht. „Den HERE [Jehovah] der heirscharen, Dien zult gijlieden heiligen, en Hij zij uw vreze, en Hij zij uw verschrikking.” — Jes. 8:13.
18. Hoe prijst David de grootheid van Jehovah, de Superieur?
18 De verstandige inferieur denkt te allen tijde aan de verhouding waarin hij tot zijn grote Superieur, Jehovah God, staat. Hij tracht altijd Gods wil te weten te komen en tracht daarna zich ijverig naar deze verstandige handelwijze te richten. Zulk een getrouwe dienstknecht van God stemt met koning David in wanneer deze uitroept over de grootheid van Jehovah God en over de wenselijkheid hem te vrezen door zijn wet na te leven. „De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk. De dag aan den dag stort overvloediglijk spraak uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap. De wet des HEREN [van Jehovah] is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des HEREN [van Jehovah] is gewis, den slechten [eenvoudigen] wijsheid gevende. De bevelen des HEREN [van Jehovah] zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des HEREN [van Jehovah] is zuiver, verlichtende de ogen. De vreze des HEREN [van Jehovah] is rein, bestaande tot in eeuwigheid; de rechten des HEREN [van Jehovah] zijn waarheid, samen zijn zij rechtvaardig. Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honig en honigzeem. Ook wordt Uw knecht door dezelve klaarlijk vermaand; in het houden van die is grote loon.” „Dat gansch de aarde den Heere [Jehovah] vreeze.” — Ps. 19:2, 3, 8-12, AS; 32:8, Belg. PB; 33:8, Statenvert.
-
-
Onderworpenheid aan de Superieure AutoriteitenDe Wachttoren 1952 | 1 september
-
-
Onderworpenheid aan de Superieure Autoriteiten
„Iedere ziel zij aan de superieure autoriteiten onderworpen.” — Rom. 13:1, NW.
1. Tegenover welke twee superieuren staan Christenen in deze tijd? Is dit iets nieuws?
CHRISTENEN in deze tijd staan tegenover twee superieuren. Deze situatie is niet nieuw.a De Christenen die gedurende de eerste eeuw n. Chr. leefden, bevonden zich in dezelfde situatie, en eveneens de Israëlieten in de tijd na 607 v. Chr., toen zij hun nationale souvereiniteit hadden verloren, doordat zij door de niet-Joodse natiën waren overwonnen. In alle drie
-