Kiest gij het leven of de dood?
„Ik roep heden de hemel en de aarde tegen u tot getuigen dat ik u het leven en de dood heb voorgesteld, de zegen en de vloek; kies daarom het leven, opdat gij en uw nakomelingen mogen leven, door de HERE, uw God, lief te hebben, door zijn bevelen ter harte te nemen, en door hem aan te hangen; want dat zal leven voor u betekenen.” — Deut. 30:19, 20, AV.
1. Waardoor wordt bewezen dat iedere verstandige persoon verkiest te leven?
JEHOVAH God heeft de mens geschapen met het verlangen te leven. Waarom ademt u op dit ogenblik? Omdat u verkiest te leven. U zult vandaag wat water drinken, omdat u verkiest te leven. U zult vandaag wat voedsel tot u nemen, omdat u verkiest te leven. Om dezelfde reden zult u vanavond gaan slapen. Bij het ontwaken bezit u hernieuwde en herstelde krachten om verder te leven. En wanneer u ’s morgens wakker wordt, zult u aan het werk gaan. Misschien doet gij uw werk niet graag, maar u zult het toch doen ten einde in het leven te blijven. Leven is hard werken. Dood zijn is gemakkelijk. Wanneer u dood bent, zult u niets doen, en niets is gemakkelijker dan niets doen (Pred. 9:5, 10). Toch doen zelfs luie mensen dat wat noodzakelijk is om te leven. Iedere verstandige persoon verkiest te leven.
2. Welke grote dingen maken dit tegenwoordige leven ellendig?
2 Maar wat voor soort van leven verkiezen wij door te ademen, te drinken, te eten, te slapen en te werken? Beschouw het eens. Zie eens naar de rassenverdeeldheid, waardoor sommigen zich superieur gevoelen terwijl zij degenen die volgens hen inferieur zijn, onderdrukken. En de onrechtvaardigheden en gewelddaden en zelfs oorlogen die enkel en alleen het gevolg zijn van het feit dat de huid anders van kleur is. Het is ongeveer net zo dwaas als wanneer alle witte bloemen ingenomen zouden zijn tegen de gekleurde bloemen, en net zo belachelijk als wanneer alle witte vogels en dieren zouden trachten alle rode of gele of bruine vogels en dieren te vernietigen. Zie naar de politiek, waardoor de wereld in vele partijen wordt verdeeld die twisten en oorlog voeren terwijl van al deze politieke partijen algemeen bekend is dat ze corrupt en bedrieglijk zijn. Zie naar de handel, die de armen van alle natiën onderdrukt opdat enkelen alle rijkdommen kunnen opkopen, en de jeugd op de slagvelden laat sterven ten einde nog meer rijkdommen op te stapelen. Zie naar het militarisme, waardoor de mensheid op grote schaal wordt verminkt en gedood. En zie de valse religiën niet over het hoofd, die de mensheid eveneens in groepen verdelen welke niet alleen ruzie maken en vervolgingen instellen maar ook tot oorlogen aanstoken.
3. Welke toestanden die in grote steden en over het algemeen elders heersen, dragen bij tot de ellende in dit leven?
3 Maar houd niet op met kijken nadat gij deze grote dingen hebt gezien die in de wereld in het schelle licht der publiciteit staan. Zie naar de stinkende achterbuurten in iedere grote stad, met al hun armoede en vuiligheid en walglijke ziekten, met hun hopeloze bewoners; die in de donkere holen der steden op elkaar gepakt zitten. Zij zijn slecht gevoed en gaan armoedig gekleed. Houd niet op met kijken. Beschouw de gestrande misdadigers en personen die aan verdovende middelen zijn verslaafd, door wie de maatschappij wordt aangetast, en beschouw hen die door de maatschappij achter tralies worden gehouden. Zie naar de buurten waar rode lichtjes van de bordelen branden. De gedegenereerde vrouwen die daar wonen. De ontaarde mannen die zulke plaatsen van wellust veelvuldig bezoeken. De afgrijselijke ziekten die daar op de loer liggen. Zie naar de ziekenhuizen, met hun bedden waarop door pijn gekwelde lichamen liggen, en de krankzinnigengestichten, welke overvol zijn met mensen die van hun normale verstand zijn beroofd. Beschouw de algemene toestanden in de wereld, de immoraliteit, de misdadigheid der volwassenen, de misdadigheid der jeugd, gezinsmoeilijkheden, echtscheidingen, de onbetrouwbaarheid der mensen, en het gebrek aan eerlijkheid in zakelijke en maatschappelijke aangelegenheden. Merk de wolken van verslagenheid, verwarring en vrees op die over de zeeën der mensheid hangen, en lees de hopeloosheid en de wanhoop die op millioenen gezichten staat geschreven.
4. Hoe heeft Job op passende wijze het tegenwoordige leven beschreven, wat verkiezen de mensen evenwel?
4 Zelfs met dit ellendige beeld van het tegenwoordige leven voor ogen verkiezen de mensen toch verder te leven. Zij lijden, toch willen zij leven. Wellicht zijn zij verminkt, toch wensen zij het leven; misschien zijn zij blind, toch vrezen zij te sterven. De doven en de stommen verkiezen te leven en de ouden en de zwakken trachten, ook al wankelen zij op de rand van het gapende graf, de dood terug te dringen. Het tegenwoordige leven is zoals Job het op passende wijze heeft beschreven: „De mens, geboren uit een vrouw, leeft korte tijd en vol ellende; hij ontluikt en verwelkt als een bloem, vliedt heen als een schaduw, en houdt geen stand” (Job 14:1, 2, PC). Zijt gij ooit in het open veld geweest wanneer er een vliegtuig over uw hoofd vloog, en hebt gij de schaduw opgemerkt die over de grond voortsnelt? Hoe vruchteloos zou het zijn wanneer gij zoudt trachten die schaduw te grijpen en deze in haar vaart tot staan te brengen! Even vruchteloos is het wanneer een mens zou trachten zich aan dit schaduwachtige bestaan vast te klampen als het leven begint voorbij te gaan. Hij en al zijn doctoren met hun medicijnen en geneeswijzen zouden net zo goed kunnen proberen de vliedende schaduw van een vliegtuig op de grond te grijpen. Dit tegenwoordige bestaan is gelijk het grassprietje, dat opschiet en na een snel voorbijgaand jaargetijde verwelkt, verdort en sterft.
5. Welk leven kunnen wij thans kiezen?
5 Maar er is een ander leven dat wij thans kunnen kiezen. Het is een leven dat niet gelijk een bloem aan het einde van de lente verwelkt of gelijk het gras aan het einde van de zomer verdort. Het is niet vol van leed en teleurstelling of wordt niet bedreigd door vergrijpen en misdaden, oorlogen en hongersnoden, pestilentiën en de dood. Dat leven telt niet weinige dagen, maar de dagen er van zijn eindeloos. De dagen van dat leven zijn niet vol van verdriet, maar vol van onuitsprekelijke vreugde. Het is het leven dat Jehovah God oorspronkelijk voornemens was de mens te geven. En wat is dat leven? Gelukzaligheid in de hemel terwijl gij nonchalant languit op een drijvende wolk ligt en al tokkelend op een harp in ruimte en eeuwigheid voortdrijft? Neen, het is niet zulk een ijdel en nutteloos bestaan dat luie mensen zich als hemels leven voor de geest hebben getoverd. Laten wij, ten einde duidelijk te begrijpen wat dit leven is dat wij thans kunnen kiezen, ons tot Gods Woord wenden en te weten komen welk voornemen hij had met het scheppen van de mens.
