Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w52 1/5 blz. 144
  • Vragen van lezers

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Vragen van lezers
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1952
  • Vergelijkbare artikelen
  • Respect voor de heiligheid van bloed
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
  • Bloedtransfusie weigeren of aanvaarden?
    Ontwaakt! 1975
  • Brief
    De Wachttoren en Aankondiger van Jehova’s Koninkrijk 1950
  • Het leven redden met bloed — Hoe?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1991
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1952
w52 1/5 blz. 144

Vragen van lezers

Een rechtszaak die enige tijd geleden in Chicago werd gehouden, waarbij Jehovah’s getuigen en het door hen ingenomen standpunt betreffende bloedtransfusies waren betrokken, veroorzaakte een uitgebreid commentaar in de openbare pers en onder de mensen in het algemeen. Er werden vele vragen opgeworpen. De hier gepubliceerde vragen en de vragen die in de volgende uitgaven zullen worden gepubliceerd, waren de meest voorkomende en ze kwamen uit verscheidene streken.

● Wat zijn de Schriftuurlijke redenen op grond waarvan bezwaar wordt gemaakt tegen bloedtransfusies?

Na de Vloed sloot Jehovah een verbond met Noach en daarbij was het volgende gebod inbegrepen: „Het vlees met zijn ziel [leven], dat is zijn bloed, zult gij niet eten” (Gen. 9:4, KJ). De Wet die door bemiddeling van Mozes werd gegeven, bevatte de volgende beperkingen: „Geen vet noch bloed zult gij eten.” ’Eet generlei bloed.’ „Een ieder uit het huis Israëls, en uit de vreemdelingen, die in het midden van hen als vreemdelingen verkeren, die enig bloed [enige soort van bloed] zal gegeten hebben, tegen diens ziel, die dat bloed zal gegeten hebben, zal Ik mijn aangezicht zetten, en zal die uit het midden haars volks uitroeien. Want de ziel [het leven] van het vlees is in het bloed; daarom heb Ik het u op het altaar gegeven, om over uw zielen verzoening te doen; want het is het bloed, dat voor de ziel verzoening zal doen. Want het is de ziel [het leven] van alle vlees; zijn bloed is voor zijn ziel [leven]; daarom heb Ik tot de kinderen Israëls gezegd: Gij zult geens vleses bloed [geen bloed van enige soort van vlees] eten” (Lev. 3:17; 7:26, KJ; 17:10, 11, 14, KJ; 19:26). En in de Griekse Geschriften luidt het voorschrift aan Christenen: „Het heeft de heilige geest en ons goed gedacht u geen verdere last toe te voegen dan deze noodzakelijke dingen: u vrij te houden van dingen die aan afgoden zijn geofferd en van bloed en van dingen die zijn gedood zonder dat men het bloed er van heeft laten wegvloeien, en van hoererij.” — Hand. 15:19, 20, 28, 29; 21:25, NW,

● Is het niet zo dat deze verbodsbepalingen betreffende bloed alleen van toepassing zijn op bloed van dieren, en niet op menselijk bloed?

Stellig zeide Jehovah zijn volk niet dat zij het bloed van menselijke lichamen moesten laten wegvloeien alvorens deze lichamen te eten, aangezien hij geen kannibalisme rechtvaardigde. Hoewel hetgeen in de voorgaande schriftuurplaatsen staat, dus in de eerste plaats bloed van dieren betreft, dient niet over het hoofd te worden gezien dat de opgetekende verbodsbepalingen gericht waren tegen „enige soort van bloed”, en dat zij ’generlei bloed’, „geen bloed van enige soort van vlees” zouden eten. Dit omvat ook menselijk bloed. Het bloed van dieren diende om „over uw zielen verzoening te doen”. Paulus toonde echter aan dat dit bloed van offerdieren geen werkelijke verzoening tot stand bracht, maar slechts een afbeelding was van het bloed van Jezus. Wanneer het voorbeeldige bloed van dieren heilig was, hoeveel te meer het tegenbeeldige menselijke bloed! Ten einde aan te tonen dat het verbod menselijk bloed inhield, gelieve men op te merken wat er gebeurde toen drie mannen hun leven in gevaar brachten om voor de dorstige David water te halen: „Doch David wilde het niet drinken, maar hij goot het uit voor den HERE; en hij zeide: Dat late mijn God verre van mij zijn, van zulks te doen! Zou ik het bloed dezer mannen drinken? Met gevaar huns levens, ja, met gevaar huns levens hebben zij dat gebracht” (1 Kron. 11:17-19). Omdat het water was verkregen op gevaar af hun menselijk leven te verliezen, beschouwde David het als menselijk bloed, en hij paste er de goddelijke wet betreffende alle bloed op toe, door het namelijk op de grond uit te gieten. „Het bloed zult gijlieden niet eten; gij zult het op de aarde uitgieten als water.” — Deut. 12:16, 23, 24.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen