„Uw woord is waarheid”
’Onthoudt u van bloed’
„ER STERVEN nu elk jaar op zijn minst 3500 Amerikanen ten gevolge van bloedtransfusies, terwijl daarnaast nog eens 50.000 personen door deze medische ingreep lichamelijk letsel oplopen.” Dit zei Dr. J.G. Allen van de Stanford-universiteit, door veel onderzoekers beschouwd als een van de voornaamste autoriteiten op het gebied van het bloedvraagstuk in de Verenigde Staten. Als de berichtgeving van de zijde van veel doktoren echter beter zou zijn, zouden, volgens het Centrum voor de openbare gezondheid, het aantal sterfgevallen en het aantal ziektegevallen die elk jaar aan bloedtransfusies te wijten zijn, wel eens respectievelijk 35.000 en 500.000 kunnen bedragen. — The National Observer, 29 januari 1972.
Het zij opgemerkt dat er zich onder deze personen die hierboven vermeld staan, geen christelijke getuigen van Jehovah bevinden. Waarom niet? Niet omdat zij alleen maar het gevaar dat bloedtransfusies met zich brengen, willen ontlopen, maar in de eerste plaats omdat zij zich niet het misnoegen van God op de hals wensen te halen. God is misnoegd over het gebruik van bloed voor transfusies. Misschien vraagt u zich echter af waar de bijbel bloedtransfusies verbiedt.
Daar er geen bloedtransfusies bestonden toen de bijbel werd geschreven, dienen wij niet te verwachten dat de bijbel er met zoveel woorden over spreekt. God verbiedt ons echter in zijn Woord zeer uitdrukkelijk van het bloed van een ander schepsel gebruik te maken met het doel ons eigen leven in stand te houden, en dit verbod heeft hij bij drie specifieke gelegenheden gegeven. Vandaar dat ook het gebruik van bloed voor transfusiedoeleinden onder dat verbod valt.
Zo zei God na de vloed tegen Noach en zijn zonen: „Al het zich bewegende gedierte dat leeft, mag u tot voedsel dienen.” Deze toestemming ging echter gepaard met twee verboden: „Alleen vlees met zijn ziel — zijn bloed — moogt gij niet eten”, en: „Al wie het bloed van een mens vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden.” Geen van deze twee verboden is ooit opgeheven. — Gen. 9:3-6.
Ongeveer acht eeuwen later legde God weer een verbod op het eten van bloed, en wel in zeer krachtige bewoordingen; op het eten van „enig soort van bloed” stond namelijk de doodstraf. Bloed diende slechts te worden gebruikt „om verzoening te doen voor uw ziel” op het altaar. — Lev. 17:10-14.
Hoewel christenen niet onder de Mozaïsche wet staan, zijn zij toch niet vrij om bloed te eten. Waarom niet? In de eerste plaats omdat, zoals reeds is opgemerkt, het verbod op het eten van bloed dat ver vóór de tijd van Mozes aan Noach en zijn zonen werd gegeven, nog altijd op de hele mensheid van toepassing is. En in de tweede plaats omdat de christelijke Griekse Geschriften nog eens extra beklemtonen dat dit verbod op christenen van toepassing blijft. De christelijke vergadering die in Jeruzalem bijeenkwam om de besnijdeniskwestie en aanverwante vraagstukken te bespreken, gaf de instructie dat de christenen zich dienden „te onthouden van dingen die aan afgoden ten slachtoffer zijn gebracht en van bloed en van al wat verstikt is en van hoererij”. — Hand. 15:20, 29.
Steeds meer medische autoriteiten waarschuwen tegen het wijdverbreide gebruik van bloedtransfusies. Het is misschien zelfs alleen maar een kwestie van tijd, en niet eens zo’n heel lange tijd, dat de medische wetenschap het gebruik van bloedtransfusies als een tijdelijk verschijnsel aan de kant zal hebben geschoven, evenals dat met aderlaten is gebeurd. Karakteristiek voor deze tendens is wat Zweedse en Duitse autoriteiten op het gebied van bloedtransfusie op een symposium van vijfentwintig Noorse ziekenhuisdirecteuren en hoogleraren in de geneeskunde vertelden over de voordelen van bloedplasma aanvullende middelen boven geheel bloed:
„Het is niet overdreven te zeggen dat er op dit ogenblik in de gehele wereld, in alle ziekenhuizen, een grote verspilling van bloed plaatsvindt. . . . Het is heden ten dage mogelijk met een neutraal preparaat het volume van het bloedplasma — de vloeistof die de bloedlichaampjes door het lichaam transporteert — aan te vullen. . . . Elke persoon heeft zijn eigen ’verzadigingspunt’ in verband met de hoeveelheid rode bloedlichaampjes die hij bezit en de hoeveelheid zuurstof die zijn lichaam kan opnemen. Als de hoeveelheid rode bloedlichaampjes te hoog wordt, treedt er een vermindering op in de hoeveelheid zuurstof die wordt opgenomen, doordat de viscositeit [de dikte] van het bloed te hoog wordt.” Vandaar ook dat „een patiënt in veel gevallen beter af zou zijn met minder bloedcellen, zodat alleen het verloren gegane plasma wordt vervangen. In dit verband is het van bijzonder groot belang dat hierdoor tevens het gevaar voor bloedstolsels vermindert. Een aantal onderzoekingen hebben aangetoond dat dextran deze gunstige eigenschappen vertoont. Om bloedstolsels te vermijden, kunnen wij bijna als regel aangeven dat iedere eerste fles die bij een transfusie moet worden gebruikt, een fles dextran dient te zijn”.
Deze autoriteiten zeiden verder nog over de voordelen van het gebruik van dextran in plaats van bloed: „Via het bloed kunnen bepaalde ernstige ziekten worden overgebracht. Er zijn in de laatste tijd zoveel van dergelijke gevallen geweest dat men op zijn minst voorzichtig dient te zijn en geen onnodige risico’s mag nemen. Bovendien moet men een bloedtransfusie als een gewone transplantatie beschouwen, zoals bijvoorbeeld van een nier of van ander weefsel. ’Vreemd bloed’ alarmeert ook de antistoffen in het lichaam, hoewel de gevolgen misschien niet zo duidelijk zijn als wanneer er een nier wordt afgestoten.” — Dagbladet, 22 april 1971.
Ja, bloed is een weefsel, net als het hart en de nieren weefsels zijn. Omdat bloed een „vloeibaar weefsel” is, ziet men dit feit in het algemeen over het hoofd. Het immunologische mechanisme, dat de Schepper in het lichaam van de mens heeft geplaatst om dit te beschermen, reageert op elk vreemd weefsel dat het lichaam binnenkomt en wekt antilichamen op om dit weefsel te bestrijden. Deze reactie van het lichaam is er ook de oorzaak van dat harttransplantaties maar een korte periode van populariteit hebben beleefd.
Het tijdschrift Life van 17 september 1971 vertoonde op de voorpagina een foto van zes personen die een harttransplantatie hadden ondergaan, en die zich op het moment dat de foto was genomen, zo te zien gezond en goed voelden. Maar slechts acht maanden nadat de foto was genomen, waren zij allen bezweken aan de reactie van hun lichaam, dat het vreemde weefsel afstootte. Het artikel vertelt hoe „de medicijnen die werden toegediend om de afstoting tegen te gaan, de patiënten tot vreemde gedragingen brachten” en dat „hun gezwollen gezichten één dokter als een spookbeeld bleven achtervolgen”. De schrijver van het artikel, die ook een boek over dit onderwerp, getiteld Hearts, heeft geschreven, berichtte dat het sterftecijfer onder degenen die in de eerste drie jaar een harttransplantatie hadden ondergaan, meer dan 85 percent bedroeg. Eén chirurg, die tweeëntwintig harten heeft getransplanteerd, zag al zijn patiënten sterven. En hoewel hij de hele zaak afdeed met de woorden dat het ging om „een methode die wij hebben geprobeerd en die, voorlopig althans, van de baan is”, waren zijn patiënten niet meer in staat er zo luchtig over te denken. En ook hier kan weer worden opgemerkt dat het standpunt van Jehovah’s getuigen — dat zulke transplantaties in feite een vorm van kannibalisme zijn — voor hen een beveiliging is gebleken. Het bespaarde hen veel frustratie, verdriet en angst — gevoelens die niet alleen de patiënten en hun familieleden ervoeren, maar ook velen van het assisterende medische personeel.
U zou u echter kunnen afvragen hoe het komt dat bloedtransfusies niet zo catastrofaal blijken te zijn als transplantaties, indien ze toch hetzelfde immunologische beginsel geweld aandoen. De oorzaak hiervan is dat bloed een tijdelijk weefsel is. Elke seconde sterven er namelijk miljoenen rode bloedcellen en deze worden vervangen door nieuwe. Dus alle ’vreemde’ door transfusie overgebrachte bloedcellen blijven niet lang in het lichaam van de ontvanger bestaan.
De bijbel verklaart ondubbelzinnig dat Gods dienstknechten zich dienen „te onthouden van . . . bloed”. Zij die dit gebod opvolgen, smaken niet alleen de voldoening dat zij God gehoorzamen, maar het is heel goed mogelijk dat zij zich ook veel verdriet besparen doordat zij niet blootstaan aan de gevaren die bloedtransfusies met zich kunnen brengen.