JEHOVAH’S VOORNEMEN MET BETREKKING TOT DE MENS
6. Wat voor soort van leven nam Jehovah zich oorspronkelijk voor de mens te geven?
6 In Genesis 2:15 staat geschreven: „Zo nam de HERE God den mens, en zette hem in den hof van Eden, om dien te bouwen, en dien te bewaren [er voor te zorgen, AV].” De mens werd niet als een leegloper geschapen, maar zelfs in het volmaakte Eden werd hem werk te doen gegeven. Hij kreeg een metgezellin en ontving de volgende opdracht: „Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, [de huisdieren] en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt!” (Genesis 1:28, AV). Wanneer het menselijke gezin zich uitbreidde en Eden te klein werd, zou de aangroeiende bevolking zich buiten de grenzen van de hof verbreiden, terwijl zij de zaden van de volmaakte planten in Eden zouden meenemen, deze zaden in nieuwe gebieden zouden zaaien, en deze nieuwe streken net zo zouden bebouwen als het gezin dat in Eden had gedaan. Aldus zouden de mensen, wanneer zij zich zouden uitbreiden en zich over de aarde zouden verspreiden, de aarde onderwerpen door ze in een paradijs te veranderen, totdat de Edense toestanden zich hadden verbreid en de hof van God zich over de gehele aarde uitstrekte. De heerschappij van de mens over de dieren moest in liefderijke zorg en wederzijds vertrouwen worden uitgeoefend, niet met de dresseerstoel waarmede dieren worden gepord, en de klappende zweep van de dierentemmer, noch door de knallende geweerschoten van hedendaagse Nimrods, noch door de getraliede ruimten van de kooien der dierentuinen.
7. Wat waren destijds de voorzieningen voor voedselbenodigdheden?
7 Ten einde het leven te onderhouden, behoefden deze levende schepselen die onder de heerschappij van de mens stonden, voor hun dagelijkse voedsel niet op elkander te azen, want in Genesis 1:29, 30 staat: „Zie, Ik geef u al het zaaddragend gewas op de gehele aarde en al het geboomte, waaraan zaaddragende vruchten zijn; het zal u tot spijze dienen. Maar aan al het gedierte der aarde en al het gevogelte des hemels en al wat op de aarde kruipt, waarin [een levende ziel, Statenvert.] is, geef Ik al het groene kruid tot spijze” (NBG). Alle schepselen in Eden die leefden voordat de mens in opstand was gekomen, waren vegetariërs, en er is geen enkele reden voor, te denken dat het Jehovah’s oorspronkelijke voornemen was dat ze ooit anders zouden zijn.
8. Door welke handelwijze te volgen, kozen Adam en Eva moeite en de dood?
8 Dat was dus het leven dat Jehovah zich had voorgenomen de mens op aarde te geven. En indien de mens gehoorzaam was, zou hij nimmer sterven. De aarde was niet slechts een proefterrein dat gebruikt zou worden als springplank tot het hemelse bestaan voor de mens. Satan de Duivel gaf door middel van de slang een hoop op bevordering en verhoging, en spiegelde het mensenpaar voor dat zij goddelijkheid zouden verkrijgen en immuun voor de dood zouden zijn, welke dingen, zo zeide hij, zouden komen door ongehoorzaamheid aan God. Het verslag van zijn sluwe verleiding en van de val van Adam en Eva wordt in Genesis 3:1-6 gevonden. De gevolgen waren evenwel niet zoals Satan had beloofd. Tot de meer verantwoordelijke persoon, de man, zeide Jehovah: „Omdat gij op de voorstellen van uw vrouw zijt ingegaan, en van de boom hebt gegeten waarvan ik u had geboden niet te eten, zal de grond ter wille van u zijn vervloekt, in smart zult gij uw levensonderhoud er van verwerven zolang gij leeft; doornen en distels zal hij u voortbrengen, zodat gij wilde planten zult moeten eten. In het zweet van uw aangezicht zult gij uw levensonderhoud verwerven, totdat gij tot de grond terugkeert, aangezien gij daaruit werd genomen, want gij zijt stof en gij moet tot stof wederkeren.” — Gen. 3:17-19, AV.
9. Wat had Adams handelwijze tot gevolg voor hem zelf en voor de aarde?
9 In plaats dat de mens in het geheel niet stierf, zoals Satan had beloofd, moest hij terugkeren tot de staat waarin hij vóór zijn schepping had verkeerd. Men gelieve op te merken dat die staat niet een onsterfelijke ziel was, maar stof. Adam had voordat hij werd geschapen geen onsterfelijke ziel, en evenmin bezat hij deze tijdens zijn leven of na zijn dood. De valse religieuze leerstelling dat de mens een onsterfelijke ziel heeft, is gegrond op Satans leugen aan Eva, welke leugen er op neerkwam dat zij niet zou sterven, en deze leerstelling is in strijd met Gods Woord (Ezech. 18:4). In plaats dat de aarde geheel en al in een paradijs werd veranderd, werd ze vervloekt en ze zou zeer veel doornen en distels voortbrengen terwijl de mens alleen door moeitevolle arbeid en in het zweet van zijn aangezicht zijn levensonderhoud van de vervloekte aarde kon bijeenbrengen. Hij moest nu op wilde planten kauwen in plaats van op het volmaakte voedsel in Gods hof.
EEN VLOEK OPGEHEVEN, EEN BLIJFT
10. Welke veranderingen kwamen er aan het einde van de vloed?
10 Zestien eeuwen later besloot Jehovah God de gehele mensheid behalve Noach en zijn huisgezin door een vloed te vernietigen. Waarom? Wegens hun uitermate grote goddeloosheid en halsstarrige neiging tot verkeerde handelingen. Nadat Noach en zijn gezin na de vloed uit de ark te voorschijn waren gekomen, werd de opdracht, vruchtbaar te zijn en zich te vermenigvuldigen en de aarde te vullen, wederom uitgevaardigd, doch ze werd slechts op een voorbeeldige wijze ten uitvoer gebracht. De heerschappij over de dieren werd gehandhaafd door middel van vrees en angst, niet doordat liefderijke zorg en wederzijds vertrouwen werden aangewend. Verdwenen was eveneens de Edense toestand dat alle schepselen uitsluitend plantaardig voedsel aten, want nu werd met dierlijk vlees het voedsel van de mens vermeerderd. Jehovah God zeide evenwel na de vloed: „Ik zal voortaan den aardbodem niet meer vervloeken om des mensen wil; want het gedichtsel van ’s mensen hart [de neiging van de geest des mensen] is boos van zijn jeugd aan.” — Gen. 8:21, AV; 9:1-7.
11, 12. Hoe weten wij dat de vloek die op de grond rustte, na de vloed werd opgeheven?
11 Hoe weten wij dat de vloek die op de grond rustte, na de vloed werd opgeheven? Omdat eeuwen later wordt bericht, in Genesis 13:10: „Toen sloeg Lot zijn ogen op en zag, dat de gehele streek van de Jordaan rijk aan water was; voordat de HERE Sodom en Gomorra verwoest had, was zij tot Zoar toe als de hof des HEREN” (NBG). Er kon stellig geen vloek op de grond van de streek of het stroomgebied van de Jordaan rusten indien dit stroomgebied met des Heren hof van Eden vergeleken kon worden. Wat dit aan de Israëlieten beloofde land betreft, in Numeri 13:23 wordt een verslag gegeven over hetgeen de verspieders aantroffen: „Toen zij in het dal Eskol gekomen waren, sneden zij daar een rank met één tros druiven af, die zij met hun tweeën aan een draagstok droegen; ook enige granaatappelen en vijgen” (NBG). Toen de verspieders verslag uitbrachten over de toestanden die zij hadden aangetroffen, konden zij naar waarheid verklaren: „Het druipt werkelijk van melk en honing” (Num. 13:27, PC). Dit klinkt anders dan de beschrijving van een land dat vervloekt was, een land dat alleen maar doornen en distels en wilde planten kon voortbrengen voor het onderhoud van de mens.
12 Wederom wordt er een beschrijving van dit beloofde land gegeven, in Deuteronomium 8:7-9; 11:10-15 (PC): „De HERE, uw God, brengt u in een goed land, een land van waterbeken, fonteinen en diepten, die in dalen en in bergen uitvlieten; een land van tarwe en gerst, en wijnstokken, en vijgebomen, en granaatappelen; een land van olierijke olijfbomen, en van honig; een land, waarin gij brood zonder schaarsheid eten zult, waarin u niets ontbreken zal; een land, welks stenen ijzer zijn [bevatten, AV], en uit welks bergen gij koper uithouwen zult.” „Dat land, dat ge in bezit gaat nemen, is niet als het land van Egypte, dat ge hebt verlaten, en dat ge, wanneer ge gezaaid hadt, als een moestuin met uw voet [met de hand, AV] water moest geven. Neen, het land, dat gij aan de overkant in bezit gaat nemen, is een land van bergen en dalen, en het wordt door de regen van de hemel gedrenkt; een land, waar Jahweh, uw God, zorg voor draagt; waarop van het begin van het jaar tot het eind voortdurend de ogen van Jahweh gericht zijn. Wanneer gij gewillig gehoorzaamt aan de geboden, die ik u heden geef, wanneer gij Jahweh, uw God, bemint en Hem met heel uw hart en heel uw ziel dient, dan zal Hij op tijd regen aan uw land schenken, de najaars- en de voorjaarsregen, zodat ge uw graan, most en olie zult oogsten; dan zal Hij voor uw vee gras op uw weiden geven, en zult ge eten tot verzadigens toe.”
13. Waarom is dan de aarde niet onderworpen?
13 Welnu, indien de vloek die op de aarde rustte, is opgeheven, waarom is de aarde dan niet onderworpen? In Deuteronomium 11:16, 17, 26-28 wordt aangetoond waarom: „Maar zorgt er voor dat uw hart zich niet laat verleiden, dat gij niet afdwaalt, en vreemde goden dient en aanbidt. Want dan ontbrandt de toorn van Jahweh tegen u; dan zal Hij de hemel sluiten, zodat er geen regen valt en de bodem geen opbrengst meer levert; dan zult gij spoedig uit het heerlijke land, dat Jahweh u geeft, worden verdelgd. Ziet, heden houd ik u zegen voor en vloek. Zegen, zo gij gehoorzaamt aan de geboden van Jahweh, uw God, die ik u heden ga geven! Vloek, zo gij niet gehoorzaamt aan de geboden van Jahweh, uw God, maar de weg verlaat, die ik u heden toon en vreemde goden naloopt, die gij niet kent” (PC). In Deuteronomium 30:19, 20 wordt melding gemaakt van een soortgelijke keuze van leven of dood: „Ik roep heden de hemel en de aarde tegen u tot getuigen dat ik u het leven en de dood heb voorgesteld, de zegen en de vloek; kies daarom het leven, opdat gij en uw nakomelingen mogen leven, door de HERE, uw God, lief te hebben, door zijn bevelen ter harte te nemen, en door hem aan te hangen; want dat zal leven voor u betekenen” (AV). Ook in Leviticus 26:14-43, en in andere schriftuurplaatsen, word gewaarschuwd voor de vloeken die het gevolg zouden zijn van ongehoorzaamheid.
14. Wat zou de mens voor de aarde kunnen doen, wat doet hij echter voornamelijk?
14 Wat de mensheid er daarom nu van weerhield, de aarde in overeenstemming met Jehovah’s oorspronkelijke voornemen te onderwerpen, waren de vloeken die op hen rustten wegens hun ongehoorzaamheid. Het waren veeleer deze vloeken die hen thans plaagden dan enige vloer die op de grond rustte en welke werd uitgesproken ten tijde dat de mens uit Eden werd verdreven. Maar toch kon de mens veel doen om de aarde te verfraaien, indien hij zijn aardse tehuis niet zo ongehoorzaam misbruikte. Hij heeft vele mooie parken aangelegd en hij heeft enkele van de meest in het oog vallende natuurwonderen, die van de majesteit van de Schepper getuigen, als nationale parken afgezonderd. In deze plaatsen is tussen mensen en dieren een zekere mate van vrede hersteld. Maar de mens is met het verfraaien van de aarde en het herstellen van de vrede met het dierenrijk niet zo ver gegaan als hij had gekund. In plaats daarvan heeft hij de natuurlijke hulpbronnen der aarde geëxploiteerd en de dieren voor commerciële winst alsook voor sport gedood. In zijn hebzucht heeft hij de bergen kaal geschoren door de bossen om te hakken, en de metalen uit de aarde gedolven en ze in schepen en vliegtuigen omgezet, welke daarna in de zee zijn gezonken of uit de lucht zijn omlaaggestort.
15. Waardoor zullen de vloeken wegens ongehoorzaamheid, tot een hoogtepunt worden gebracht?
15 In plaats dat de mens de aarde onderwerpt, verderft hij de aarde, en in Openbaring 11:18 (NW) staat dat Jehovah God ’hen zal verderven die de aarde verderven’. Met het oog op de groeiende ongehoorzaamheid van de mens is hij in de ogen des Heren steeds meer te laken en spoedig zullen de vloeken wegens ongehoorzaamheid, door Jehovah’s strijd van Armageddon tot een hoogtepunt worden gebracht. Betreffende deze vernietigende vloek die de aarde zal treffen, wordt in Gods Woord bekendgemaakt: „De aarde is ontwijd door haar bewoners, omdat zij de wetten hebben overtreden, de inzetting ontdoken, het eeuwig verbond verbroken. Daarom verslindt een vloek de aarde en moeten haar bewoners boeten; daarom worden de bewoners der aarde door een gloed verteerd en blijven er weinig stervelingen over. Schrik en kuil en strik over u, bewoners der aarde! En het zal geschieden, dat wie vlucht voor het schrikaanjagend gedruis, in den kuil valt en dat wie uit den kuil klimt, in den strik gevangen wordt; ja, de sluizen in den hoge worden geopend en de grondvesten der aarde beven. De aarde barst geheel open, de aarde schudt hevig, de aarde wankelt vervaarlijk; de aarde waggelt zeer als een beschonkene en zwaait heen en weer als een nachthut; want haar overtreding drukt zwaar op haar; zij valt en staat niet weer op.” — Jes. 24:5, 6, 17-20, NBG.
JEHOVAH’S VOORNEMEN MET BETREKKING TOT DE AARDE VERVULD
16. Welk werk zal daarna worden verricht met betrekking tot de aarde?
16 Wat zal daarna geschieden? Na deze catastrophale val van Satans wereld tijdens de voltrekking van Jehovah’s vurige oordelen, waaruit noch het hemelse noch het aardse deel van Satans wereld ooit weer zal opstaan, zullen zij die aan Jehovah’s zijde staan en die in het leven blijven, zich verheugen in de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde, die door Jehovah’s Woord worden beloofd. In dit nieuwe theocratische samenstel van dingen zullen er op deze blijvende, letterlijke aarde geen vloeken meer rusten wegens ongehoorzaamheid, aangezien de ongehoorzamen in Armageddons reinigende gloed zullen zijn weggevaagd (Pred. 1:4; 2 Petr. 3:13; Openb. 21:1; 22:3). Dan zal de aarde, die onder geen enkele vloek op haar grond of vloek wegens de ongehoorzaamheid van haar menselijke bewoners te lijden zal hebben, in overeenstemming met het goddelijke voornemen dat voor het eerst in Eden werd aangekondigd, worden onderworpen. Tegenwoordig worden maandagen soms „vervelend” genoemd omdat de maandag het begin is van een week van werk dat dikwijls onplezierig is. Maar in die nieuwe wereld zullen vervelende maandagen zijn verdwenen en vergeten, want het werk dat er in bestaat deze aardbol in een paradijs te veranderen, zal een vreugde en voldoening schenken, die alle beschrijving te boven gaat. Dan zullen de mensen lang van het werk hunner handen genieten. In plaats dat de aarde doornen en distels zal voortbrengen, zal ze overvloedig reageren op de zorg van de mens en rijkelijk voortbrengen wanneer het land zijn gewas geeft (Ps. 67:7; Jes. 55:13). Zelfs de woestijngebieden zullen bloeien als een roos wanneer ze door de mens worden bebouwd en de zegen van Jehovah er op rust. — Jes. 35:1.
17. Welke verhouding zal er tussen mensen en dieren bestaan?
17 Er zal heerschappij over de dieren worden gevoerd en tussen hen en de mensen zal vrede worden bevestigd. Nu vinden wij het prettig katten en honden als lievelingsdieren te hebben en in enkele parken hebben wij een nog grotere vreugde wanneer een eekhoorntje of een duif uit onze hand eet, en wanneer wij in een dierentuin wandelen, hebben wij wellicht zelfs het verlangen de zachte manen van de leeuw te strelen of over het gestreepte vel van de tijger te aaien. Maar wijselijk onderdrukken wij deze natuurlijke prikkel, want wij weten dat wanneer wij onze hand over zijn pels zouden laten gaan, hij wellicht zijn tanden in onze hand zet. De wilde dieren wantrouwen ons evenzeer als wij hen wantrouwen. In de nieuwe wereld zal de mens echter heerschappij oefenen, niet door vrees en angstaanjaging, of door jagers of opzichters in dierentuinen of dierentemmers in circussen, maar door zulk een volmaakt wederzijds vertrouwen dat zelfs een klein kind het wildste beest kan leiden. Zelfs de leeuw zal dan vegetariër worden. — Jes. 11:6-9; Hos. 2:17.
18. Welke woorden zullen dan volledig in vervulling gaan, en op wiens waarborg?
18 Dan zal ook de opdracht, de aarde met een rechtvaardig mensengeslacht te vullen, volledig in vervulling gaan. Wat een vreugde zal dat zijn op de paradijsachtige aarde, wanneer alle dieren lievelingsdieren zijn en de kinderen worden opgevoed in het „strenge onderricht en de gezaghebbende raad van Jehovah”! (Ef. 6:4, NW). Er zal geen misdadigheid door de volwassenen noch door de jeugd zijn, en er zullen zich in het geheel geen gezinsmoeilijkheden voordoen terwijl er geen huisgezinnen zullen uiteenvallen door echtscheiding of de dood. In de nieuwe wereld zal Gods voornemen in vervulling gaan dat hij voor het eerst in Eden heeft te kennen gegeven, namelijk, zijn wil dat de aarde bewoond zal worden (Jes. 45:18). Zijn woorden betreffende het vervullen van de aarde, het onderwerpen er van en de heerschappij van de mens over de andere schepselen der aarde — geen van deze woorden zal ledig en onvervuld tot hem terugkeren alsof ze zoveel als wind waren. „Mijn voornemen,” verklaart Jehovah, „zal blijven bestaan, en al mijn welbehagen zal ik doen. . . . Ik heb het gesproken, en ik zal het doen geschieden; ik heb het mij voorgenomen, en ik zal het doen.” Wederom besluit hij: „Zo is het ook met het woord uit mijn mond; niet ledig keert het tot Mij terug, maar wat Mij behaagt, richt het uit, het volbrengt [het voornemen], waartoe Ik het zond!” — Jes. 46:10, 11, AV; 55:11, PC, AV.
19. Wat kiezen de mensen thans?
19 De mens is thans in de gelegenheid dit oorspronkelijk voorgenomen leven onder volmaakte toestanden, dat er toe is bestemd gedurende de eindeloze eeuwen des tijds voort te duren, te kiezen. In feite kiezen de mensen op aarde thans dat leven of de eeuwige dood.